30 536
Regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening (Postwet 20..)

nr. 66
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 januari 2008

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 12 december 2007 in tweede termijn overleg gevoerd met staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken over:

– de brief van 27 november 2007 over de arbeidsvoorwaarden van postbezorgers (30 536, nr. 55);

– de brief van 27 november 2007 over de stand van zaken in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland (30 536, nr. 56);

– de brief van 27 november 2007 over het postbesluit met betrekking tot TNT Post als leverancier (30 536, nr. 57);

– de brief van 5 december 2007 over arbeidsvoorwaarden post (30 536, nr. 58).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Gesthuizen (SP) benadrukt dat de staatssecretaris het uitstel van de openstelling van de postmarkt moet gebruiken om de arbeidsvoorwaarden van de werknemers in de postsector eindelijk goed te regelen. Hij lijkt daar niet toe genegen, want hij motiveert zijn besluit tot uitstel louter en alleen door te verwijzen naar de ontwikkelingen in Duitsland. Gevolg hiervan is dat door de concurrentie op arbeidsvoorwaarden van echte banen bijbanen worden gemaakt.

De vakbonden hebben klip en klaar aangegeven dat ingrijpen door de staatssecretaris nodig is om de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden vlot te trekken. Zo vragen zij om de wettelijke verplichting voor de postbedrijven om hun bezorgers in dienst te nemen. Waarom steunt de staatssecretaris de vakbonden niet? Als hij dat doet slaat hij drie vliegen in één klap: de impasse in de onderhandelingen wordt doorbroken, de rechten van de werknemers worden gewaarborgd en Nederlandse bedrijven zijn op de Duitse markt niet langer slechter af dan op de Nederlandse.

Onlangs was in de kranten de suggestie te lezen om nieuwkomers in strijd met het door de staatssecretaris afgekondigde uitstel toe te staan een quotum aan poststukken onder de 50 gram te bezorgen. Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze suggestie?

De NMa heeft uitgesproken dat zzp’ers onderling geen prijsafspraken mogen maken. Welke gevolgen heeft deze uitspraak voor postbezorgers met een overeenkomst van opdracht (verder: OVO)?

Ten slotte wijst mevrouw Gesthuizen op onderzoek van FNV Bondgenoten waaruit blijkt dat in ieder geval in één OVO is opgenomen dat postbezorgers wel maar het postbedrijf geen opzegtermijn in acht hoeft te houden. Hoe verhoudt zich dit tot de uitspraak van de staatssecretaris dat postbedrijven voor al hun medewerkers een opzegtermijn moeten hanteren?

Mevrouw Vos (PvdA) steunt het besluit van de staatssecretaris om de openstelling uit te stellen. Dat geldt ook voor zijn argumenten voor dit besluit. Kan hij echter ook aangeven wanneer alsnog besloten zal worden tot openstelling? Wanneer is er met andere woorden sprake van een gelijk speelveld met Duitsland?

De «working poor» is een belangrijk thema in de Verenigde Staten. Zover mag het in Nederland nooit komen. Dat betekent in dit geval dat de arbeidsvoorwaarden van de postbezorgers geregeld moeten zijn voordat besloten wordt tot openstelling.

De juridische status van de OVO is nog steeds niet geheel duidelijk. Is de staatssecretaris bereid om de minister van Sociale Zaken te verzoeken de constructie van een zzp’er met een OVO in de postsector nogmaals tegen het licht te houden?

De Arbeidsinspectie onderzoekt de normering van de stuklooncontracten. Is het mogelijk om dit onderzoek in het eerste kwartaal van 2008 af te ronden?

Mevrouw Vos zegt het voorstel van de vakbonden te steunen om de postmarkt op 1 april open te stellen. Dat biedt namelijk alle partijen duidelijkheid, ook de postbezorgers. Bovendien blijft zo de druk op de ketel, wat de werkgevers dwingt om serieus met de bonden te overleggen. Dat is noodzakelijk, want VSP ziet er zelfs geen been in om dertienjarige postbezorgers te werven. Wat kan de staatssecretaris doen om te bevorderen dat er voor 1 maart een akkoord ligt tussen vakbonden en werkgevers? Wordt er al gewerkt aan een AMvB arbeidsvoorwaarden? En hoe denkt de staatssecretaris over bindende arbitrage?

