30 522
Wijziging van de Wet bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 4 oktober 2006

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In het opschrift wordt na «de Wet bodembescherming» ingevoegd: en diverse andere wetten.

B

In artikel I, onderdeel B, wordt in artikel 12a, vijfde lid, «kwaliteit van de bodem» vervangen door: kwaliteit en functie van de bodem.

C

In artikel I wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

«Bij algemene maatregel van bestuur» wordt vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

D

In artikel I wordt na onderdeel E een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea

Aan artikel 95 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende;

5. Bij een algemene maatregel van bestuur alsbedoeld in de artikelen 6 tot en met 12a kan worden aangegeven onder welke voorwaarden en in welke gevallen de bevoegdheid tot bestuursrechtelijke handhaving niet bij het bevoegd gezag maar bij Onze Minister berust.

E

Na artikel I worden artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IA

De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 1.1, eerste lid, komt de begripsomschrijving van «nuttige toepassing» te luiden:

nuttige toepassing: de als zodanig in artikel 1 van de richtlijn nr. 2006/12/EG van 5 april 2006 van het Europees parlement en de Raad betreffende afvalstoffen, aangeduide activiteit.

ARTIKEL IB

De Wet verontreiniging oppervlaktewateren wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2a, eerste lid, eerste volzin, wordt «Bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur». In de tweede volzin wordt «Bij de maatregel» vervangen door «Bij of krachtens de maatregel».

B

Artikel 2c wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

3. Op een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 2a met betrekking tot het in oppervlaktewater brengen van grond en baggerspecie is artikel 12a, tweede tot en met vijfde lid, van de Wet bodembescherming van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL IC

De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 1a, onder 1°, wordt «de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de artikelen 1, eerste, derde en vierde lid, 1b, 2a, 2c, tweede lid, 5, eerste lid, en 30a» vervangen door «de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de artikelen 1, eerste, derde en vierde lid, 1b, 2a, 2c, tweede en derde lid, 5, eerste lid, en 30a».

Toelichting

A

Door in deze nota van wijziging opgenomen wijzigingen van enkele andere wetten is het opschrift van het wetsvoorstel aangepast.

B

De door het aangewezen bestuursorgaan vast te stellen kaart dient voor het doel waarvoor die kaart een rol gaat spelen, zoals dat doel wordt geregeld in de tot stand te brengen regelgeving, niet alleen de kwaliteit van de bodem maar ook de functie aan te geven aangezien het in de bedoeling ligt dat ook de functie een maatstaf zal zijn tegen de achtergrond waarvan de toepasbaarheid van grond en bagger beoordeeld wordt.

C

Artikel 36 is de wettelijke grondslag voor het regelen van interventiewaarden. De aanpassing heeft tot doel om dat tevens bij ministeriële regeling te kunnen doen. Subdelegatie is hier noodzakelijk waar de ontwikkelingen in technieken en de kennis over stoffen en hun risico’s voor het milieu aan snelle wijzigingen onderhevig zijn.

D

De voorgestelde wijziging heeft tot doel om voor wat betreft de handhaving van de regelingen de mogelijkheid in te kunnen voeren dat in plaats van het bevoegd gezag het centrale gezag tot handhaving over kan gaan. De bevoegdheid tot bestuursrechtelijke handhaving kan vanzelfsprekend niet aan meerdere bestuursorganen wordt toegekend.

Met name voor wat betreft de ketenhandhaving kan dit van belang zijn. Aangezien de artikelen 6 tot en met 11 van de Wet bodembescherming niet van toepassing zijn op gedragingen, voor zover daaromtrent regels gelden die zijn gesteld bij of krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (artikel 99, eerste lid, van de Wet bodembescherming) heeft dit artikellid geen betrekking op algemene regels met betrekking tot het reguleren van nieuwe verontreiniging van waterbodems.

E

Artikel Ia

De definitie in art. 1.1 Wet milieubeheer van «nuttige toepassing» noemt alleen de handelingen uit bijlage IIB bij de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Uit jurisprudentie van het Europese Hof blijkt echter dat de opsomming in die bijlage niet uitputtend is. Art. 1.1 is dus vatbaar voor een te enge uitleg. Door op dit punt in de definitie beter tot uitdrukking te brengen dat bedoeld is naadloos aan te sluiten bij de richtlijn is geen misverstand mogelijk over de vraag of de jurisprudentie van het Europese Hof via de Wet milieubeheer in de Nederlandse verhoudingen van toepassing is.

Artikel Ib

Dit artikel regelt enkele gewenste aanpassingen in het regime voor algemene regels (artikel 2a t/m 2e) van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (hierna: Wvo). Dit is afgestemd met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Onderdeel A

Voorgesteld wordt om in artikel 2a, van de Wvo de mogelijkheid te creëren om in een ministeriële regeling een nadere uitwerking te geven aan de in een algemene maatregel van bestuur opgenomen voorschriften. Deze aanpassing komt overeen met de voorgestelde aanpassing van de artikelen 6 en 8, van de Wet bodembescherming (hierna: Wbb). Voor een toelichting op deze wijziging wordt verwezen naar paragraaf 1.1, onder a, van de memorie van toelichting.

Onderdeel B

Het onderhavige wetsvoorstel voorziet onder meer in de mogelijkheid om als (decentraal) bestuursorgaan bij besluit te kunnen afwijken van de (landelijke) algemene regels voor het toepassen van grond en baggerspecie. Deze mogelijkheid beperkt zich in het onderhavige wetsvoorstel tot de toepassing van grond en baggerspecie op of in de bodem ter uitwerking van de Wbb. Deze algemene regels dienen echter mede betrekking te kunnen hebben op de toepassing van grond en baggerspecie in het oppervlaktewater. Om deze reden wordt artikel 12a, tweede tot en met vijfde lid, van de Wbb van overeenkomstige toepassing verklaard in het nieuwe derde lid van artikel 2c van de Wvo. De toelichting in paragraaf 1.1, onder b, van de memorie van toelichting geldt onverkort voor deze wijziging van de Wvo.

Overigens ligt het niet in de bedoeling om voor waterbodems de functie een maatstaf te laten zijn bij de beoordeling van de toepasbaarheid van grond en baggerspecie vanwege onder meer de dynamiek van het watersysteem waarvan die waterbodem deel uitmaakt. Van de mogelijkheid om op grond van artikel 12a, vijfde lid, in de vast te stellen kaart ook gegevens omtrent de functie van de bodem op te nemen, zal dan ook geen gebruik worden gemaakt.

Opmerking verdient dat de Wvo uiteindelijk zal opgaan in de Waterwet die dan zal voorzien in het regime voor algemene regels voor onder meer het toepassen van grond en baggerspecie in oppervlaktewater. In dat kader zal worden bezien of onderhavige mogelijkheid om als (decentraal) bestuursorgaan te kunnen afwijken, ook in de specifiek op de Wetbb afgestemde vorm zal worden opgenomen.

Artikel Ic

In verband met de voorgestelde wijziging van artikel 2c, van de Wvo wordt ook voorgesteld artikel 1a van de Wet op de economische delicten (hierna: Wed) te wijzigen. Artikel 1a van de Wed wordt in deze nota van wijziging zodanig aangepast, dat de krachtens artikel 2c, derde lid, van de Wvo gestelde voorschriften strafrechtelijk gesanctioneerd kunnen worden.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Naar boven