30 536
Regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening (Postwet 20..)

nr. 80
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 11 augustus 2008

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 2 juli 2008 overleg gevoerd met staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken over:

– het onderzoek van de Arbeidsinspectie naar de beloning van postbezorgers d.d. 1 juli 2008 (30 536, nr. 79).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Vos (PvdA) vraagt allereerst waarom het onderzoek van de Arbeidsinspectie zo lang heeft geduurd en waarom het resultaat vertrouwelijk is gepresenteerd. Zij is verbaasd over de conclusies. In Nederland hoort iemand het wettelijk minimumuurloon te kunnen verdienen, maar uit het onderzoek blijkt dat veel mensen met een zogenaamde overeenkomst van opdracht (OVO) minder verdienen. Het bedrijf VSP, onderdeel van TNT, maakt het het bontst. Het gaat om werk dat door werknemers in loondienst moet worden gedaan en niet door mensen met een OVO. Het beginselakkoord dat vakbonden en werkgevers een paar maanden geleden hebben ondertekend, moet daartoe zo snel mogelijk concreet gemaakt worden. De postmarkt moet een eerlijke markt worden, zowel voor werknemers als in de concurrentie tussen de bedrijven. Wat is de stand van zaken rond het beginselakkoord? Waarom is nog geen onafhankelijke deskundige aangesteld om de bonden en bedrijven te ondersteunen bij de verdere uitwerking? Op welke wijze zal de staatssecretaris de discussie over de arbeidsvoorwaarden vlot gaan trekken? Wat heeft de staatssecretaris gedaan met de kritiek van de bedrijven op het onderzoek? De bedrijven hebben een ruim aannemingsbeleid: iedereen mag er komen werken. Dat kan verklaren dat een aantal mensen het wettelijk minimumloon niet haalt. Als de bedrijven mensen aannemen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, moet overwogen worden om loonkostensubsidies te verstrekken.

Mevrouw Gesthuizen (SP) prijst het onderzoek van de Arbeidsinspectie en is geschokt door de reactie van de bedrijven. De bedrijven laten zich laatdunkend uit over de mensen die hun post bezorgen. Wat is de mening van de staatssecretaris over deze uitlatingen? Het overgrote deel van de bezorgers blijkt het minimumuurloon niet te kunnen verdienen. De staatssecretaris geeft aan dat dit moet veranderen, maar er komt geen vaart in de zaak. Is het onvermijdelijk dat de zaak nog weer een halfjaar vooruitgeschoven wordt? De staatssecretaris heeft geschreven dat de bevindingen van de Arbeidsinspectie aanleiding moeten zijn om de beloning van bezorgers met een OVO aan te passen. Is hij er ten principale van overtuigd dat er voor postbezorgers een cao moet komen? Moeten alle mensen met een OVO in principe het wettelijk minimumloon kunnen verdienen?

De heer Ten Hoopen (CDA) vindt dat medewerkers die voldoen aan de criteria voor het wettelijk minimumloon, dat loon daadwerkelijk moeten kunnen verdienen. De conclusies van het onderzoek van de Arbeidsinspectie zijn zorgwekkend. De staatssecretaris heeft krachtige instrumenten om de wet te handhaven: boetes en last onder dwangsom. In november 2007 trok de staatssecretaris de conclusie dat de bedrijven niet altijd het minimumloon betalen. Waarom heeft hij al die tijd geen gebruikgemaakt van de instrumenten die hem ten dienste staan? Hoe komt het dat de verhouding tussen de staatssecretaris en de nieuwe postbedrijven zo verslechterd is?

Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de arbeidsvoorwaarden en de overheid is verantwoordelijk voor een aantal normen zoals het minimumloon en de arboregels. De staatssecretaris is in dezen niet consistent. Eerst vond hij de arbeidsvoorwaarden de verantwoordelijkheid van de sociale partners. Vervolgens verraste hij iedereen door de positie van de werkgever en de werknemer te ondergraven. Als het minimumloon niet betaald wordt, dient de staatssecretaris de Arbeidsinspectie de opdracht te geven de wet te handhaven. De last onder dwangsom is een proportioneel en effectief instrument. Is de staatssecretaris bereid om onmiddellijk op te treden en de verantwoordelijkheid voor de arbeidsvoorwaarden terug te leggen waar zij thuishoort?

