30 536
Regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening (Postwet 20..)

nr. 60
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 december 2007

Naar aanleiding van uw vragen ten behoeve van de tweede termijn van het Algemeen Overleg over het Postbesluit van 12 december a.s. bericht ik u dat ik u in februari 2008 een brief doe toekomen over de stand van zaken in Duitsland en het overleg over de arbeidsvoorwaarden. Ik verwacht dat tegen die tijd meer duidelijkheid bestaat hierover.

Zoals ik in de eerste termijn heb aangegeven, ben ik voornemens het wetsvoorstel in de eerste helft van 2008 inwerking te laten treden, als de Eerste Kamer het wetsvoorstel aanvaard heeft en indien de inwerkingtreding van het wetsvoorstel vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid niet op bezwaren stuit.

Uw Kamer vroeg tevens naar de wijze waarop de bestaande contracten van toetreders op de postmarkt worden gerespecteerd. Lopende contracten blijven uiteraard onverlet. Gedoeld wordt wellicht op nieuwe contracten, die toetreders hebben gesloten vooruitlopend op het vervallen van het monopolie van de huidige concessiehouder per 1 januari 2008, die betrekking hebben op postbezorging die nu nog onder dat monopolie valt. Ik wijs er op, dat er nooit een garantie heeft bestaan voor het volledig opengaan van de postmarkt per 1 januari 2008. Hierbij verwijs ik onder andere naar de passages over inwerkingtreding in de Memorie van Toelichting (TK 30 536, nr. 3, p. 22–23), de uitgebreide discussie die ik met uw Kamer heb gehad over de zgn. «noodremprocedure» en het door uw Kamer aangenomen amendement Van Vroonhoven-Kok (TK 30 536, nr. 40), waarin deze procedure ook nog eens vastgelegd werd.

De staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Naar boven