nr. 14
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 2 september 2009
Artikel II van het voorstel van wet (nr. 5) komt te luiden:
ARTIKEL II
Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 236 wordt als volgt gewijzigd
1. Onderdeel j komt te luiden:
j. dat in geval van een overeenkomst tot het geregeld afleveren van
zaken, elektriciteit daaronder begrepen en dag-, nieuws- ,weekbladen en tijdschriften
niet daaronder begrepen, of tot het geregeld doen van verrichtingen, leidt
tot stilzwijgende verlenging of vernieuwing, tenzij de overeenkomst wordt
voortgezet in een overeenkomst voor onbepaalde tijd en de wederpartij de bevoegdheid
heeft om de overeenkomst op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste
een maand;.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma worden
drie onderdelen toegevoegd, luidende:
o. dat de bevoegdheid van de wederpartij om de overeenkomst, die
mondeling, schriftelijk of langs elektronische weg tot stand is gekomen, op
een overeenkomstige wijze op te zeggen, uitsluit of beperkt;
p. dat de bevoegdheid van de wederpartij om de overeenkomst op enig
moment gedurende de overeenkomst op te zeggen, uitsluit of beperkt;
q. dat in geval van een overeenkomst tot het geregeld afleveren van
dag-, nieuws, weekbladen en tijdschriften, leidt tot een stilzwijgende verlenging
of vernieuwing van meer dan drie maanden, tenzij de overeenkomst wordt voortgezet
in een overeenkomst voor onbepaalde tijd en de wederpartij de bevoegdheid
heeft om de overeenkomst op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste
een maand of, in geval de geregelde aflevering minder dan eenmaal per maand
plaats heeft, met een opzegtermijn van ten hoogste drie maanden.
B
Artikel 237 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel k komt te luiden:
k. dat voor een overeenkomst als bedoeld in artikel 236 onder j en
q een duur bepaalt van meer dan een jaar, tenzij de wederpartij na een jaar
de bevoegdheid heeft de overeenkomst telkens na een maand op te zeggen;
2. Onderdeel l komt te luiden:
l. dat de wederpartij aan een opzegtermijn bindt die:
1°. langer is dan een maand of, in geval een overeenkomst als
bedoeld in artikel 236 onder q is voortgezet in een overeenkomst voor onbepaalde
tijd en de geregelde aflevering minder dan eenmaal per maand plaats heeft,
langer is dan drie maanden;
2°. langer dan de termijn waarop de gebruiker de overeenkomst
kan opzeggen;
Toelichting:
In deze nota van wijziging is het wetsvoorstel op enkele punten verduidelijkt
of aangepast.
Onderdeel A
De bedoeling van het wetsvoorstel is een einde te maken aan stilzwijgende
verlenging. Om de kwetsbare situatie van vooral dagbladen, maar ook enkele
tijdschriften te ontzien en vanwege de specifieke situatie van deze bedrijfstak
is door de indieners besloten de toegestane stilzwijgende verlenging te beperken
tot ten hoogste drie maanden. Aangezien het risico bestaat dat ook andere
sectoren van deze mogelijkheid gebruik gaan maken terwijl de uitzondering
daar eigenlijk niet voor bedoeld was, is besloten om de uitzonderingsmogelijkheid
expliciet te verbinden aan kranten en tijdschriften. Daartoe is aan artikel
6:236 een onderdeel q toegevoegd.
Artikel 6:236, onderdeel j, is aangescherpt en daaraan is toegevoegd dat
kranten en tijdschriften niet onder onderdeel j vallen.
In zowel de onderdelen j en q van artikel 6:236 is de term «omgezet»
vervangen door «voortgezet» om elk mogelijk misverstand te vermijden
en is de zinsnede «ten hoogste» toegevoegd, aangezien een opzegtermijn
van een maand niet verplicht is. Het mag altijd minder.
In artikel 6:236 lid 2 is ook onderdeel o aangepast om te voorkomen dat
overeenkomsten die mondeling (meestal telefonisch) tot stand komen niet zo
zouden mogen worden opgezegd.
Artikel 6:236, onderdeel p, is toegevoegd om te voorkomen dat bedrijven
consumenten beperkingen opleggen aan het moment dat zij hun opzegging kunnen
insturen. De consument kan dus op elk gewenst moment zijn opzegging insturen,
dus niet bijvoorbeeld alleen in november. In de Telecommunicatiewet is hetzelfde
geregeld voor de Telecomsector.
In artikel 6:236, onderdeel q, evenals in artikel 6:237, onderdeel l (in
onderdeel B, punt 2 van dit wetsvoorstel) wordt naar aanleiding van de inbreng
van de leden van de Tweede Kamer een extra uitzondering toegevoegd ten gunste
van de kranten en tijdschriften. Indien een abonnement van bepaalde duur wordt
omgezet in een abonnement voor onbepaalde duur dient dat normaliter elke maand
opgezegd te kunnen worden. Er zijn echter tijdschriften die minder dan eens
per maand verschijnen. Voor deze tijdschriften zou een opzegtermijn
van een maand te kort zijn om de opzegging logistiek te kunnen verwerken.
In dat specifieke geval mag de aanbieder een opzegtermijn van ten hoogste
drie maanden hanteren voor het bedoelde contract voor onbepaalde duur. De
uitgevers krijgen zo ruim voldoende tijd om opzeggingen ook logistiek te verwerken.
Onderdeel B
In onderdeel B wordt in artikel 6:237, onderdeel k, een omissie rechtgezet.
Er stond dat meerjarige contracten elke maand zouden kunnen worden opgezegd.
Dat moet zijn na het eerste jaar. Daarbij moet erop gewezen worden dat dit
artikel onderdelen omvat uit algemene voorwaarden waarvan slechts wordt vermoed
dat deze onredelijk bezwarend zijn. Indien een aanbieder niet toestaat dat
na een jaar elke maand kan worden opgezegd, zal hij gedegen moeten kunnen
onderbouwen waarom dat redelijk is. Indien de consument in ruil voor het aangaan
van een meerjarig contract een fikse korting heeft ontvangen of een cadeau,
dan lijkt het redelijk de consument aan zijn meerjarig contract te houden
of bijvoorbeeld een vergoeding te eisen voor het eerder opzeggen van het contract.
Als de klant bijvoorbeeld een mobiele telefoon cadeau krijgt bij een tweejarig
abonnement, is het niet onredelijk dat een aanbieder de consument niet de
mogelijkheid biedt zijn contract al na een jaar te kunnen opzeggen of dat
een aanbieder een vergoeding vraagt voor een vroegtijdige opzegging.
Van Dam