nr. 22
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID CRONE, TER VERVANGING VAN
DAT GEDRUKT ONDER NR. 10
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Na paragraaf 2.1 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 2.1a. Arbeidsvoorwaarden
Artikel 6a
1. Een postvervoerbedrijf maakt om poststukken te bezorgen geen gebruik
van personen die deze dienst niet verrichten op basis van een arbeidsovereenkomst
in de zin van artikel 7:610 BW.
2. In de arbeidsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, is opgenomen
dat de bezorging geschiedt voor rekening en risico van het postvervoerbedrijf.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven over
de gevallen waarin Onze Minister ontheffing kan verlenen van het in het eerste
lid vermelde verbod, alsmede over de in die gevallen benodigde documenten.
4. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend en aan een
ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.
II
In artikel 48, eerste lid, wordt na de zinsnede »artikelen 4, 5,»
toegevoegd: 6a,.
Toelichting
Dit amendement beoogt te verzekeren dat postbezorgers na de volledige
liberalisering van de postmarkt, die in het bijzonder betrekking heeft op
poststukken, werkzaam zijn op grond van een arbeidscontract. Bij de bezorging
van poststukken hebben verzender en ontvanger belang bij een kwalitatief hoogwaardige
en betrouwbare dienstverlening. Bij liberalisering van de postmarkt
ontstaat het risico van grootschalige introductie van opdrachtovereenkomsten
(artikel 7:400 e.v. BW) voor de bezorging van poststukken. Dit vormt een bedreiging
voor de vereiste hoogwaardige en betrouwbare dienstverlening, die in belangrijke
mate kan worden ondervangen door de verplichting van een arbeidsovereenkomst.
Anders dan bij opdrachtverlening brengt een arbeidsovereenkomst mee dat
sprake is van een verplichte persoonlijke arbeidsverrichting door de werknemer,
in een gezagsverhouding met de werkgever en gedurende een zekere tijd. Vanwege
de algemene noodzaak van kwalitatief hoogwaardige en betrouwbare dienstverlening
en mede gelet op de verplichting van het postvervoerbedrijf om het grondwettelijke
briefgeheim niet te schenden, is het onwenselijk dat postvervoerbedrijven
enkel uit concurrentieoverwegingen op grote schaal over zouden gaan tot het
gebruik van opdrachtovereenkomsten.
Daarnaast wordt het uit een sociaal oogpunt niet aanvaardbaar geacht,
mede gelet op de grote omvang van de bedrijfstak, dat de waarborgen van het
arbeidsrecht als gevolg van de introductie van opdrachtovereenkomsten op grote
schaal zouden worden weggecontracteerd. Bij opdrachtverlening bestaat voor
degene die de bezorging verricht immers geen enkele zekerheid met betrekking
tot de duur van de overeenkomst, met betrekking tot risico’s (ongevallen,
ziekte, arbeidsongeschiktheid en aansprakelijkheden), beloning en arbeidsvoorwaarden
(minimumloon, vakantie) en kosten. Zonder de waarborg van de arbeidsovereenkomst
dreigen tienduizenden volwaardige banen verdrongen te worden door los-vast
werk, dat een bedreiging vormt voor de basiskwaliteit van de bezorging van
poststukken. Op de naleving van deze verplichting wordt toegezien door het
College van de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit.
In het gewijzigde amendement wordt gesproken van «poststukken»
in plaats van «brieven», zodat beter aangesloten wordt bij de
terminologie van het wetsvoorstel, dat betrekking heeft op de gehele postmarkt.
Crone