De staatssecretaris heeft toegezegd dat het jaarverslag van TNT BV door de Opta zal worden gebruikt. Een en ander wordt in een ministeriële regeling vastgelegd. Wordt deze regeling ook voorgehangen?

Ten slotte vraagt zij of het mogelijk is om de NMa versneld onderzoek te laten doen naar het marktgedrag van VSP.

De heer Aptroot (VVD) zegt dat hij een voorstander is en blijft van liberalisering van de postmarkt. Tot openstelling van de Nederlandse postmarkt mag echter alleen worden overgegaan als er sprake is van een gelijk speelveld en daarvan is door de ontwikkelingen in met name Duitsland geen sprake meer.

Nu Duitsland en wellicht ook Frankrijk niet genegen lijken te zijn om te komen tot daadwerkelijke liberalisering, moet Nederland zich bezinnen op tegenmaatregelen. Een van die maatregelen zou het opnemen van het reciprociteitsbeginsel in de Postwet kunnen zijn. Dat betekent dat een nieuwkomer van de Nederlandse markt wordt geweerd als het moederbedrijf op de thuismarkt bescherming geniet. Als de Europese wet- en regelgeving zich hiertegen verzet, moet Nederland dat op de koop toe nemen. Daarbij komt dat de procedure die de Commissie hiertegen aan kan spannen, jaren zal duren.

Het is natuurlijk onjuist dat nieuwkomers de dupe worden van het uitstel van de openstelling. De regering en de Tweede Kamer hebben namelijk de openstelling van de markt op 1 januari 2008 nooit ter discussie gesteld. De discussie beperkte zicht immers tot de voorwaarden waaronder dit zou gebeuren. Wat gaat de staatssecretaris doen om de gevolgen voor gedupeerde bedrijven, zonder buitenlands moederbedrijf, te verzachten?

Ten slotte zegt de heer Aptroot dat het uitstel niet langer dan drie maanden hoeft te duren. Dat stelt de staatssecretaris namelijk ruimschoots in de gelegenheid om een overgangsregeling voor het bedrijfsleven op te stellen en het reciprociteitsbeginsel in de Postwet op te nemen.

De heer Graus (PVV) zegt dat de ontwikkelingen in Duitsland voor hem geen verrassing zijn. Hij heeft nooit geloofd dat Duitsland wil meewerken aan een gelijk speelveld op de postmarkt als dat ten koste kan gaan van Deutsche Post. Gezien de opstelling van Duitsland is het goed dat nu tot uitstel is besloten. De vraag is echter wel of uitstel met een half jaar lang genoeg is. Hij benadrukt verder dat pas tot openstelling mag worden overgegaan als ook de btw-vrijstelling voor Deutsche Post is beëindigd.

De liberalisering van de postmarkt laat zien hoe dom het is om in Europa het beste jongetje van de klas te willen zijn. Die opstelling is niet alleen naïef, zij gaat ook ten koste van de belangen van Nederlandse burgers en bedrijven. Is de staatssecretaris bereid om zich in de toekomst kritischer tegenover Europa op te stellen? Zal hij zich verder hard opstellen tegenover Duitsland en de Commissie verzoeken een procedure tegen de Duitse btw-vrijstelling te beginnen?

Ten slotte zegt hij een voorstander te zijn van het opnemen van het reciprociteitsbeginsel in de Postwet.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA) zegt dat zij verrast was door het besluit van de staatssecretaris om de openstelling uit te stellen. Toen hij daartoe besloot, was immers nog niet alle informatie beschikbaar. Uit de brief van 5 december blijkt dat er ook nu nog vragen onbeantwoord zijn. Wat gaat de staatssecretaris bijvoorbeeld doen als het Duitse minimumloon voor de postsector niet wordt goedgekeurd door het Duitse parlement of als men besluit tot een ingroeimodel?

De staatssecretaris schrijft dat in de eerste helft van 2008 een nieuw besluit over de openstelling zal worden genomen. Kan hij echter ook toezeggen dat het uitstel maximaal een half jaar zal duren?

De noodremprocedure, die via een amendement van de CDA-fractie in de Postwet is opgenomen, houdt in dat de liberalisering niet doorgaat als er geen sprake is van een gelijk speelveld met Duitsland en Engeland. De staatssecretaris verwijst hier terecht naar, maar tegelijkertijd gaat hij er wel aan voorbij dat in de toelichting op het amendement ook staat dat de voordelen van liberalisering voor de toetreders en de afnemers nadrukkelijk meegewogen moeten worden. Is hij bereid om alsnog aan te geven waarom deze afweging ten gunste van uitstel zou moeten uitvallen?

