30 517 Evaluatie van hoofdstuk 13 van de Telecommunicatiewet

Nr. 30 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 juni 2016

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de brief van 12 februari 2016 over de uitkomst van het gesprek tussen de Auditdienst Rijk (ADR) en de heren Van Koppen en Jacobs inzake storing in interceptiefaciliteit politie (Kamerstuk 30 517, nr. 29).

De vragen en opmerkingen zijn op 11 maart 2016 aan de Minister van Veiligheid en Justitie voorgelegd. Bij brief van 23 juni 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Ypma

Adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van bovengenoemde brief van de Minister van Veiligheid en Justitie en stellen daarover enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister. De uitkomst van het gesprek tussen de ADR en de heren Van Koppen en Jacobs is voor de leden van de PvdA-fractie duidelijk. Wel hebben deze leden enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met kritische belangstelling kennis genomen van de brief van de Minister over «de Teeventap», het verdwenen telefoongesprek tussen de heren Teeven en Van Rey van 20 september 2012. Het verdwijnen van juist dit gesprek heeft naar de mening van de leden van de SP-fractie duidelijk gemaakt dat er veel aan te merken is op de wijze waarop het beheer van het tapsysteem in Nederland is georganiseerd. Zij stellen hierover enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie stellen enkele (feitelijke) vragen naar aanleiding van de brief van de Minister.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de uitkomst van het gesprek tussen de ADR en de heren Van Koppen en Jacobs inzake de storing in interceptiefaciliteit van de politie. Naar aanleiding hiervan stellen de leden van de PVV-fractie enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met verontrusting en verbazing kennisgenomen van de constateringen door de heren Van Koppen en Jacobs inzake de storing in de interceptiefaciliteit van de politie op het moment dat een tap was voorzien op het telefoongesprek tussen oud VVD-wethouder Van Rey en toenmalig Staatssecretaris Fred Teeven. Het tappen van communicatie tussen burgers grijpt diep in op de privacy van burgers en kan strafrechtelijk grote consequenties hebben. Een tapsysteem dat niet met alle noodzakelijke waarborgen is omkleed is schadelijk voor de rechtsstatelijke vereisten die aan opsporing worden gesteld. De leden van de D66-fractie hebben dan ook een aantal opmerkingen en vragen over de uitkomsten van het gesprek tussen de Minister en de beide hoogleraren.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn bezorgd over de conclusies die de hoogleraren Van Koppen en Jacobs hebben getrokken over wat bekend is komen te staan als de «Teeven-tap» op grond van hun gesprek met de ADR. Beide heren concluderen na het gesprek dat een doelbewust veroorzaakte storing niet volledig uitgesloten kan worden en dat de overheid, de ADR en de politie het volledige zicht hebben verloren op wat er kan gebeuren met taps. Dat is voor deze leden, in het licht van de grote zorgvuldigheid die in de rechtstaat rond tapprocedures dien te worden betracht, reden tot zorg. Daar komt bij dat het in dit geval voor het vertrouwen in politiek en bestuur noodzakelijk is dat alles dat mogelijk is wordt gedaan om volledig uit te sluiten dat de storing, waardoor een opname van een gesprek tussen de heer Teeven en de heer Van Rey verloren ging, doelbewust is veroorzaakt. Tegen die achtergrond stellen de leden van de fractie van de ChristenUnie onderstaande vragen.

Inbreng van de fracties

De leden van de VVD-fractie stellen dat de heren Van Koppen en Jacobs ten aanzien van de beschikbaarheid van het tapsysteem aangeven twijfels te hebben bij de technische beschikbaarheid (99,5% volgens de korpsleiding) van het tapsysteem. De leden van de VVD-fractie vragen of deze twijfels gerechtvaardigd zijn. De Minister gaat een uitgebreide analyse uitvoeren naar de gerapporteerde beschikbaarheid van het tapsysteem. De leden van de VVD-fractie vragen hoe er in de tussentijd voor kan worden gezorgd dat de politie volledig zicht kan houden op alle storingen die zich voordoen in het tapsysteem. Voorts vragen deze leden of de Minister de conclusie van de heren Van Koppen en Jacobs deelt dat het ongewenst is dat de leverancier van het tapsysteem meer informatie heeft over storingen van het systeem dan de Nederlandse politie. Kan door de Nederlandse politie inzicht worden gekregen in de administratie van incidenten van de leverancier?

De aan het woord zijnde leden vragen of de Minister de door Van Koppen en Jacobs geconstateerde problemen ten aanzien van de beschikbaarheid van het tapsysteem en de uitwisseling van informatie over storingen en het oplossen hiervan tussen de leverancier en de Nederlandse veiligheidsdiensten mee kan nemen in een toekomstig nieuw te sluiten contract met een leverancier van een tapsysteem.

De heren Van Koppen en Jacobs constateren in hun brief dat het tapsysteem op 20 september 2012 is uitgevallen door het uitblijven van een software-update die al zeven maanden eerder door de fabrikant van de apparatuur was aanbevolen en door een zwakke voeding. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister inzicht te geven wie op de hoogte waren van deze noodzakelijke update. Waarom is niet eerder actie ondernomen om deze update uit te voren? Welke maatregelen worden in de toekomst genomen zodat een noodzakelijke update op tijd wordt uitgevoerd?

Inmiddels is de software update uitgevoerd. De Minister stelt dat «hiermee de bevoegdheden van de technisch beheerder van de leverancier zijn ingeperkt». De leden van de VVD-fractie vragen wat hier precies mee wordt bedoeld. Voorts vragen deze leden op welke wijze welke bevoegdheden van de technisch beheerder zijn ingeperkt.

De leden van de PvdA-fractie vragen of er (inmiddels) een systeem werkzaam is waardoor, ook wanneer er sprake is van verlaat onderzoek, onweerlegbaar vastgesteld kan worden of er bij een storing sprake is van intern falen van de apparatuur of van extern menselijk handelen. Zo ja, hoe is dit mogelijk? Zo nee, waarom niet?

De Minister geeft aan dat een analyse die minimaal een half jaar gaat duren nodig is om te bepalen of er van een technische beschikbaarheid van 99,5% van het tapsysteem, die de korpsleiding meldt, wel sprake is. Volgens de hoogleraren is er geen garantie dat de politie volledig zicht heeft op alle storingen in het tapsysteem, gezien het feit dat de storing op 20 september 2012 voor de politie buiten beeld is gebleven. De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer deze analyse kan worden verwacht. Kijkt de Minister ook nu al of de aangescherpte procedures voor het melden van storingen adequaat zijn? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet? Voorts vragen deze leden wanneer de Kamer de uitkomsten van de analyse, waarover de Minister spreekt en de ADR superviseert, kan verwachten.

De Minister geeft aan dat inmiddels de bevoegdheden van de technisch beheerder van de leverancier zijn ingeperkt. Dit vinden de leden van de PvdA-fractie een goede verbetering. Wel vragen zij wat de reactie van de Minister is op het probleem dat de hoogleraren signaleren in het feit dat wat de leverancier precies ziet of doet in het tapsysteem ook geheim wordt gehouden voor de overheid. Volgens de hoogleraren krijgt de auditor van de overheid, de ADR, evenals de politie geen volledig inzicht in de zwarte doos die het tappen in Nederland vormt.

De aan het woord zijnde leden vragen in hoeverre de ADR en de politie geen inzicht hebben in de «zwarte doos». Waarom is dit het geval? Is de Minister het met deze leden eens dat er volledige transparantie van de leverancier van het tapsysteem naar de overheid moet zijn? Zo ja, hoe wordt dit bewerkstelligd? Zo nee, waarom niet? Is de Minister het met de leden van de PvdA-fractie eens dat de overheid volledig zicht moet hebben op hetgeen de leverancier precies ziet of doet in het tapsysteem? Zo ja, wat doet de Minister daar aan? Zo nee, waarom niet? Is de Minister het met deze leden eens dat de overheid te allen tijde (fysieke) toegang moet hebben tot alle tapgegevens? Zo ja, hoe bewerkstelligt de Minister dit? Zo nee, waarom niet? Is de Minister het met deze leden eens dat de overheid zich betreffende het zicht op het tapsysteem en de toegang tot dit systeem niet afhankelijk moet maken van een commerciële partij? Zo ja, hoe bewerkstelligt de Minister dat momenteel en is hij van plan het huidige contract de leverancier daarom direct aan te passen? Zo nee, waarom niet? Hoe zorgt de Minister ervoor dat de leverancier controleerbaar is door de overheid? Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie hoe de Minister voorkomt dat de leverancier inzicht in bepaalde gegevens over een storing aan de overheid ontzegt omdat het bedrijfsgegevens zou betreffen.

De leden van de SP-fractie noemen het uitermate onbevredigend dat uit het eerdere onderzoek van de ADR niet is gebleken wat de oorzaak van de storing is geweest. De hoogleraren Van Koppen en Jacobs stellen dat een doelbewust veroorzaakte storing niet volledig uitgesloten kan worden. Tevens stellen zij vast dat de leverancier van het tapsysteem geen volledige openheid van zaken heeft gegeven. Zij stellen immers in hun nota:

«We moeten echter wel vaststellen dat, bij het huidige gebrek aan helderheid – door verlaat onderzoek en door gebrek aan transparantie – een doelbewust veroorzaakte storing niet volledig uitgesloten kan worden. Eventueel nader onderzoek heeft alleen zin als de leverancier alsnog volledige openheid van zaken zal geven.»

Voornoemde leden vinden het onbestaanbaar dat de leverancier die inzage niet geeft. Welke afspraken zijn hierover gemaakt met de leverancier? Legt de Minister zich er nu bij neer dat de leverancier geen inzicht geeft in de administratie van incidenten? Zo ja, waarom? Zo nee, welke acties onderneemt hij om de leverancier er alsnog toe te bewegen of te dwingen openheid van zaken te geven?

De leden van de SP-fractie vragen of nader te achterhalen is hoe het kan dat de politie destijds, in september 2012, de storing niet heeft opgemerkt. Als het inderdaad zo is dat politiebeambten over dezelfde informatie over het tapsysteem beschikken als de aanwezige technicus van de leverancier en die regels in de praktijk ook nageleefd werden, dan is het vrijwel onmogelijk dat slechts de technicus een serieus incident opmerkt en bijna een uur lang ongemerkt kan ingrijpen op het systeem zonder dat dat door de politie wordt opgemerkt. De leden vragen de Minister hierop te reageren. «Kennelijk geeft de politie de technicus van de leverancier meer operationele bewegingsruimte dan de bedoeling is,» zo wordt gesteld door de hoogleraren. Is ook naar dit specifieke punt nader onderzoek gedaan? Zijn de betrokken personen die werkzaam waren deze dag hierover gehoord?

Met betrekking tot het beheer van het tapsysteem vragen de leden van de SP-fractie waarom en op basis waarvan de leverancier van het tapsysteem geheim moet blijven. Sinds wanneer is dat? Wie heeft dat op welk moment bedongen? Welk belang is er met geheimhouding gediend?

De aan het woord zijnde leden vragen de Minister of hij de mening van de heren Van Koppen en Jacobs deelt dat het onwenselijk is dat het feitelijke tappen gedeeltelijk een «black box» is, waarin alleen de leverancier de weg kent, en dat alles wat de leverancier daar constateert of doet zich onttrekt aan ambtelijke en democratische controle. Deze leden vragen of de Minister hun mening deelt dat deze situatie niet kan blijven voortbestaan. Wat gaat de Minister hier nu precies aan veranderen? Op welke wijze en met welke maatregelen zorgt hij er voor dat de transparantie en de controle op het tapsysteem verbeteren? Is daarmee een dergelijk incident, waardoor de oorzaak van een storing niet meer te achterhalen is en de leverancier er mee weg kan komen geen openheid van zaken te geven, uitgesloten?

De leden van de SP-fractie constateren dat volgens de Minister het tapsysteem «binnen afzienbare tijd» opnieuw zal worden aanbesteed. Wanneer is dat precies? Wanneer loopt het contract af? Wat waren bij de aanbesteding destijds de eisen die werden gesteld? Klopt het dat er voldoende alternatieve leveranciers zijn en dat deze bovendien goedkoper zijn dan de huidige leverancier? Deze leden vragen de Minister zijn antwoord toe te lichten.

Voornoemde leden vragen of het klopt dat het bedrijf dat de leverancier is van het Nederlandse tapsysteem het bedrijf Verint is. Klopt het tevens dat dit bedrijf, een Amerikaans-Israëlisch concern, dat eerder Comverse heette, eerder herhaaldelijk in opspraak is geraakt, onder andere wegens banden met de Israëlische geheime dienst en andere afluister- en spionageschandalen? Zo niet, wat klopt hier precies niet aan? De aan het woord zijnde leden vragen de Minister wat hij ervan vindt dat een leverancier die in opspraak is geraakt het Nederlandse tapsysteem beheert.

Voorts vragen de leden van de SP-fractie wat er op tegen zou zijn om het beheer van het tapsysteem onder verantwoordelijkheid van de overheid te brengen. Nu het een veelgebruikt opsporings- en bewijsmiddel in strafzaken is en niet meer weg te denken is uit de politiepraktijk, zou het volgens deze leden goed en zelfs logisch zijn deze techniek en expertise (feitelijk het hele systeem inclusief de personen die daarmee om kunnen gaan) zelf «in huis te halen», voor zover dat nog niet aanwezig is. Zij vragen hoe het kan dat de Nederlandse overheid een belangrijk deel van het opsporingswerk laat doen door een bedrijf waar geen enkele controle over is? Deze leden verzoeken om een uitgebreide reactie hierop.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of het door hem aangekondigde gesprek met de betreffende hoogleraren (Van Koppen en Jacobs) reeds heeft plaatsgevonden en wat de resultaten daarvan zijn geweest.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe zijn opmerking, dat de ADR in het onderzoek geen aanwijzingen heeft aangetroffen van opzettelijk menselijk handelen, zich verhoudt tot de bevindingen van de genoemde hoogleraren dat de leverancier nalatigheid kan worden verweten. Zij stellen in hun brief van 11 februari jl. dat dit de volgende punten betreft:

  • 1. Het niet tijdig uitvoeren van de door de fabrikant gemelde updates;

  • 2. Het – tegen de regels – niet melden van de geconstateerde storing aan de technici van de politie, met wie de technicus van de leverancier nauw behoort samen te werken;

  • 3. Het – tegen de regels – eigenstandig en zonder overleg of toestemming verhelpen van de storing door middel van een herstart, waarbij noodzakelijkerwijs gesprekken verloren gaan;

  • 4. Geen volledige openheid van zaken geven over het incident – zoals gemeld in het ADR-rapport.

De aan het woord zijnde leden vragen de Minister per punt aan te geven of hij deze analyse van nalatigheid deelt en zo nee, waarom niet.

Voorts vragen deze leden of de Minister kan bevestigen dat ondanks de «aannemelijkheid» van een technische fout niet met (100%) zekerheid op basis van het ADR-onderzoek gesteld kan worden dat geen sprake is geweest van opzettelijk menselijk handelen.

Voornoemde leden vragen wanneer de Kamer de uitkomsten van het onderzoek naar de aanscherpte procedures voor het melden van storingen kan verwachten.

Voorts vragen zij wat de stand van zaken is ten aanzien van de aangekondigde aanbestedingsproces rondom het tapsysteem. Deze leden vragen de Minister op grond van welke lessen uit dit dossier en/of reeds bestaande richtsnoeren/beleidsregels hij heroverweegt of – en zo ja in hoeverre – geheimhouding hierbij noodzakelijk is.

De leden van de PVV-fractie stellen dat contractueel is vastgelegd dat de naam van de leverancier niet bekend wordt gemaakt. Het tapsysteem zal binnen afzienbare tijd opnieuw worden aanbesteed en in dat kader zal worden heroverwogen of en in welke mate geheimhouding noodzakelijk is. De leden van de PVV-fractie vragen wat het belang is van de huidige geheimhouding. Daarnaast vragen deze leden of het klopt dat de fabrikant of de leverancier een buitenlands bedrijf is. Zo ja, waarom is er niet voor Nederlandse bedrijven gekozen, nu het gaat om de inzet van een strafvorderlijk dwangmiddel?

De hoogleraren hebben aangegeven dat de technicus van de leverancier tegen de regels, eigenstandig en zonder overleg of toestemming een storing heeft verholpen door middel van een herstart, waarbij noodzakelijkerwijs gesprekken verloren gaan. Ook is de geconstateerde storing tegen de regels niet gemeld aan de technici van de politie, met wie de technicus van de leverancier nauw behoort samen te werken. De leden van de PVV-fractie vragen wat de reden is van het niet naleven van de regels en of dit gevolgen heeft gehad voor de betreffende technicus.

De politiebeambten beschikken als het goed is continu over dezelfde informatie over het tapsysteem als de aanwezige technicus van de leverancier. De aan het woord zijnde leden vragen hoe het dan kan dat de technicus een serieus incident wel opmerkt en bijna een uur lang ongemerkt kan ingrijpen op het systeem, zonder dat dat door de politie wordt opgemerkt.

De leden van de D66-fractie stellen dat de heren Van Koppen en Jacobs constateren dat weliswaar geen aanwijzingen zijn gevonden voor menselijk ingrijpen, maar dat een technische storing ook niet aangetoond kan worden. Daarmee kan een doelbewust veroorzaakte storing die de tap Van Rey-Teeven verloren heeft doen gaan, niet volledig worden uitgesloten. De ADR heeft weliswaar onafhankelijk en grondig onderzoek verricht, maar meer dan aannames kan de ADR niet bieden. Deze leden vragen waarom de leverancier zelf niet in staat was om dat precies vast te stellen. Waren er concrete afspraken en protocollen tussen de leverancier en de politie over het melden van storingen? Welke maatregelen kunnen in het systeem worden getroffen om de oorzaak van toekomstige storingen wel met zekerheid te kunnen vaststellen?

De heren Van Koppen en Jacobs constateren dat de ADR geen toegang heeft tot de administratie van incidenten van de leverancier. De leden van de D66-fractie vragen de Minister toe te lichten hoe dat mogelijk is. Is daarover bij de aanbesteding met de leverancier niets geregeld? Op welke wijze is in het huidige tapsysteem überhaupt toezicht en controle geregeld voor politie en justitie als opdrachtgever? Op welke wijze dachten de politie en justitie dat afgelopen jaren de juistheid en volledigheid van het tapproces was gewaarborgd? Zijn er nooit eerder signalen geweest dat de juistheid en volledigheid twijfelachtig waren? Op grond waarvan kan de leverancier weigeren inzicht te geven in de administratie van incidenten? Is de leverancier inmiddels bereid gevonden alsnog volledige openheid van zaken te geven?

De leden van de D66-fractie vinden het verontrustend dat de storing in het tapsysteem van 20 september 2012 buiten het beeld van de politie is gebleven. Hoe kan het dat een majeure storing waarbij alle taps er bijna een uur uitlagen, niet door politie en justitie zijn opgemerkt? De heren Van Koppen en Jacobs constateren dat in het gesprek met de ADR geen duidelijkheid is verkregen over de vraag waarom het optreden en het afhandelen van het incident in het tapsysteem door geen enkele politieambtenaar is opgemerkt. Deze leden vragen de Minister toe te lichten waarom daar geen duidelijkheid over is te geven. Op welke wijze is de Minister voornemens om de alertheid binnen de politie te vergroten?

De Minister schrijft dat uit een eerste analyse blijkt dat over de periode 2012 tot aan heden geen zekerheid kan worden gegeven of de gerapporteerde beschikbaarheid van het tapsysteem juist is. Daarmee is de stelling dat de politie voor 99,5% zicht zou hebben op alle storingen in het tapsysteem volgens de aan het woord zijnde leden geen garantie en dus twijfelachtig. Het systeem zou niet ingericht zijn voor het ontsluiten van management informatie. Deze leden vragen of de Minister voornemens is om bij de aanstaande aanbesteding te laten voorzien in de technische mogelijkheid voor het ontsluiten van management informatie.

Voorts vragen deze leden op welke wijze de Minister heeft geacteerd nadat hij in 2013 aan de Tweede Kamer meldde dat het tapsysteem in 2012 2.354 minuten en in 2013 249 minuten niet beschikbaar is geweest. Op welke wijze is vanuit de politie, de ADR, dan wel het ministerie gecontroleerd of de leverancier de noodzakelijke maatregelen trof om de beschikbaarheid van het tapsysteem te kunnen waarborgen?

De leden van de D66-fractie vinden het buitengewoon onwenselijk dat de politie – en daarmee ook justitie – onvoldoende zicht heeft op het eigen tapsysteem. Deze leden zijn geschrokken van de wijze waarop het tapsysteem bij een externe leverancier is ondergebracht. Tappen is een ingrijpende bevoegdheid dat met zorgvuldige waarborgen omkleed moet zijn. Niet alleen bij de keuze tot inzetten van het middel, maar ook bij de uitvoering en in het bijzonder bij het toezicht en de controle ervan. Waarom is ervoor gekozen het tapsysteem uit te besteden aan een externe leverancier en niet in huis bij de politie te organiseren?

De bevoegdheden van de externe technisch beheerder van de leverancier zouden via een software update zijn ingeperkt. Maar er is geen duidelijkheid over de wijze waarop die bevoegdheid sindsdien gemonitord wordt. De leden van de D66-fractie vragen of de Minister inmiddels van de korpschef het verzochte inzicht heeft gekregen over de wijze waarop de bevoegdheid van de beheerder wordt gemonitord. Zo ja, hoe vindt die monitoring precies plaats? Welke garantie kan de Minister de Kamer geven dat de bevoegdheden van de technisch beheerder daadwerkelijk in de praktijk zijn ingeperkt anders dan alleen de constatering dat een software update zou hebben plaatsgevonden? Zo nee, vindt de Minister het verantwoord dat op dit moment taps plaatsvinden zonder dat hij of de korpschef weten of de bevoegdheid van de beheerder in lijn is met de gewenste beperking en of de uitvoering van de bevoegdheid afdoende wordt gemonitord?

De Minister geeft aan dat het tapsysteem binnen afzienbare tijd opnieuw wordt aanbesteed en pas dan zal worden heroverwogen op welke wijze anderszins transparantie kan worden geboden. De leden van de D66-fractie vragen wanneer de nieuwe aanbesteding is voorzien. Is de Minister voornemens om bij de aanstaande aanbesteding ervoor te zorgen dat de ADR als auditor van de overheid volledig inzicht krijgt in het tapsysteem en automatische melding of registratie naar de politie plaatsvindt van onderbrekingen en storingen in het tapsysteem?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat beide hoogleraren constateren dat niet volledig kan worden uitgesloten dat de storing doelbewust is veroorzaakt, ondanks het onderzoek van de ADR. Deze leden vragen hoe het volgens de Minister komt dat een doelbewuste veroorzaking niet kan worden uitgesloten? Heeft dat te maken met het verlate onderzoek of ook met de beperkte toegang van de ADR tot de kennis van de leverancier en fabrikant? Welke mogelijkheden heeft de Minister onderzocht om alsnog daarover tot meer duidelijkheid te komen? En is het nuttig om alsnog nader onderzoek te laten doen?

Voornoemde leden constateren dat onduidelijk blijft waarom het optreden en afhandelen van de storing niet door de politieambtenaar is opgemerkt. Heeft de Minister gesproken of laten spreken met de betrokken politieambtenaar? Zo ja, hoe verklaart deze dat informatie over de storing, het optreden daartegen en het afhandelen daarvan bij hem niet bekend is? Zo nee, waarom acht de Minister dat niet relevant?

Deze leden vragen of beambten van de politie indertijd inderdaad continu over dezelfde informatie beschikten als de technicus van de leverancier.

De aan het woord zijnde leden vragen een reactie op de constatering dat er geen garantie is dat de politie storingen in het tapsysteem te weten komt. Kan de Minister aangeven of dat met de genomen maatregelen wel gegarandeerd is? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet en welke aanvullende maatregelen overweegt de Minister?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom destijds door de Minister akkoord is gegaan met de voorwaarde dat de naam van de leverancier niet bekend mocht worden gemaakt? Waarom is daartoe besloten? Wat is het beleid van de regering met betrekking tot dergelijke geheimhoudingen op dit moment? Wanneer is deze voorwaarde voor het laatst bevestigd?

Deze leden lezen dat de ADR geen inzicht heeft in de administratie van incidenten door de leverancier. Klopt dit? Zo ja, waarom krijgt de ADR geen inzicht in deze gegevens? Welke middelen heeft de Minister om ADR alsnog volledig inzicht te geven in deze gegevens?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de heren Van Koppen en Jacobs concluderen dat de ADR geen toegang heeft tot bepaalde aspecten van het functioneren van tappen in Nederland, maar niet weet waarom ze die toegang niet heeft. Deelt de Minister deze conclusie en waarom? Is de Minister met deze leden van mening dat de ADR alleen toezicht kan houden op het tapproces in Nederland als zij daarin volledig inzicht heeft? Hoe kan het dat de constateringen en acties van de leverancier zich aan ambtelijke controle onttrekken? Meent de Minister dat dit volledig opgelost is met de door de Minister aangehaalde software update uit 2015?

De aan het woord zijnde leden vragen, in navolging van de heren Van Koppen en Jacobs, wat formeel, contractueel en in de praktijk door de leverancier in het tapsysteem mag worden gedaan en wat feitelijk door de leverancier gebeurt?

Deze leden vragen hoe het kan dat de door de fabrikant zes maanden voor de storing aangemelde update van het systeem zo laat is uitgevoerd? Hoe verhoudt zich dat tot de zorgvuldigheid waarmee het tapproces is omgeven en het belang van de verwerkte informatie?