Per 1 januari 2009 moet voldaan worden aan de voorwaarden voor liberalisering, zodat consumenten en bedrijven, met name het mkb, verlost zijn van een privaat monopolie en kunnen profiteren van een vrije postmarkt.

De heer Aptroot (VVD) ergert zich aan het optreden van de staatssecretaris in het postdossier. Door gedraai en achterkamertjespolitiek wordt de geliberaliseerde postmarkt opgehouden. Het onderzoek van de Arbeidsinspectie is ondeugdelijk, zoals ook blijkt uit het commentaar van professor Van der Zwan erop. Als er al iets van klopt, blijkt juist een dochterbedrijf van TNT ver onder de normen te zitten. Daarmee worden andere bedrij-ven belemmerd om de markt op te gaan. De arbeidsvoorwaarden zijn aan werkgever en werknemer. Voor de controle op naleving van de Wet minimumloon moet bekeken worden of sprake is van een arbeidsrelatie. Zo ja, dan moet gewoon worden opgetreden.

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris wijst op de zorgvuldigheid van het kabinet inzake het liberaliseren van de postmarkt. De vraag is niet óf de postmarkt opengaat, de vraag is hóé dat gebeurt. Daarbij gaat het om zorgvuldigheid met het oog op de arbeidsvoorwaarden en het gelijke Europese speelveld.

Begin 2007 zijn door de CDA-fractie schriftelijke vragen gesteld over vermeende misstanden bij nieuwe postbedrijven. Het kabinet is gevraagd, de Arbeidsinspectie een onderzoek te laten verrichten. Bij de plenaire behandeling van de Postwet in april 2007 is dat verzoek herhaald. Door de PvdA-fractie werd een amendement ingediend gericht op de arbeidsvoorwaarden van postbezorgers. Uiteraard is het maken van goede arbeidsvoorwaarden primair een zaak van werkgevers en werknemers, maar de overheid heeft er wel degelijk een rol in. De overheid is verantwoordelijk voor het handhaven van de wettelijke kaders.

Besloten is onderzoek te laten doen naar de vraag of de sociale bescherming van postbezorgers die met een OVO werken afdoende is geregeld. De conclusie van dat onderzoek van november 2007 was dat de Wet minimumloon van toepassing is indien dit in de OVO staat of indien de postbezorger aan de volgende voorwaarden voldoet: hij heeft niet meer dan twee andere opdrachtgevers, de duur van de arbeidsrelatie bedraagt ten minste drie maanden, er wordt minimaal vijf uur per week gewerkt en er wordt voldaan aan het persoonlijkheidsvereiste. Dat laatste geldt als het werk feitelijk wordt uitgevoerd door de opdrachtnemer. Dit betreft een juridische inschatting, aangezien geen jurisprudentie bestaat over opdrachtnemers die een beroep doen op de Wet minimumloon. Voor de rechter is daarbij mogelijk ook van belang of dat werk eventueel af en toe door derden wordt gedaan. De beloning van postbezorgers bleek in het recente verleden in sommige gevallen onder het minimumloon uit te komen. De postbedrijven hebben daarop aangegeven dat zij hun beloningssystemen zo zouden aanpassen, dat postbezorgers die voldoen aan de uurnormen voor het aantal te sorteren en te bestellen poststukken, minimaal het minimumloon verdienen.

In het kader van de zorgvuldigheid is daarop besloten, de Arbeidsinspectie dit te laten monitoren. Dit onderzoek is zorgvuldig geweest en heeft mede daardoor lang geduurd. Op drie manieren is informatie verkregen over de uurverdiensten: de bedrijven hebben informatie aangeleverd, er is een enquête gehouden onder de bezorgers, en inspecteurs hebben meegelopen. De bevindingen ondersteunen elkaar: de gehanteerde vergoedingssystemen leiden er niet in alle gevallen toe dat een postbezorger daadwerkelijk het minimumloon verdient. De gestelde normen zijn niet altijd redelijkerwijs haalbaar.

De bedrijfsinformatie is vertrouwelijk verstrekt, omdat het bedrijfseconomische gegevens betreft. Het is niet de bedoeling dat concurrenten deze gegevens kunnen inzien. De methodologie en contra-expertise is openbaar, maar Kamer en kabinet dienen zich aan de vertrouwelijkheid van bedrijfsgegevens te committeren.

Gedurende het gehele onderzoekstraject is op ambtelijk niveau contact onderhouden met de betrokken bedrijven. Aan de start van het traject hebben de bedrijven gereageerd op de opzet van het onderzoek en is de opzet op onderdelen veranderd. Zo is een vraag over het werktempo toegevoegd aan de vragenlijst. Ook is besloten om inspecteurs met de postbezorgers te laten meelopen. De bedrijven hebben gereageerd op de conceptrapportage. Die reacties hebben geleid tot de correctie van feitelijke onjuistheden. Op onderdelen is de gevolgde methode nader uitgelegd. Ten slotte zijn de bedrijven in de gelegenheid gesteld om hun reactie op het onderzoek mee te sturen met de brief van de staatssecretaris.

De heer Van der Zwan heeft kritiek geleverd op de wijze waarop informatie is verkregen over de uurverdiensten. Volgens hem kent het onderzoek een bijzonder hoge uitval onder de respondenten. Zijn mening is gebaseerd op een ongecorrigeerd concept van het rapport, waar een fout in was geslopen. De feitelijke non-response bedraagt 25%, hetgeen heel gebruikelijk is bij dit soort onderzoek. De achterliggende redenen van de uitval bleken bovendien niets van doen te hebben met het onderwerp van het onderzoek. Een ander kritiekpunt betrof de eigen betrokkenheid van partijen bij het onderzoek. Dat geldt echter zowel de werkgever als de postbezorger. Beide partijen hebben hun visie gegeven en die visies zijn onafhankelijk getoetst. Behoorlijk wat bezorgers hebben aangegeven het werk langzaam te doen of vaak te onderbreken. Als de bezorgers hadden willen manipuleren, hadden ze allemaal aangegeven dat ze met een buitengewoon hoog tempo werken. De heer Van der Zwan zag ook een onacceptabel grote spreiding in de beloningsgegevens van de postbezorgers. Het onderzoeksbureau heeft daarop aangegeven dat de spreiding niet abnormaal groot is en dat een specifieke statistische toets, de Z-toets, is gebruikt om over de resultaten uitspraken te doen.

Eerder is aangegeven dat met name de arbeidsvoorwaarden een zwaarwegende voorwaarde zijn voor het openen van de postmarkt. Mensen die normaal hun werk doen, moeten ten minste het minimumloon kunnen verdienen. De bevindingen van de Arbeidsinspectie moeten aanleiding zijn om de beloning van postbezorgers met een OVO aan te passen.

De staatssecretaris is zeer actief om het totstandkomen van een cao te bevorderen, waarvoor het primaat bij de sociale partners blijft liggen. Met het rapport van de Arbeidsinspectie is een nieuw feit gepresenteerd. Er wordt een klemmend beroep op bonden en bedrijven gedaan om opnieuw naar de onderhandelingstafel te gaan. Met het beginselakkoord zijn belangrijke stappen gezet, maar nu komt het erop aan om de afspraken in een cao te gieten. Bonden noch bedrijven zitten op een bemiddelaar te wachten. Wel hebben ze te kennen gegeven behoefte te hebben aan technische arbeidsrechtelijke ondersteuning. Enkele partijen hebben gevraagd om een financiële scheidsrechter om te bezien of het ingroeimodel netjes gevolgd wordt. Die ondersteuning is toegezegd. Als er behoefte is aan beter inzicht in de mogelijkheden van loonkostensubsidies, gemeentelijke ondersteuning en wat dies meer zij, dan zal dat ook zeker worden geboden. De staatssecretaris van SZW zal worden gevraagd, contact met de bonden en de postbedrijven op te nemen om de mogelijkheden te bespreken.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Vos (PvdA) blijft verbaasd over de lange duur van het onderzoek van de Arbeidsinspectie. Zij vraagt de staatssecretaris om het rapport, ontdaan van bedrijfsvertrouwelijke gegevens, openbaar te maken. Daarnaast hoort zij graag of de postmarkt opengaat op het moment dat er een cao ligt.

