30 536
Regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening (Postwet 20..)

nr. 22
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID CRONE, TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 10

Ontvangen 11 april 2007

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Na paragraaf 2.1 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2.1a. Arbeidsvoorwaarden

Artikel 6a

1. Een postvervoerbedrijf maakt om poststukken te bezorgen geen gebruik van personen die deze dienst niet verrichten op basis van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW.

2. In de arbeidsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, is opgenomen dat de bezorging geschiedt voor rekening en risico van het postvervoerbedrijf.

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven over de gevallen waarin Onze Minister ontheffing kan verlenen van het in het eerste lid vermelde verbod, alsmede over de in die gevallen benodigde documenten.

4. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend en aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

II

In artikel 48, eerste lid, wordt na de zinsnede »artikelen 4, 5,» toegevoegd: 6a,.

Toelichting

Dit amendement beoogt te verzekeren dat postbezorgers na de volledige liberalisering van de postmarkt, die in het bijzonder betrekking heeft op poststukken, werkzaam zijn op grond van een arbeidscontract. Bij de bezorging van poststukken hebben verzender en ontvanger belang bij een kwalitatief hoogwaardige en betrouwbare dienstverlening. Bij liberalisering van de postmarkt ontstaat het risico van grootschalige introductie van opdrachtovereenkomsten (artikel 7:400 e.v. BW) voor de bezorging van poststukken. Dit vormt een bedreiging voor de vereiste hoogwaardige en betrouwbare dienstverlening, die in belangrijke mate kan worden ondervangen door de verplichting van een arbeidsovereenkomst.

Anders dan bij opdrachtverlening brengt een arbeidsovereenkomst mee dat sprake is van een verplichte persoonlijke arbeidsverrichting door de werknemer, in een gezagsverhouding met de werkgever en gedurende een zekere tijd. Vanwege de algemene noodzaak van kwalitatief hoogwaardige en betrouwbare dienstverlening en mede gelet op de verplichting van het postvervoerbedrijf om het grondwettelijke briefgeheim niet te schenden, is het onwenselijk dat postvervoerbedrijven enkel uit concurrentieoverwegingen op grote schaal over zouden gaan tot het gebruik van opdrachtovereenkomsten.

Daarnaast wordt het uit een sociaal oogpunt niet aanvaardbaar geacht, mede gelet op de grote omvang van de bedrijfstak, dat de waarborgen van het arbeidsrecht als gevolg van de introductie van opdrachtovereenkomsten op grote schaal zouden worden weggecontracteerd. Bij opdrachtverlening bestaat voor degene die de bezorging verricht immers geen enkele zekerheid met betrekking tot de duur van de overeenkomst, met betrekking tot risico’s (ongevallen, ziekte, arbeidsongeschiktheid en aansprakelijkheden), beloning en arbeidsvoorwaarden (minimumloon, vakantie) en kosten. Zonder de waarborg van de arbeidsovereenkomst dreigen tienduizenden volwaardige banen verdrongen te worden door los-vast werk, dat een bedreiging vormt voor de basiskwaliteit van de bezorging van poststukken. Op de naleving van deze verplichting wordt toegezien door het College van de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit.

In het gewijzigde amendement wordt gesproken van «poststukken» in plaats van «brieven», zodat beter aangesloten wordt bij de terminologie van het wetsvoorstel, dat betrekking heeft op de gehele postmarkt.

Crone

Naar boven