De arbeidsvoorwaarden in de postsector zijn primair de verantwoordelijkheid van de sociale partners. Het mag dan ook niet zo zijn dat mede tot uitstel is besloten om de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden weer op gang te brengen. Bovendien is het nog maar de vraag of de postbezorgers gebaat zijn bij uitstel. TNT Post zet de voorgenomen reorganisatie immers gewoon door. Bovendien wordt de nieuwe toetreders hierdoor de ruimte ontnomen om de arbeidsvoorwaarden daadwerkelijk te verbeteren. Al met al lijkt de vraag gerechtvaardigd of het besluit tot uitstel gebaseerd is op een miscalculatie.

Toetreders en afnemers lijden schade door het uitstel. Voorstellen van de toetreders om de gevolgen van het besluit te verzachten, verdienen het daarom om op hun merites te worden beoordeeld. In de korte brief van 5 december doet de staatssecretaris dat niet. Is hij bereid om alsnog met een gedegen reactie te komen?

Ten slotte vraagt zij waarom ervoor is gekozen om de universele dienst toe te wijzen aan TNT Post BV in plaats van aan TNT Post NV. Is het mogelijk om de overgangsperiode van twee jaar voor de implementatie van het amendement over kostengeoriënteerde tarieven (30 536, nr. 50) aanzienlijk te bekorten?

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris wijst erop dat de Eerste Kamer de behandeling van de Postwet voor januari heeft geagendeerd. Daardoor is het sowieso onmogelijk geworden om de Nederlandse postmarkt op 1 januari open te stellen. Overigens is het niet de vraag of de Nederlandse postmarkt wordt opengesteld, maar hoe en wanneer.

Met de Kamer is afgesproken dat de implementatie van de Postwet zorgvuldig zal geschieden. Dat betekent dat er geen onduidelijkheid mag zijn over de gevolgen van ontwikkelingen in Duitsland voor het gelijke speelveld en dat het arbeidsvoorwaardenoverleg ruimte geboden moet worden. Om beide aspecten recht te doen was uitstel van de openstelling onvermijdelijk. Het is de verwachting dat de benodigde duidelijkheid er in de eerste helft van 2008 zal zijn. Omdat de postmarkt per kwartaal kan worden opengesteld, kan de postmarkt op zijn vroegst op 1 april open worden gesteld.

Zoals in het amendement op stuk nr. 40 (30 536) is vastgelegd dient de regering bij haar besluit om de wet in werking te laten treden de belangen van eerlijke concurrentieverhoudingen in de postsector af te wegen tegen potentiële voordelen voor bedrijfsleven en consumenten. De eerlijke concurrentieverhoudingen lijken in geding te zijn door de ontwikkelingen in Duitsland. De staatssecretaris benadrukt dat de mogelijke invoering en de hoogte van het minimumloon uiteraard niet de reden waren om tot uitstel te besluiten. Het past de Nederlandse regering immers niet om zich te mengen in afspraken die Duitse sociale partners maken. De optelsom van de onduidelijkheden rond het minimumloon, de vraag op wie het minimumloon van toepassing zal zijn en de btw-maatregelen was echter wel voldoende reden om tot uitstel te besluiten. Dat de invoering van een minimumloon grote gevolgen kan hebben, blijkt wel uit het feit dat de PIN Groep inmiddels haar mogelijke faillissement heeft aangekondigd en TNT overweegt om haar activiteiten in Duitsland te beëindigen.

Het besluit om de openstelling uit te stellen heeft de nodige gevolgen gehad voor de discussie in Duitsland. Zo heeft het Bundesministerium für Technologie und Wirtschaft laten weten dat dit besluit een signaal is dat serieus genomen dient te worden. De staatssecretaris benadrukt dat hij ook eerder bij de Duitse regering aandacht heeft gevraagd voor de mogelijke gevolgen van de ontwikkelingen in Duitsland voor de concurrentiepositie van nieuwkomers op de Duitse postmarkt en de liberalisering van de Europese postmarkt. Verder oefenen de eurocommissarissen Kroes en McCreevy de nodige druk uit. Hoe de besluitvorming in Duitsland uiteindelijk uitvalt, valt op dit moment niet te voorspellen.

Het is niet mogelijk om het reciprociteitsbeginsel in de Postwet op te nemen, omdat dit in strijd zou zijn met het EG-verdrag.

De sociale partners hebben nog geen overeenkomst weten te bereiken over de arbeidsvoorwaarden van postbezorgers met een OVO. De precieze stand van zaken is niet geheel duidelijk, omdat de bonden onlangs stelden dat er geen sprake meer is van constructief overleg, terwijl Sandd en Selekt Mail zich een stuk positiever tonen. De staatssecretaris benadrukt dat werkgevers en werknemers de gerezen problemen gezamenlijk dienen op te lossen. Hier ligt immers geen verantwoordelijkheid voor de overheid. Dat laat overigens onverlet dat hij bereid is om te helpen de onderhandelingen weer op gang te brengen, bijvoorbeeld door het aanstellen van een bemiddelaar.

Het uitstel van de openstelling biedt vakbonden en werkgevers meer tijd om voor de definitieve marktopening het arbeidsvoorwaardenoverleg af te ronden. Het kan echter niet zo zijn dat de overheid zich laat gijzelen door haar wens dat de sociale partners goede afspraken maken over de arbeidsvoorwaarden. Als het overleg door destructief gedrag van een de partijen mislukt, is dat dan ook geen reden voor verder uitstel. Eind februari is er hoogstwaarschijnlijk meer zicht op de voortgang en de resultaten van het arbeidsvoorwaardenoverleg. De Kamer zal hierover op dat moment dan ook worden geïnformeerd. De staatssecretaris benadrukt verder nog steeds te verwachten dat de sociale partners erin zullen slagen om afspraken te maken waarin alle partijen zich kunnen vinden.

Het kabinet wil het werken met een OVO niet uitsluiten. Het werken met een OVO is voor tal van groepen, bijvoorbeeld studenten, ouderen, huisvrouwen en huismannen, een goede opstap naar de arbeidsmarkt. Het is aan de sociale partners om nadere afspraken te maken over de OVO. Uiteraard geldt ook voor mensen met een OVO de wettelijke sociale minimumbescherming. De Arbeidsinspectie zal hierop controleren.

Uit onderzoek van de Arbeidsinspectie is gebleken dat twee van de drie nieuwkomers een juridische overeenkomst gebruiken die hen dwingt om een opzegtermijn te hanteren. Deze opzegtermijn bedraagt voor de opdrachtgevers twee tot vier weken. Uit dit onderzoek is verder naar voren gekomen dat de jurisprudentie rond de OVO nog in ontwikkeling is. Het laatste woord is hierover dus nog niet gesproken. De staatssecretaris zegt vervolgens dat de meer algemene discussie over de OVO met de minister van Sociale Zaken moet worden gevoerd.

De Arbeidsinspectie heeft recentelijk de wettelijke taak gekregen om de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag te handhaven. In dat kader doet zij onderzoek naar de beloning van postbezorgers. Met de minister van Sociale Zaken zal worden besproken wanneer het onderzoek naar de beloning in de postsector kan worden afgerond. De Kamer zal hierover in februari worden geïnformeerd. De staatssecretaris zegt vervolgens toe dat hij de activiteiten van Netwerk VSP nogmaals onder de aandacht van de NMa zal brengen. De NMa beslist echter zelf over haar onderzoeksagenda en het is dan ook niet te zeggen of en, zo ja, wanneer zij hiernaar onderzoek zal doen.

Uit de berichtgeving van het ministerie van Economische Zaken kon en mocht niet de conclusie worden getrokken dat de Postwet in alle gevallen op 1 januari van kracht zou worden. Kamer en regering hebben verder natuurlijk niet voor niets zo uitvoerig over de noodremprocedure gesproken. Het is te betreuren dat Sandd door het uitstel van de marktopening schade lijdt. Het is echter onwenselijk en juridisch onmogelijk om te gedogen dat Sandd vanaf 1 januari poststukken onder de 50 gram bezorgt. De schade die dit bedrijf lijdt, valt bovendien onder het normale ondernemersrisico.

De staatssecretaris herhaalt vervolgens zijn toezegging dat de ministeriële regeling over de rol van de Opta bij jaarverslagen wordt voorgehangen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Kraneveldt-van der Veen

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Franke


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Rouwe (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Kalma (PvdA), Weekers (VVD), Van Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (ChristenUnie), Atsma (CDA), De Krom (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).

Naar boven