Mevrouw Gesthuizen (SP) constateert met vreugde dat de staatssecretaris van het stukloon in de postmarkt af wil. De werknemers in deze sector moeten zo snel mogelijk zorgvuldig worden behandeld. Zij vindt overigens dat de postmarkt niet verder geliberaliseerd moet worden.

Welke conclusies zal de staatssecretaris aan het rapport van de Arbeidsinspectie verbinden? Komen er sancties of dwangmaatregelen? Hoe zullen vormen van schijnzelfstandigheid worden aangepakt?

De heer Ten Hoopen (CDA) vindt dat er te weinig gebeurt. Is de staatssecretaris in staat om de voorwaarden te realiseren om tot liberalisering van de postmarkt te komen?

Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de arbeidsvoorwaarden. De overheid is alleen aan zet bij algemeenverbindendverklaring, bij goede doelen in de cao. Door steeds eisen te stellen, verstoort de staatssecretaris het vertrouwen tussen sociale partners. Het is een kerntaak van de overheid om werknemers te beschermen. Die bescherming had allang in gang moeten worden gezet.

Wat is het actieplan van de staatssecretaris richting oktober? Hoe ziet zijn tijdpad eruit? Wat zullen de resultaten op de verschillende momenten moeten zijn? Op 1 januari 2009 moet daadwerkelijk kunnen worden geliberaliseerd.

De heer Aptroot (VVD) sluit zich aan bij de kritiek en vragen van de heer Ten Hoopen. De staatssecretaris is overigens niet consistent geweest. In de Postwet stond niet dat de arbeidsvoorwaarden geregeld moesten worden. Een amendement daartoe is in de wet «gefrommeld».

Door de huidige situatie zijn niet alleen een paar bedrijven en een heleboel werkenden in het land de dupe, maar wordt ook te veel betaald voor de post tot 50 gram. Dit monopolie moet zo snel mogelijk worden opgeheven.

De staatssecretaris constateert dat de consistentie op dit dossier in de zorgvuldigheid zit. Stap voor stap is met instemming van de Kamer het proces doorlopen. Het is nu aan de sociale partners om een cao op te stellen. De staatssecretaris treedt daarin faciliterend op. Als het niet lukt, komen er wettelijke maatregelen: «het haakje» in de Postwet en duidelijkheid rond de Wet minimumloon.

Het is mogelijk dat over en weer het vertrouwen geschaad is. Het is voorstelbaar dat de bonden niet blij zijn dat zij met het inspectierapport op tafel met de werkgevers moeten gaan onderhandelen. Na de eerste stap van het beginselakkoord moet men echter doorzetten. De staatssecretaris zal daarbij maximale inhoudelijke expertise inzake het arbeidsrecht leveren. Daarnaast is er de bereidheid om een financiële scheidsrechter te betalen die toeziet op het ingroeimodel.

Met betrekking tot de schijnzelfstandigheid treedt staatssecretaris Bussemaker in de zorg op om de consequenties van de keuze voor alfahulpen te verduidelijken. Het ministerie van SZW zal onderzoek verrichten naar zelfstandigen zonder personeel en naar de motieven om zelfstandig te worden en om zelfstandigen in te huren. Na het reces wordt de Kamer daarover geïnformeerd.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tichelaar

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Franke


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Blom (PvdA), Van Gennip (CDA), De Rouwe (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Weekers (VVD), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (ChristenUnie), Atsma (CDA), De Krom (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).

Naar boven