nr. 6
VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN
DE RAAD VAN STATE
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de strafrechtelijke
immuniteiten van publiekrechtelijke rechtspersonen en hun leidinggevers op
te heffen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
2. Niet strafbaar is de ambtenaar of de publiekrechtelijke rechtspersoon
die een feit begaat dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering
van een publieke taak bij wettelijk voorschrift opgedragen.
B
Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een
lid ingevoegd, dat luidt:
3. Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn op gelijke voet met andere
rechtspersonen vervolgbaar.
2. In het vierde lid wordt «de vorige leden» vervangen
door: dit artikel.
ARTIKEL II
Artikel 9, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering komt te luiden:
3. De officier van justitie bij het functioneel parket is belast
met de vervolging van:
a. strafbare feiten waarvan de opsporing ingevolge artikel 3 van
de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten tot de taken van een bijzondere
opsporingsdienst behoort;
b. publiekrechtelijke rechtspersonen.
ARTIKEL III
Artikel 51, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit komt
te luiden na inwerkingtreding van deze wet, is niet van toepassing in gevallen
waarin het strafbare feit is begaan voor de datum van inwerkingtreding van
deze wet.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.Gegeven
De Minister van Justitie,