nr. 58
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 december 2007
De Vaste commissie voor Economische Zaken heeft mij in een schrijven van
4 december jl. (kenmerk: 07-EZ-B-58) een aantal vragen gesteld over de
postmarkt waarop ik in deze brief in zal gaan.
De commissie verzoekt om een weergave van de stand van zaken in de onderhandelingen
tussen postbedrijven en vakbonden over de arbeidsvoorwaarden van postbezorgers
met een overeenkomst van opdracht. Daarbij wordt gevraagd een inschatting
te maken of de verschillen in posities overbrugbaar zijn en of het zinnig
is dat er een bemiddelaar komt. Daarnaast heeft de commissie een nadere toelichting
verzocht op het type VAR-verklaringen die bij postbezorgers voorkomen en gevraagd
of het werken op basis van een vervoersovereenkomst in plaats van een overeenkomst
van opdracht gevolgen heeft voor de machtsverhouding tussen de opdrachtnemer
en opdrachtgever.
In mijn brief van 27 november jl. (30 536, nr. 55) aan
de Tweede Kamer heb ik aangegeven dat het overleg tussen de vakbonden en respectievelijk
Sandd en Selekt Mail op gang is gekomen. Bij VSP gaat het overleg deze maand
van start. Er is nog geen sprake van een akkoord tussen sociale partners over
de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden van postbezorgers met een overeenkomst
van opdracht. In een brief aan de Tweede Kamer van 4 december jl. schrijven
de vakcentrales FNV en CNV dat er op dit moment geen sprake is van constructief
overleg. Dit is een zorgelijk signaal. Ik heb inmiddels wel vernomen dat partijen
zeer recent een bemiddelaar hebben benaderd om het onderhandelingsproces vlot
te trekken. Ik hoop dat deze bemiddelaar posities kan overbruggen.
Met betrekking tot de verschillen tussen een vervoersovereenkomst en een
overeenkomst van opdracht en de consequenties daarvan voor de machtsverhouding
tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, wil ik het volgende opmerken. De beide
overeenkomsten verschillen inhoudelijk niet veel van elkaar en er zijn geen
gevolgen voor de vraag of de in het onderzoek behandelde sociaalrechtelijke
wet- en regelgeving van toepassing is op de postbezorgers. Er
zijn twee noemenswaardige verschillen tussen de twee overeenkomsten. Bij de
vervoersovereenkomst is de opdrachtgever schadeplichtig ten opzichte van de
opdrachtnemer indien hij de overeenkomst opzegt nadat de te vervoeren zaken
ter beschikking zijn gesteld aan de opdrachtnemer. Bij een opdrachtovereenkomst
mag de opdrachtgever te allen tijde opzeggen zonder schadeplichtigheid ten
opzichte van de opdrachtnemer. Met andere woorden, de vervoersovereenkomst
geeft de opdrachtnemer in deze meer rechten.
Daarnaast geldt bij de vervoersovereenkomst een resultaatsverplichting,
terwijl bij de opdrachtovereenkomst een inspanningsverplichting geldt. Met
andere woorden, de aansprakelijkheid op het resultaat is bij een vervoersovereenkomst
voor de opdrachtnemer iets sterker dan bij een opdrachtovereenkomst.
De verschillen tussen de vervoersovereenkomst en de opdrachtovereenkomst
geven per saldo geen aanleiding te concluderen dat het voor de machtsverhouding
tussen de opdrachtgever en opdrachtnemer van wezenlijk belang is welke van
de twee overeenkomsten opgeld doet.
De commissie heeft ook gevraagd naar de soorten VAR-verklaringen die worden
afgegeven aan postbezorgers. Bij de postbedrijven Sandd, Selekt Mail en VSP
zijn nagenoeg geen bezorgers met een VAR-verklaring. Bij één
van de drie postbedrijven komt het in een enkel geval voor dat postbezorgers
een VAR-verklaring hebben. Het gaat daarbij om minder dan 1% van de
bezorgers van het betreffende postbedrijf. Het onderzoek bevat geen informatie
over de vraag welke soort VAR-verklaringen het betreft.
De commissie verzocht mij verder aan te geven welke onderdelen van het
vertrouwelijk ter inzage gelegde rapport onder geen beding in het openbaar
besproken zouden kunnen worden. Aangezien nagenoeg alle hoofdstukken in het
onderzoek vertrouwelijke bedrijfsgegevens bevatten, kan de behandeling van
het onderzoeksrapport zelf alleen achter gesloten deuren plaatsvinden. Ik
heb begrepen, dat het Algemeen Overleg over de postmarkt in twee delen plaats
zal vinden, een eerste termijn donderdag 6 december as. en een tweede
termijn volgende week. Ook om logistieke redenen, zou ik mij voor kunnen stellen
dat vragen van de commissie en antwoorden van mijn kant waarin vertrouwelijke
bedrijfsgegevens aan de orde komen, behandeld worden in een vertrouwelijk
deel van het overleg volgende week voorafgaand aan de (openbare) tweede termijn.
Op deze korte termijn lukt het mij niet u schriftelijk te informeren over
de ontwikkelingen op de postmarkt in Duitsland – zo hoop ik morgen bijvoorbeeld
voorafgaand aan het Algemeen Overleg mijn Duitse collega nog te spreken. Ik
zal morgen een mondelinge toelichting geven op deze ontwikkelingen.
De staatssecretaris van Economische Zaken,
F. Heemskerk