Voorts vragen deze leden of de Minister een beschikbaarheidspercentage van 99,5% voor een doorlopend gebruikt tapsysteem, waarbij het systeem in 2012 2.354 minuten en in 2013 249 minuten niet beschikbaar was, verantwoord vindt? Zij vragen de Minister zijn antwoord te motiveren. Kan de Minister aangeven welke maatregelen hij neemt om het aantal storingen in het tapsysteem te verlagen en wat daarbij naar haar mening een haalbare doelstelling is?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister wanneer hij verwacht te kunnen rapporteren over de aangekondigde aanscherping van de procedures rond storingen?

II. Reactie van de Minister van Veiligheid en Justitie

Inleiding

In deze brief beantwoord ik de vragen van uw Kamer van 11 maart 2016. Ik wil u wijzen op de nummering van de paragrafen in onderstaande beantwoording. Dit is gedaan om verwijzingen naar eerdere antwoorden mogelijk te maken.

Er zijn meerdere vragen gesteld die betrekking hebben op de uitgebreide analyse naar de beschikbaarheid van het tapsysteem van 2012 tot heden. Zoals ik eerder heb aangegeven in de brief aan de Kamer van 12 februari jl. heb ik de korpschef gevraagd de uitgebreide analyse uit te voeren. Deze analyse duurt ten minste een half jaar. De doorlooptijd is een inschatting en daarom hoop ik u na de zomer de verwachte termijn van afronding te kunnen melden.

1.

De leden van de VVD-fractie stellen dat de heren Van Koppen en Jacobs ten aanzien van de beschikbaarheid van het tapsysteem aangeven twijfels te hebben bij de technische beschikbaarheid (99,5% volgens de korpsleiding) van het tapsysteem. De leden van de VVD-fractie vragen of deze twijfels gerechtvaardigd zijn. De Minister gaat een uitgebreide analyse uitvoeren naar de gerapporteerde beschikbaarheid van het tapsysteem. De leden van de VVD-fractie vragen hoe er in de tussentijd voor kan worden gezorgd dat de politie volledig zicht kan houden op alle storingen die zich voordoen in het tapsysteem. Voorts vragen deze leden of de Minister de conclusie van de heren Van Koppen en Jacobs deelt dat het ongewenst is dat de leverancier van het tapsysteem meer informatie heeft over storingen van het systeem dan de Nederlandse politie. Kan door de Nederlandse politie inzicht worden gekregen in de administratie van incidenten van de leverancier?

Over de beschikbaarheid van het tapsysteem dient helderheid te bestaan. De twijfels van de hoogleraren konden op basis van de beschikbare informatie niet worden weggenomen. Daarom heb ik de korpschef gevraagd de beschikbaarheid van het tapsysteem vanaf 2012 tot heden in kaart te brengen. Dit onderzoek vindt plaats onder supervisie van en gevalideerd door de Auditdienst Rijk (ADR). Uw Kamer heeft zich voorgenomen een afzonderlijk AO te houden waarin de definitieve rapportage van de uitgebreide analyse inzake de beschikbaarheid van het tapsysteem van 2012 tot heden wordt besproken.

De inzet van een leverancier of commerciële partij bij de verwerving en het beheer van een tapsysteem is een bewuste keuze. Het is een dermate grote investering qua benodigde specialistische kennis en kunde dat een leverancier of commerciële partij nodig is. Daar komt bij dat de telecomwereld zich continu ontwikkelt, wat betekent dat ook het tappen continu moet meebewegen, hetgeen een constante innovatieve ontwikkeling vraagt van systemen en het beheer daarvan.

Het tapsysteem wordt beheerd door de politie. De technisch beheerder van de leverancier is ingebed in het beheerteam. De technisch beheerder van de leverancier is op dezelfde wijze gescreend als de medewerkers van de politie. De technisch beheerder van de leverancier kan niet vrij rondlopen in het pand van de politie. Hij wordt opgehaald bij de ingang en begeleid naar zijn werkplek. Er is collegiaal zicht op wat de technisch beheerder doet.

Eind 2014 heeft een software update plaatsgevonden met betrekking tot autorisaties, waardoor de bevoegdheden in het tapsysteem van de technisch beheerder van de leverancier zijn ingeperkt en een betere toegangs- en toezichtscontrole op het handelen van de leverancier is gerealiseerd. Dit betekent dat de technisch beheerder van de leverancier niet meer zelfstandig bepaalde handelingen in het systeem kan verrichten, maar dat alleen kan doen met toestemming van de politie.

De leverancier heeft een eigen registratiesysteem, waarin niet alleen meldingen over het systeem van de politie staan, maar ook van andere gebruikers van het systeem. Dat is de reden dat dit registratiesysteem bedrijfsgeheim is. Inmiddels is met de leverancier afgesproken dat de leverancier inzage zal geven in de door hem vastgelegde gegevens van incidenten met betrekking tot het tapsysteem van de Nederlandse politie.

2.

De aan het woord zijnde leden vragen of de Minister de door Van Koppen en Jacobs geconstateerde problemen ten aanzien van de beschikbaarheid van het tapsysteem en de uitwisseling van informatie over storingen en het oplossen hiervan tussen de leverancier en de Nederlandse veiligheidsdiensten mee kan nemen in een toekomstig nieuw te sluiten contract met een leverancier van een tapsysteem.

De verwerving van een nieuwe tapsysteem voor de politie is in voorbereiding. Daarbij heb ik aandacht gevraagd voor transparantie ten aanzien van het beheer van het systeem. Ik heb de korpschef onder meer gevraagd extra aandacht te geven aan het toezicht op de volledigheid en juistheid van logging en monitoring in de verwerving.

3.

De heren Van Koppen en Jacobs constateren in hun brief dat het tapsysteem op 20 september 2012 is uitgevallen door het uitblijven van een software-update die al zeven maanden eerder door de fabrikant van de apparatuur was aanbevolen en door een zwakke voeding. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister inzicht te geven wie op de hoogte waren van deze noodzakelijke update. Waarom is niet eerder actie ondernomen om deze update uit te voren? Welke maatregelen worden in de toekomst genomen zodat een noodzakelijke update op tijd wordt uitgevoerd?

De ADR heeft in haar onderzoek vastgesteld dat de leverancier de politie op 10 oktober 2012 op de hoogte heeft gesteld dat betreffende firmware van de opslagcomponent geüpdatet moest worden.

Zoals bij ieder technologisch systeem dat actueel moet zijn, dienen er regelmatig software updates te worden gedaan. Deze moeten zorgvuldig worden ingepland, onder meer vanwege de noodzaak van operationele beschikbaarheid. Ook worden updates getest om onder andere te onderzoeken of de updates niet leiden tot onwenselijke neveneffecten. Er kan dus tijd zitten tussen de melding en de daadwerkelijke uitvoering van een software update. Het streven is uiteraard om zo snel als mogelijk updates uit te voeren.

Verder is er een kalender met kritieke beheerbehandelingen (onder andere bijhouden van nieuwe releases) opgesteld, waarmee inmiddels wordt gewerkt. Daarnaast wordt er regelmatig met de leverancier gesproken om op de hoogte te zijn van de updates en de consequenties daarvan voor het tapsysteem.

4.

Inmiddels is de software update uitgevoerd. De Minister stelt dat «hiermee de bevoegdheden van de technisch beheerder van de leverancier zijn ingeperkt». De leden van de VVD-fractie vragen wat hier precies mee wordt bedoeld. Voorts vragen deze leden op welke wijze welke bevoegdheden van de technisch beheerder zijn ingeperkt.

De software update waarnaar wordt verwezen bij deze vraag betreft een software update met betrekking tot autorisaties. Zoals eerder gemeld in paragraaf 1 betekent deze update dat de bevoegdheden in het tapsysteem van de technisch beheerder van de leverancier ingeperkt zijn en een betere toegangs- en toezichtscontrole op het handelen van de leverancier is gerealiseerd. Dit betekent dat de technisch beheerder van de leverancier niet meer zelfstandig bepaalde handelingen in het systeem kan verrichten, maar dat alleen kan doen met toestemming van de politie.

5.

De leden van de PvdA-fractie vragen of er (inmiddels) een systeem werkzaam is waardoor, ook wanneer er sprake is van verlaat onderzoek, onweerlegbaar vastgesteld kan worden of er bij een storing sprake is van intern falen van de apparatuur of van extern menselijk handelen. Zo ja, hoe is dit mogelijk? Zo nee, waarom niet?

Ik wil benadrukken dat de ADR in haar onderzoek geen aanwijzingen heeft aangetroffen van opzettelijk menselijk handelen, maar een technisch probleem de oorzaak lijkt. Ik heb geen reden om te twijfelen aan het ADR-onderzoek.

Ten behoeve van verbetering van monitoring en analyse heeft er een uitbreiding plaatsgevonden van de logging en de periode dat logbestanden worden bewaard.

6.

De Minister geeft aan dat een analyse die minimaal een half jaar gaat duren nodig is om te bepalen of er van een technische beschikbaarheid van 99,5% van het tapsysteem, die de korpsleiding meldt, wel sprake is. Volgens de hoogleraren is er geen garantie dat de politie volledig zicht heeft op alle storingen in het tapsysteem, gezien het feit dat de storing op 20 september 2012 voor de politie buiten beeld is gebleven. De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer deze analyse kan worden verwacht. Kijkt de Minister ook nu al of de aangescherpte procedures voor het melden van storingen adequaat zijn? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet? Voorts vragen deze leden wanneer de Kamer de uitkomsten van de analyse, waarover de Minister spreekt en de ADR superviseert, kan verwachten.

Doel van de onderzoeksopdracht is om een zo nauwkeurig mogelijk beeld op te leveren van de beschikbaarheid van het tapsysteem. In het onderzoek wordt tevens bekeken in hoeverre de reeds genomen maatregelen effect hebben op de beschikbaarheid van het tapsysteem en op de mogelijkheden om die beschikbaarheid adequaat te monitoren. Ook zal worden bekeken welke aanvullende maatregelen nodig zijn.

De procedures voor het melden van storingen zijn aangescherpt en het politiemanagement stuurt op de naleving hiervan.

Ik verwijs u naar de inleiding en paragraaf 1 voor de verdere beantwoording van de vragen.

7.

De Minister geeft aan dat inmiddels de bevoegdheden van de technisch beheerder van de leverancier zijn ingeperkt. Dit vinden de leden van de PvdA-fractie een goede verbetering. Wel vragen zij wat de reactie van de Minister is op het probleem dat de hoogleraren signaleren in het feit dat wat de leverancier precies ziet of doet in het tapsysteem ook geheim wordt gehouden voor de overheid. Volgens de hoogleraren krijgt de auditor van de overheid, de ADR, evenals de politie geen volledig inzicht in de zwarte doos die het tappen in Nederland vormt.

De hoogleraren spreken van het tapsysteem als ware het een zwarte doos waarvan de overheid niet weet wat erin gebeurt. Dat is ten aanzien van het tappen zelf een onjuist beeld. Tappen gebeurt bij en door de politie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een systeem dat door een commerciële partij is geleverd. Het beheer van het systeem vindt plaats bij en door de politie, met ondersteuning van de leverancier.

Naar aanleiding van het tapincident heeft de politie diverse aanvullende maatregelen getroffen om tekortkomingen in het incidentenproces op te heffen. Het toetsen van deze maatregelen zal aan de orde komen in een periodiek uit te voeren audit door de ADR naar de waarborgen die getroffen zijn in het interceptiesysteem. Deze zal eind 2016 plaatsvinden.

Voor de verdere beantwoording met betrekking tot het toezicht op de leverancier verwijs ik naar paragraaf 1. In deze paragraaf wordt onder meer ingegaan op de ingeperkte bevoegdheden van de leverancier, de inzage-afspraak met de leverancier en de kalender van kritieke beheerbehandelingen die is opgesteld. De leverancier kan niet meer zelfstandig bepaalde handelingen in het systeem verrichten, maar kan dat alleen doen met toestemming van de politie.

Met betrekking tot het ADR-onderzoek naar de storing van 20 september 2012 kan ik u melden dat de leverancier medewerking heeft verleend aan het ADR-onderzoek via interviews, beantwoording van schriftelijke vragen en het beschikbaar stellen van documentatie.

8.

De aan het woord zijnde leden vragen in hoeverre de ADR en de politie geen inzicht hebben in de «zwarte doos». Waarom is dit het geval? Is de Minister het met deze leden eens dat er volledige transparantie van de leverancier van het tapsysteem naar de overheid moet zijn? Zo ja, hoe wordt dit bewerkstelligd? Zo nee, waarom niet? Is de Minister het met de leden van de PvdA-fractie eens dat de overheid volledig zicht moet hebben op hetgeen de leverancier precies ziet of doet in het tapsysteem? Zo ja, wat doet de Minister daar aan? Zo nee, waarom niet? Is de Minister het met deze leden eens dat de overheid te allen tijde (fysieke) toegang moet hebben tot alle tapgegevens? Zo ja, hoe bewerkstelligt de Minister dit? Zo nee, waarom niet? Is de Minister het met deze leden eens dat de overheid zich betreffende het zicht op het tapsysteem en de toegang tot dit systeem niet afhankelijk moet maken van een commerciële partij? Zo ja, hoe bewerkstelligt de Minister dat momenteel en is hij van plan het huidige contract de leverancier daarom direct aan te passen? Zo nee, waarom niet? Hoe zorgt de Minister ervoor dat de leverancier controleerbaar is door de overheid? Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie hoe de Minister voorkomt dat de leverancier inzicht in bepaalde gegevens over een storing aan de overheid ontzegt omdat het bedrijfsgegevens zou betreffen.

Voor de beantwoording van uw vragen verwijs ik u naar paragraaf 1 en 7.

Aanpassing van het contract acht ik niet meer opportuun omdat het tapsysteem binnen afzienbare termijn opnieuw zal worden aanbesteed en het proces van verwerving al is opgestart.

9.

De leden van de SP-fractie noemen het uitermate onbevredigend dat uit het eerdere onderzoek van de ADR niet is gebleken wat de oorzaak van de storing is geweest. De hoogleraren Van Koppen en Jacobs stellen dat een doelbewust veroorzaakte storing niet volledig uitgesloten kan worden. Tevens stellen zij vast dat de leverancier van het tapsysteem geen volledige openheid van zaken heeft gegeven. Zij stellen immers in hun nota:

«We moeten echter wel vaststellen dat, bij het huidige gebrek aan helderheid – door verlaat onderzoek en door gebrek aan transparantie – een doelbewust veroorzaakte storing niet volledig uitgesloten kan worden. Eventueel nader onderzoek heeft alleen zin als de leverancier alsnog volledige openheid van zaken zal geven.»

Voornoemde leden vinden het onbestaanbaar dat de leverancier die inzage niet geeft. Welke afspraken zijn hierover gemaakt met de leverancier? Legt de Minister zich er nu bij neer dat de leverancier geen inzicht geeft in de administratie van incidenten? Zo ja, waarom? Zo nee, welke acties onderneemt hij om de leverancier er alsnog toe te bewegen of te dwingen openheid van zaken te geven?

Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar paragrafen 1 en 7.

10.

De leden van de SP-fractie vragen of nader te achterhalen is hoe het kan dat de politie destijds, in september 2012, de storing niet heeft opgemerkt. Als het inderdaad zo is dat politiebeambten over dezelfde informatie over het tapsysteem beschikken als de aanwezige technicus van de leverancier en die regels in de praktijk ook nageleefd werden, dan is het vrijwel onmogelijk dat slechts de technicus een serieus incident opmerkt en bijna een uur lang ongemerkt kan ingrijpen op het systeem zonder dat dat door de politie wordt opgemerkt. De leden vragen de Minister hierop te reageren. «Kennelijk geeft de politie de technicus van de leverancier meer operationele bewegingsruimte dan de bedoeling is,» zo wordt gesteld door de hoogleraren. Is ook naar dit specifieke punt nader onderzoek gedaan? Zijn de betrokken personen die werkzaam waren deze dag hierover gehoord?

Op 20 september 2012 heeft er een storing plaatsgevonden in het tapsysteem van de politie. Er zijn door de ADR geen sporen aangetroffen dat er sprake is van opzettelijk menselijk handelen. De storing is dezelfde dag gesignaleerd, verholpen en geregistreerd door een technisch beheerder van de leverancier van het tapsysteem, die onderdeel uitmaakt van het beheer van het tapsysteem. De leverancier heeft de storing echter niet conform de procedure gemeld aan de afdeling I&S van de politie. Doordat de storing door de politie niet is opgemerkt én ook niet is gemeld door de technisch beheerder van de leverancier aan de politie, is het incidentenproces van de afdeling I&S niet gestart en derhalve niet doorlopen. Het is dus duidelijk dat de gangbare werkwijze op die dag niet is gevolgd en dat had wel gemoeten.

Het onderzoek naar de storing heeft twee jaar na het incident plaatsgevonden. Medewerkers die aanwezig waren op die dag zijn gehoord door de ADR, maar na een dergelijk verloop van tijd is het exacte verloop van de gebeurtenissen van die dag niet meer vast te stellen, aldus de ADR. De leverancier heeft de ADR informatie aangereikt waaruit blijkt dat zij de storing van 20 september 2012 niet volgens de geldende werkwijze heeft doorgegeven aan de politie. De politie beschikt over een monitoringsysteem dat afwijkingen in het functioneren van het tapsysteem signaleert en berichten kan uitsturen. Het is niet duidelijk geworden of dit monitoringsysteem van de bewuste storing berichten heeft verstuurd.

Wat betreft het verhelpen van de storing is uit het onderzoek van de ADR vast komen te staan dat er geen schriftelijke bescheiden zijn waaruit blijkt dat de medewerker van de leverancier de storing heeft gemeld, noch dat hij toestemming heeft gekregen voor de herstart. Dit beeld wordt ook in de door de ADR afgenomen interviews bevestigd. Het tegendeel is hieruit evenmin gebleken. Ik heb geen reden te twijfelen aan het ADR-onderzoek.

11.

Met betrekking tot het beheer van het tapsysteem vragen de leden van de SP-fractie waarom en op basis waarvan de leverancier van het tapsysteem geheim moet blijven. Sinds wanneer is dat? Wie heeft dat op welk moment bedongen? Welk belang is er met geheimhouding gediend?

De keuze voor geheimhouding van de naam van de huidige leverancier is uit veiligheidsoverwegingen en afgesproken ten tijde van het aangaan van het contract. Achtergrond is kwaadwillenden zo min mogelijk handvatten te geven om het tapproces te frustreren.

In het kader van de komende aanbesteding zal ik heroverwegen of en in welke mate geheimhouding in relatie tot de leverancier noodzakelijk is.

12.

De aan het woord zijnde leden vragen de Minister of hij de mening van de heren Van Koppen en Jacobs deelt dat het onwenselijk is dat het feitelijke tappen gedeeltelijk een «black box» is, waarin alleen de leverancier de weg kent, en dat alles wat de leverancier daar constateert of doet zich onttrekt aan ambtelijke en democratische controle. Deze leden vragen of de Minister hun mening deelt dat deze situatie niet kan blijven voortbestaan. Wat gaat de Minister hier nu precies aan veranderen? Op welke wijze en met welke maatregelen zorgt hij er voor dat de transparantie en de controle op het tapsysteem verbeteren? Is daarmee een dergelijk incident, waardoor de oorzaak van een storing niet meer te achterhalen is en de leverancier er mee weg kan komen geen openheid van zaken te geven, uitgesloten?

Voor de beantwoording van uw vragen verwijs ik u naar paragraaf 1 met betrekking tot de genomen maatregelen, paragraaf 7 met betrekking tot de «black box».

13.

De leden van de SP-fractie constateren dat volgens de Minister het tapsysteem «binnen afzienbare tijd» opnieuw zal worden aanbesteed. Wanneer is dat precies? Wanneer loopt het contract af? Wat waren bij de aanbesteding destijds de eisen die werden gesteld? Klopt het dat er voldoende alternatieve leveranciers zijn en dat deze bovendien goedkoper zijn dan de huidige leverancier? Deze leden vragen de Minister zijn antwoord toe te lichten.

Voornoemde leden vragen of het klopt dat het bedrijf dat de leverancier is van het Nederlandse tapsysteem het bedrijf Verint is. Klopt het tevens dat dit bedrijf, een Amerikaans-Israëlisch concern, dat eerder Comverse heette, eerder herhaaldelijk in opspraak is geraakt, onder andere wegens banden met de Israëlische geheime dienst en andere afluister- en spionageschandalen? Zo niet, wat klopt hier precies niet aan? De aan het woord zijnde leden vragen de Minister wat hij ervan vindt dat een leverancier die in opspraak is geraakt het Nederlandse tapsysteem beheert.

Als gevolg van geheimhoudingsafspraken zal ik niet ingaan op de naam van de huidige leverancier.

In het kader van de komende aanbesteding zal ik heroverwegen of en in welke mate geheimhouding in relatie tot de leverancier noodzakelijk is. Op dit moment vindt de voorbereiding van de verwerving plaats. In deze fase wordt het te volgen aanbestedingsproces opgesteld. Voor verdere beantwoording verwijs ik u naar paragraaf 11.

14.

Voorts vragen de leden van de SP-fractie wat er op tegen zou zijn om het beheer van het tapsysteem onder verantwoordelijkheid van de overheid te brengen. Nu het een veelgebruikt opsporings- en bewijsmiddel in strafzaken is en niet meer weg te denken is uit de politiepraktijk, zou het volgens deze leden goed en zelfs logisch zijn deze techniek en expertise (feitelijk het hele systeem inclusief de personen die daarmee om kunnen gaan) zelf «in huis te halen», voor zover dat nog niet aanwezig is. Zij vragen hoe het kan dat de Nederlandse overheid een belangrijk deel van het opsporingswerk laat doen door een bedrijf waar geen enkele controle over is? Deze leden verzoeken om een uitgebreide reactie hierop.

Zoals gemeld in paragraaf 7 wordt er bij en door de politie getapt. Het beheer wordt uitgevoerd gebeurt door de politie, met ondersteuning van de leverancier en valt onder de verantwoordelijkheid van de overheid. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een systeem dat door een commerciële partij is geleverd. In paragraaf 1 ben ik ingegaan op de argumenten om te kiezen voor een systeem van een commerciële partij.

In paragraaf 1 heb ik toegelicht dat de procedures zijn aangescherpt. Ik verwijs voor de beantwoording dan ook naar de beantwoording in de paragrafen 1 en 7.

15.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of het door hem aangekondigde gesprek met de betreffende hoogleraren (Van Koppen en Jacobs) reeds heeft plaatsgevonden en wat de resultaten daarvan zijn geweest.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe zijn opmerking, dat de ADR in het onderzoek geen aanwijzingen heeft aangetroffen van opzettelijk menselijk handelen, zich verhoudt tot de bevindingen van de genoemde hoogleraren dat de leverancier nalatigheid kan worden verweten. Zij stellen in hun brief van 11 februari jl. dat dit de volgende punten betreft:

  • 1. Het niet tijdig uitvoeren van de door de fabrikant gemelde updates;

  • 2. Het – tegen de regels – niet melden van de geconstateerde storing aan de technici van de politie, met wie de technicus van de leverancier nauw behoort samen te werken;

  • 3. Het – tegen de regels – eigenstandig en zonder overleg of toestemming verhelpen van de storing door middel van een herstart, waarbij noodzakelijkerwijs gesprekken verloren gaan;

  • 4. Geen volledige openheid van zaken geven over het incident – zoals gemeld in het ADR-rapport.

De aan het woord zijnde leden vragen de Minister per punt aan te geven of hij deze analyse van nalatigheid deelt en zo nee, waarom niet.

Het gesprek tussen de hoogleraren en mij heeft midden april plaatsgevonden. Het was een constructief gesprek. Wij hebben hun opvattingen besproken. Ik heb de hoogleraren gevraagd of ze hun kennis en kunde kunnen inzetten bij de komende aanbesteding. Verder heb ik hen toegezegd dat er zal worden gekeken naar het toezicht. De concrete vorm van beide kwesties wordt nader uitgewerkt.

Met betrekking tot bovenstaande punten moet een onderscheid worden gemaakt tussen de storing die heeft plaatsgevonden vanwege een combinatie van een defect geraakte voeding en firmware die niet up to date was enerzijds en het niet volgen van de afgesproken procedures door de beheerder van de leverancier anderzijds.

Wanneer het gaat over updates onder punt 1 verwijs ik naar paragraaf 3 waar ik vermeld dat bij ieder technologisch systeem dat actueel moet zijn, regelmatig software updates worden gedaan. Deze moeten echter zorgvuldig worden ingepland. Hiervoor is een kalender kritieke beheerhandelingen opgesteld.

Het niet melden van de geconstateerde storing en eigenstandig uitvoeren van een herstart onder punt 2 en 3 gaat in tegen de gangbare werkwijze. Om die reden zijn de procedures dan ook aangescherpt en stuurt het politiemanagement op de naleving hiervan.

Over de onder punt 4 gemelde onvolledige openheid verwijs ik naar paragraaf 1 en 7 waarin ik meld dat de leverancier de benodigde medewerking heeft verleend aan het ADR-onderzoek, maar ook dat er nu een afspraak is gemaakt met de leverancier over de door hem vastgelegde gegevens van incidenten met betrekking tot het tapsysteem van de politie.

De mogelijkheid dat tapdata opzettelijk zijn gewist, heeft de ADR onderzocht aan de hand van de registratie van tapgesprekken in de zaak Van Rey. De ADR heeft vastgesteld dat de doorlopende nummering van de opgeslagen tapgesprekken niet is onderbroken. De audittrail geeft geen aanwijzingen dat er sprake is van wissen van gesprekken die zijn gevoerd op 20 september 2012. De ADR heeft in haar onderzoek geen aanwijzingen aangetroffen van opzettelijk menselijk handelen, maar geeft aan dat een technisch probleem de oorzaak lijkt. Dit neemt niet weg dat de ADR in zijn rapport ook meldt dat de leverancier informatie heeft aangereikt waaruit blijkt dat de storing door hen niet volgens de geldende werkwijze is doorgegeven aan de politie.

16.

Voorts vragen deze leden of de Minister kan bevestigen dat ondanks de «aannemelijkheid» van een technische fout niet met (100%) zekerheid op basis van het ADR-onderzoek gesteld kan worden dat geen sprake is geweest van opzettelijk menselijk handelen.

Voornoemde leden vragen wanneer de Kamer de uitkomsten van het onderzoek naar de aanscherpte procedures voor het melden van storingen kan verwachten.

Voorts vragen zij wat de stand van zaken is ten aanzien van de aangekondigde aanbestedingsproces rondom het tapsysteem. Deze leden vragen de Minister op grond van welke lessen uit dit dossier en/of reeds bestaande richtsnoeren/beleidsregels hij heroverweegt of – en zo ja in hoeverre – geheimhouding hierbij noodzakelijk is.

Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar paragraaf 5 als het gaat om menselijk handelen; naar paragraaf 1 als het gaat om de uitkomsten van de uitgebreide analyse en naar paragrafen 7 en 13 wanneer het gaat om het verwervingsproces en geheimhouding.

17.

De leden van de PVV-fractie stellen dat contractueel is vastgelegd dat de naam van de leverancier niet bekend wordt gemaakt. Het tapsysteem zal binnen afzienbare tijd opnieuw worden aanbesteed en in dat kader zal worden heroverwogen of en in welke mate geheimhouding noodzakelijk is. De leden van de PVV-fractie vragen wat het belang is van de huidige geheimhouding. Daarnaast vragen deze leden of het klopt dat de fabrikant of de leverancier een buitenlands bedrijf is. Zo ja, waarom is er niet voor Nederlandse bedrijven gekozen, nu het gaat om de inzet van een strafvorderlijk dwangmiddel?

De hoogleraren hebben aangegeven dat de technicus van de leverancier tegen de regels, eigenstandig en zonder overleg of toestemming een storing heeft verholpen door middel van een herstart, waarbij noodzakelijkerwijs gesprekken verloren gaan. Ook is de geconstateerde storing tegen de regels niet gemeld aan de technici van de politie, met wie de technicus van de leverancier nauw behoort samen te werken. De leden van de PVV-fractie vragen wat de reden is van het niet naleven van de regels en of dit gevolgen heeft gehad voor de betreffende technicus.

Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar paragraaf 11 wanneer het gaat om de geheimhouding en naar paragrafen 7 en 13 als het gaat om de leverancier.

Hoewel de technicus van de leverancier een herstart heeft uitgevoerd zonder dit volgens de geldende procedures te melden, heeft dit juist de storing verholpen. De storing leidde tot het niet registreren van gesprekken, niet de herstart. De herstart heeft er voor gezorgd dat het tapsysteem weer is gaan lopen.

Zoals gemeld in paragraaf 10 betreur ik dat de procedures op die dag niet zijn gevolgd. Om die reden zijn de procedures aangescherpt.

Uit het onderzoek van de ADR is komen vast te staan dat er geen schriftelijke bescheiden zijn waaruit blijkt dat de medewerker van de leverancier de storing heeft gemeld, noch dat hij toestemming heeft gekregen voor de herstart. Dit beeld wordt ook in de door de ADR afgenomen interviews bevestigd. Het tegendeel is hieruit evenmin gebleken. Deze medewerker is, net als alle andere medewerkers, geïnformeerd over de (naleving van) procedures en het belang van schriftelijke vastlegging.

18.

De politiebeambten beschikken als het goed is continu over dezelfde informatie over het tapsysteem als de aanwezige technicus van de leverancier. De aan het woord zijnde leden vragen hoe het dan kan dat de technicus een serieus incident wel opmerkt en bijna een uur lang ongemerkt kan ingrijpen op het systeem, zonder dat dat door de politie wordt opgemerkt.

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar paragraaf 10.

19.

De leden van de D66-fractie stellen dat de heren Van Koppen en Jacobs constateren dat weliswaar geen aanwijzingen zijn gevonden voor menselijk ingrijpen, maar dat een technische storing ook niet aangetoond kan worden. Daarmee kan een doelbewust veroorzaakte storing die de tap Van Rey-Teeven verloren heeft doen gaan, niet volledig worden uitgesloten. De ADR heeft weliswaar onafhankelijk en grondig onderzoek verricht, maar meer dan aannames kan de ADR niet bieden. Deze leden vragen waarom de leverancier zelf niet in staat was om dat precies vast te stellen. Waren er concrete afspraken en protocollen tussen de leverancier en de politie over het melden van storingen? Welke maatregelen kunnen in het systeem worden getroffen om de oorzaak van toekomstige storingen wel met zekerheid te kunnen vaststellen?

Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar paragraaf 1 en 7.

20.

De heren Van Koppen en Jacobs constateren dat de ADR geen toegang heeft tot de administratie van incidenten van de leverancier. De leden van de D66-fractie vragen de Minister toe te lichten hoe dat mogelijk is. Is daarover bij de aanbesteding met de leverancier niets geregeld? Op welke wijze is in het huidige tapsysteem überhaupt toezicht en controle geregeld voor politie en justitie als opdrachtgever? Op welke wijze dachten de politie en justitie dat afgelopen jaren de juistheid en volledigheid van het tapproces was gewaarborgd? Zijn er nooit eerder signalen geweest dat de juistheid en volledigheid twijfelachtig waren? Op grond waarvan kan de leverancier weigeren inzicht te geven in de administratie van incidenten? Is de leverancier inmiddels bereid gevonden alsnog volledige openheid van zaken te geven?

Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar paragraaf 1, 3 en 7.

In mijn brief aan de Kamer d.d. 17 december 2013 heb ik gemeld dat de juistheid van de getapte gegevens door een storing als deze niet in gevaar is, maar wel de volledigheid ervan. Bepalend voor de implicaties in een specifieke strafzaak is of de eventuele ontbrekende gesprekken een wezenlijke bijdrage leveren aan de bewijsvoering – of ontkrachting daarvan – die niet al uit andere bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Op basis van de aard en gevolgen van de storing kunnen de implicaties voor het strafrechtelijk onderzoek worden bepaald.

21.

De leden van de D66-fractie vinden het verontrustend dat de storing in het tapsysteem van 20 september 2012 buiten het beeld van de politie is gebleven. Hoe kan het dat een majeure storing waarbij alle taps er bijna een uur uitlagen, niet door politie en justitie zijn opgemerkt? De heren Van Koppen en Jacobs constateren dat in het gesprek met de ADR geen duidelijkheid is verkregen over de vraag waarom het optreden en het afhandelen van het incident in het tapsysteem door geen enkele politieambtenaar is opgemerkt. Deze leden vragen de Minister toe te lichten waarom daar geen duidelijkheid over is te geven. Op welke wijze is de Minister voornemens om de alertheid binnen de politie te vergroten?

In de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar paragrafen 1 en 10.

22.

De Minister schrijft dat uit een eerste analyse blijkt dat over de periode 2012 tot aan heden geen zekerheid kan worden gegeven of de gerapporteerde beschikbaarheid van het tapsysteem juist is. Daarmee is de stelling dat de politie voor 99,5% zicht zou hebben op alle storingen in het tapsysteem volgens de aan het woord zijnde leden geen garantie en dus twijfelachtig. Het systeem zou niet ingericht zijn voor het ontsluiten van management informatie. Deze leden vragen of de Minister voornemens is om bij de aanstaande aanbesteding te laten voorzien in de technische mogelijkheid voor het ontsluiten van management informatie.

In de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar paragraaf 2.

Het systeem waarover ik eerder in mijn brief d.d. 12 februari 2016 heb aangegeven dat het niet ingericht is op het ontsluiten van managementinformatie, is het incidentmanagementsysteem van de politie. Dat systeem maakt geen onderdeel uit van de verwerving. In het onderzoek zal worden meegenomen of en in hoeverre dit systeem geschikt gemaakt kan worden voor het ontsluiten van managementinformatie.

23.

Voorts vragen deze leden op welke wijze de Minister heeft geacteerd nadat hij in 2013 aan de Tweede Kamer meldde dat het tapsysteem in 2012 2.354 minuten en in 2013 249 minuten niet beschikbaar is geweest. Op welke wijze is vanuit de politie, de ADR, dan wel het ministerie gecontroleerd of de leverancier de noodzakelijke maatregelen trof om de beschikbaarheid van het tapsysteem te kunnen waarborgen?

Naar aanleiding van het tapincident heeft de politie diverse aanvullende maatregelen getroffen om tekortkomingen in het incidentenproces op te heffen. Het toetsen van deze maatregelen zal aan de orde komen in een periodiek uit te voeren audit naar de waarborgen die getroffen zijn in het interceptiesysteem. Deze zal eind 2016 plaatsvinden.

Voor de verdere beantwoording verwijs ik u naar paragraaf 1.

24.

De leden van de D66-fractie vinden het buitengewoon onwenselijk dat de politie – en daarmee ook justitie – onvoldoende zicht heeft op het eigen tapsysteem. Deze leden zijn geschrokken van de wijze waarop het tapsysteem bij een externe leverancier is ondergebracht. Tappen is een ingrijpende bevoegdheid dat met zorgvuldige waarborgen omkleed moet zijn. Niet alleen bij de keuze tot inzetten van het middel, maar ook bij de uitvoering en in het bijzonder bij het toezicht en de controle ervan. Waarom is ervoor gekozen het tapsysteem uit te besteden aan een externe leverancier en niet in huis bij de politie te organiseren?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de paragrafen 1 en 7. Het tapsysteem is ondergebracht en in beheer bij de politie. Daarbij wordt door de externe leverancier technische ondersteuning geleverd.

25.

De bevoegdheden van de externe technisch beheerder van de leverancier zouden via een software update zijn ingeperkt. Maar er is geen duidelijkheid over de wijze waarop die bevoegdheid sindsdien gemonitord wordt. De leden van de D66-fractie vragen of de Minister inmiddels van de korpschef het verzochte inzicht heeft gekregen over de wijze waarop de bevoegdheid van de beheerder wordt gemonitord. Zo ja, hoe vindt die monitoring precies plaats? Welke garantie kan de Minister de Kamer geven dat de bevoegdheden van de technisch beheerder daadwerkelijk in de praktijk zijn ingeperkt anders dan alleen de constatering dat een software update zou hebben plaatsgevonden? Zo nee, vindt de Minister het verantwoord dat op dit moment taps plaatsvinden zonder dat hij of de korpschef weten of de bevoegdheid van de beheerder in lijn is met de gewenste beperking en of de uitvoering van de bevoegdheid afdoende wordt gemonitord?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar paragraaf 1 en 4.

26.

De Minister geeft aan dat het tapsysteem binnen afzienbare tijd opnieuw wordt aanbesteed en pas dan zal worden heroverwogen op welke wijze anderszins transparantie kan worden geboden. De leden van de D66-fractie vragen wanneer de nieuwe aanbesteding is voorzien. Is de Minister voornemens om bij de aanstaande aanbesteding ervoor te zorgen dat de ADR als auditor van de overheid volledig inzicht krijgt in het tapsysteem en automatische melding of registratie naar de politie plaatsvindt van onderbrekingen en storingen in het tapsysteem?

Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar paragraaf 1, 2, 3 en 13.

27.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat beide hoogleraren constateren dat niet volledig kan worden uitgesloten dat de storing doelbewust is veroorzaakt, ondanks het onderzoek van de ADR. Deze leden vragen hoe het volgens de Minister komt dat een doelbewuste veroorzaking niet kan worden uitgesloten? Heeft dat te maken met het verlate onderzoek of ook met de beperkte toegang van de ADR tot de kennis van de leverancier en fabrikant? Welke mogelijkheden heeft de Minister onderzocht om alsnog daarover tot meer duidelijkheid te komen? En is het nuttig om alsnog nader onderzoek te laten doen?

In de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar paragrafen 1, 3 en 10.

28.

Voornoemde leden constateren dat onduidelijk blijft waarom het optreden en afhandelen van de storing niet door de politieambtenaar is opgemerkt. Heeft de Minister gesproken of laten spreken met de betrokken politieambtenaar? Zo ja, hoe verklaart deze dat informatie over de storing, het optreden daartegen en het afhandelen daarvan bij hem niet bekend is? Zo nee, waarom acht de Minister dat niet relevant?

In de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar paragrafen 1, 10 en 17.

29.

Deze leden vragen of beambten van de politie indertijd inderdaad continu over dezelfde informatie beschikten als de technicus van de leverancier.

In de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar paragrafen 1 en 10.

30.

De aan het woord zijnde leden vragen een reactie op de constatering dat er geen garantie is dat de politie storingen in het tapsysteem te weten komt. Kan de Minister aangeven of dat met de genomen maatregelen wel gegarandeerd is? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet en welke aanvullende maatregelen overweegt de Minister?

Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar paragraaf 1. Tevens zal de definitieve rapportage naar aanleiding van de uitgebreide analyse mogelijk leiden tot aanbevelingen.

31.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom destijds door de Minister akkoord is gegaan met de voorwaarde dat de naam van de leverancier niet bekend mocht worden gemaakt? Waarom is daartoe besloten? Wat is het beleid van de regering met betrekking tot dergelijke geheimhoudingen op dit moment? Wanneer is deze voorwaarde voor het laatst bevestigd?

Voor de beantwoording van een aantal van deze vragen verwijs ik naar paragraaf 11.

Wanneer het gaat om de vraag over geheimhoudingen kan ik u melden dat de in 2010 geldende aanbestedingsregelgeving aanbestedende diensten de mogelijkheid bood om af te zien van een Europese aanbesteding ten aanzien van overheidsopdrachten die geheim zijn verklaard of waarvan de uitvoering overeenkomstig de geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met bijzondere veiligheidsmaatregelen gepaard moet gaan of wanneer de bescherming van de wezenlijke belangen van het land zulks vereist (art. 13 Bao). De politie heeft de opdracht voor een interceptiefaciliteit destijds op deze grond rechtstreeks aan de contractant gegund.

Noch de politie, noch het Rijk hanteert beleid op het terrein van het geheim verklaren van opdrachten. Van geval tot geval wordt beoordeeld of het karakter van de opdracht een beroep op art. 2.23 lid 1 onder e onder de Aanbestedingswet 2012 (voorheen art. 13 Bao) rechtvaardigt. De aanbestedende dienst kan in voorkomend geval de aanbestedingsprocedure zodanig vormgeven dat daarmee recht wordt gedaan aan het bijzonder karakter van de opdracht. Soms door een aantal specifieke ondernemers uit te nodigen een offerte te doen, maar soms ook door exclusief met één ondernemer te onderhandelen.

Het karakter van de opdracht kan vervolgens ook gevolgen hebben voor de contractuele afspraken die partijen met elkaar maken. In paragraaf 11 en 13 heb ik aangegeven dat ik niet kan ingaan op de naam van de leverancier. Gebruikelijk is een dergelijke afspraak niet zoals moge blijken uit het feit dat de Algemene Rijksinkoopvoorwaarden een dergelijke bepaling niet kent.

Uitgangspunt voor mij in deze is: openbaarheid tenzij vanuit een oogpunt van veiligheid en integriteit geheimhouding is gerechtvaardigd.

32.

Deze leden lezen dat de ADR geen inzicht heeft in de administratie van incidenten door de leverancier. Klopt dit? Zo ja, waarom krijgt de ADR geen inzicht in deze gegevens? Welke middelen heeft de Minister om ADR alsnog volledig inzicht te geven in deze gegevens?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de heren Van Koppen en Jacobs concluderen dat de ADR geen toegang heeft tot bepaalde aspecten van het functioneren van tappen in Nederland, maar niet weet waarom ze die toegang niet heeft. Deelt de Minister deze conclusie en waarom? Is de Minister met deze leden van mening dat de ADR alleen toezicht kan houden op het tapproces in Nederland als zij daarin volledig inzicht heeft? Hoe kan het dat de constateringen en acties van de leverancier zich aan ambtelijke controle onttrekken? Meent de Minister dat dit volledig opgelost is met de door de Minister aangehaalde software update uit 2015?

Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar paragrafen 1, 3, 4, 7 en 10.

33.

De aan het woord zijnde leden vragen, in navolging van de heren Van Koppen en Jacobs, wat formeel, contractueel en in de praktijk door de leverancier in het tapsysteem mag worden gedaan en wat feitelijk door de leverancier gebeurt?

In de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar de paragraaf 1.

34.

Deze leden vragen hoe het kan dat de door de fabrikant zes maanden voor de storing aangemelde update van het systeem zo laat is uitgevoerd? Hoe verhoudt zich dat tot de zorgvuldigheid waarmee het tapproces is omgeven en het belang van de verwerkte informatie?

Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar paragraaf 3.

35.

Voorts vragen deze leden of de Minister een beschikbaarheidspercentage van 99,5% voor een doorlopend gebruikt tapsysteem, waarbij het systeem in 2012 2.354 minuten en in 2013 249 minuten niet beschikbaar was, verantwoord vindt? Zij vragen de Minister zijn antwoord te motiveren. Kan de Minister aangeven welke maatregelen hij neemt om het aantal storingen in het tapsysteem te verlagen en wat daarbij naar haar mening een haalbare doelstelling is?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister wanneer hij verwacht te kunnen rapporteren over de aangekondigde aanscherping van de procedures rond storingen?

Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar paragraaf 1.

Naar boven