30 517 Evaluatie van hoofdstuk 13 van de Telecommunicatiewet

Nr. 28 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 december 2015

In het Algemeen Overleg Strafrechtelijke onderwerpen van 4 november jl. zijn door de leden Van Nispen (SP) en Recourt (PvdA) vragen gesteld naar aanleiding van een uitzending van het radioprogramma Argos d.d. 6 juni jl. In deze uitzending hebben de heren Jacobs (hoogleraar computerbeveiliging) en Van Koppen (hoogleraar rechtspsychologie) vragen gesteld naar aanleiding van het onderzoeksrapport van de Auditdienst Rijk (ADR) inzake de interceptiefaciliteit (rapportagedatum 9 december 2014). Tevens heeft de heer Van Koppen een artikel geschreven over de storing in de tapinstallatie op 20 september 2012 en het vervolg daarop naar aanleiding van het onderzoeksrapport van de ADR. Ook dit artikel is aanleiding geweest voor vragen van de betreffende Kamerleden in het Algemeen Overleg.

De vragen van de heren Van Koppen en Jacobs, waarnaar door de leden Van Nispen en Recourt is verwezen, hebben betrekking op de oorzaak van de storing, het niet functioneren van de back-up en de opvolging van de storing.

Ten behoeve van de beantwoording van deze vragen heb ik de ADR geraadpleegd.

Inleiding

Op 28 november 2013 heeft mijn ambtsvoorganger u bericht over de inrichting van het tapproces en het tapsysteem, daarnaast is er ingegaan op de tapgesprekken in de zaak Van Rey (Kamerstuk 33 750 VI, nr. 92). In de beantwoording van Kamervragen op 17 december 2013 is ingegaan op de tapfaciliteit en het aantal storingen met dataverlies dat zich in 2012 en 2013 heeft voorgedaan, inclusief het aantal opgemaakte processen-verbaal in die gevallen (Kamerstuk 33 750 VI, nr. 95). Hoewel het tapsysteem blijkens deze eerdere brieven een hoge beschikbaarheid kent, treden helaas af en toe storingen met dataverlies op. De storing op 20 september 2012 is een dergelijke storing.

Initiële oorzaak van de storing

De ADR heeft een onafhankelijk en grondig onderzoek uitgevoerd en op grond hiervan acht de ADR het aannemelijk dat als gevolg van een defect geraakte voeding, in combinatie met firmware die niet up-to-date was, de verbinding tussen de verwerkingscomponent en de opslagcomponent is weggevallen. Veel informatie (onder meer een aantal loggingen en procesregistraties) is voor het onderzoek bewaard gebleven. Echter de betreffende voeding en de tijdens de storing geldende systeeminstellingen waren ten tijde van het onderzoek niet meer beschikbaar voor analyse. Hierdoor heeft de ADR de exacte oorzaak van de storing niet met zekerheid kunnen vaststellen.

Ook als een nieuw onderzoek zou worden ingesteld blijft het onmogelijk om de toenmalige systeeminstellingen en de falende voeding fysiek te onderzoeken en daarmee meer zekerheid te verkrijgen over de exacte oorzaak van de storing.

Wel heeft de ADR aangegeven dat zij geen sporen heeft aangetroffen die er op duiden dat er sprake is geweest van het wissen van gesprekken die zijn gevoerd op 20 september 2012. Ook heeft de ADR geen aanwijzingen dat op het moment van de storing iemand toegang had tot het tapsysteem.

De ADR heeft daarmee geen aanwijzingen aangetroffen van opzettelijk menselijk handelen bij het optreden van de storing. Op basis daarvan is geconstateerd dat een technisch probleem de storing met dataverlies heeft veroorzaakt.

Niet functioneren dubbele uitvoering

De ADR heeft vervolgens vastgesteld dat de firmware op het moment van storing niet up-to-date was. Daardoor bestond er een verhoogd risico dat de betreffende opslagcomponent de communicatie zou verliezen met andere delen van het systeem en dat de beoogde overschakelvoorziening niet zou functioneren. Dit lijkt ook te zijn gebeurd op 20 september 2012.

Op het moment van de storing was de verbinding tussen de verwerkingscomponent en de opslagcomponent verbroken. De overschakelvoorziening die in een dergelijke situatie opnieuw verbinding zoekt, eventueel met de tweede verwerkingscomponent, lijkt te zijn ontregeld door de defecte voeding in combinatie met de niet geüpdatete firmware. Hierdoor is er geen succesvolle verbinding tussen één van beide verwerkingscomponenten en de opslagcomponent tot stand gekomen.

Het gevolg hiervan is dat binnengekomen data niet door een verwerkingscomponent zijn doorgeleid naar de opslagcomponent. Zoals de ADR in zijn rapport heeft gemeld, kent de verwerkingscomponent een buffer. Door de handmatige herstart van services is het systeem weer gaan functioneren, maar zijn de nog aanwezige data in de buffer van de verwerkingscomponent verloren gegaan.

Opvolging storing

De storing is door de technisch beheerder van de leverancier wel opgemerkt, maar deze is niet conform de procedure aan de afdeling Interceptie & Sensing (I&S) van de Landelijke Eenheid gemeld. De ADR heeft in haar rapport ook gemeld dat de leverancier van het tapsysteem heeft bevestigd dat geen e-mailbericht aan I&S te achterhalen is over de storing op 20 september 2012. De leverancier heeft begin oktober 2012 wel aan I&S gemeld dat de firmware van de opslagcomponent moest worden vernieuwd. Tevens meldde de leverancier dat de voeding van de opslagcomponent defect was en dat dit mogelijk de oorzaak was van de instabiliteit, maar daarbij is niet verwezen naar een specifieke storing. Zelf heeft I&S de storing ook niet opgemerkt. Kort gezegd: I&S is in september 2012 niet op de hoogte geweest van het plaatsvinden van de storing. Dat gebeurde pas later naar aanleiding van de zaak Van Rey.

Het gevolg hiervan is dat direct na de storing geen proces-verbaal is opgemaakt en geen analyse of onderzoek door I&S heeft plaatsgevonden waardoor ook niet kon worden onderkend dat sprake was geweest van storing met dataverlies. Daarom zijn de betrokken partijen, waaronder de eindgebruikers, direct na de storing niet geïnformeerd.

Ten slotte

Met het instellen van het onderzoek van de ADR is ingezet op het achterhalen van de aard en oorzaak van de storing op 20 september 2012. Bij een nieuw onderzoek is er niet meer materiaal en informatie beschikbaar dan de ADR tot zijn beschikking had ten tijde van haar onderzoek. Zoals aangegeven in de beantwoording van Kamervragen van 13 juli jl. (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 2885) en zoals ik ook op 4 november jl. heb gemeld in de Kamer, geeft de grondigheid en onafhankelijkheid van het ADR-rapport mij geen aanleiding om een nieuw onderzoek te laten uitvoeren.

De ADR zal desgewenst de heren Van Koppen en Jacobs uitnodigen om hun vragen rechtstreeks aan de ADR te stellen en daarover een verdiepend gesprek te voeren met hen. Mocht dit gesprek leiden tot nieuwe inzichten zal ik uw Kamer daarover informeren.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven