30 532
Wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met vereenvoudiging van die wet

nr. 25
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2006

Op 3 oktober heeft uw Kamer met algemene stemmen de nader gewijzigde motie-Rambocus (30 532, nr. 24) aangenomen (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2006–2007, nr. 7, blz. 396–398). In deze motie wordt de regering verzocht om ontheffingsaanvragen van mensen die op dit moment vallen onder de overgangsregeling permanente nachtarbeid (artikel 8.1:1 Arbeidstijdenbesluit) met souplesse te behandelen.

De regering heeft nagegaan op welke wijze zij uitvoering kan geven aan deze motie. Zij is daarbij tot de conclusie gekomen dat zij weliswaar souplesse bij de behandeling van deze ontheffingsaanvragen kan bevorderen maar dat zij daarbij wel gebonden is aan de voorwaarden die artikel 5:14 ATW aan het verlenen van een ontheffing verbindt. Daarmee kan zij niet de garantie geven dat al deze werknemers volgens het voor hen vertrouwde patroon van permanente nachtarbeid kunnen blijven werken. Bovendien zou deze groep werknemers een ontheffingsaanvraag ex artikel 5:14 ATW moeten indienen. Dit zou leiden tot een toename van administratieve lasten van burgers en bedrijven en uitvoeringslasten bij de Arbeidsinspectie. Alles afwegende is de regering daarom tot de conclusie gekomen dat het de voorkeur verdient om artikel 8.1:1 ATB in stand te houden.

Hiermee kan de garantie worden geboden dat het doel van de motie wordt bereikt, namelijk dat deze groep mensen volgens het voor hen vertrouwde patroon kan blijven werken.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven