30 536
Regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening (Postwet 20..)

nr. 9
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 15 januari 2007

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel e, vervalt, onder verlettering van de onderdelen f, g en h tot onderdelen e, f en g.

B

Artikel 14, derde lid, onderdelen a en b, komen te luiden:

a. vervoer van aangetekende poststukken;

b. vervoer van poststukken met aangegeven waarde;.

C

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25

In afwijking van de artikelen 23 en 24 worden de kosten van het vervoer van poststukken die in hoofdzaak tekst bevatten in voor blinden bestemde tekens en die elk afzonderlijk ten hoogste zeven kilogram wegen door de verlener van de universele postdienst gedragen.

D

Achter de nummers van de paragrafen 7.3 en 13.1 tot en met 13.4 wordt telkens een punt geplaatst.

E

Artikel 66 vervalt.

F

Artikel 84 komt te luiden:

Artikel 84

In afwijking van artikel 13, eerste lid, wordt met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 13, eerste lid, een bij besluit van Onze Minister te bepalen rechtspersoon aangewezen als verlener van de universele postdienst.

G

De bijlage vervalt.

TOELICHTING

Algemeen

Aan de wijzigingen van het wetsvoorstel die door deze nota van wijziging worden doorgevoerd, liggen geen beleidsmatige overwegingen ten grondslag.

In de eerste plaats worden resterende redactionele verbeteringen aangebracht.

In de tweede plaats vervallen artikel 66 en de bijlage, en in het verlengde daarvan een tweetal verwijzingen naar de richtlijn nr. 97/67/EG in artikel 14. Dit houdt verband met de stand van zaken van de behandeling van het voorstel van wet, houdende de Wet totstandkoming en implementatie EG-besluiten op het terrein van de energie, post en telecommunicatie (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 474).

In de derde plaats wordt artikel 84 zodanig aangepast dat er geen problemen optreden bij naamswijziging van de rechtspersoon die als eerste verlener van de universele postdienst wordt aangewezen.

Onderdelen A, B, E en G

Ten tijde van het indienen van dit wetsvoorstel was het de bedoeling artikel 66, over de wijze van implementatie van Europese richtlijnen inzake post, te laten aansluiten bij de systematiek van het voorstel van wet, houdende de Wet totstandkoming en implementatie EG-besluiten op het terrein van de energie, post en telecommunicatie (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 474). De behandeling van dit wetsvoorstel is nog niet afgerond. Er wordt echter naar gestreefd om voor de postsector tot een wet te komen die zo weinig mogelijk behoeft te worden gewijzigd indien de Europese richtlijnen voor de postsector in de toekomst zullen worden gewijzigd. Daartoe volstaat artikel 65. Artikel 66 en de bijlage worden niet gehandhaafd, omdat zij zozeer met het genoemde wetsvoorstel samenhangen dat de behandeling daarvan moet worden afgewacht.

Onderdelen C en D

Hiermee worden redactionele verbeteringen aangebracht.

Onderdeel G

In artikel 84 wordt Koninklijke TPG Post B.V. met ingang van de datum van inwerkingtreding van de wet aangewezen als verlener van de universele postdienst. Met ingang van 16 oktober 2006 is de naam van de deze vennootschap gewijzigd in Koninklijke TNT Post B.V. Deze rechtspersoon of zijn rechtsopvolger zal met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet als verlener van de universele postdienst worden aangewezen. Door omstreeks dat tijdstip de actuele naam van de rechtspersoon, die als verlener van de universele postdienst wordt aangewezen, in een besluit van Onze Minister op te nemen wordt onduidelijkheid als gevolg van een eventuele nieuwe naamswijziging voor dat tijdstip voorkomen.

De Minister van Economische Zaken,

J. G. Wijn

Naar boven