30 517 Evaluatie van hoofdstuk 13 van de Telecommunicatiewet

Nr. 27 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 februari 2015

Ten aanzien van het opsporingsmiddel tappen heb ik in het afgelopen jaar een aantal toezeggingen gedaan aan uw Kamer. Hieronder kom ik deze toezeggingen na en informeer ik u over de uitwerking van tapverslagen, de inzet van tappen als opsporingsmiddel en de storing in het tapsysteem van september 2012.

1. Uitwerking van tapverslagen

In het vragenuurtje van 18 maart 2014 heeft uw Kamer naar aanleiding van berichtgeving in de media aandacht gevraagd voor de kwaliteit van de uitwerking van tapverslagen. Ik heb toen toegezegd uw Kamer te informeren over de implementatie van landelijke resultaten van het Actieprogramma Betere Opsporing en de aanscherping van de procedure voor het uitwerken van tapverslagen door de politie. Daarnaast heb ik u toegezegd om de registratie van «onjuiste» tapverslagen in deze brief mee te nemen.

Het Openbaar Ministerie en de nationale politie zijn samen bezig om tot een vorm van landelijke protocollering te komen. Zoals reeds gemeld is, naar aanleiding van de zaak Ainée in de eenheid Noord Holland, het Actieprogramma Betere Opsporing opgestart. Uit dit programma, dat eind 2014 is afgerond, is voor die eenheid een vernieuwd tapprotocol voortgekomen waardoor fouten in tapverslagen moeten worden voorkomen. Dit tapprotocol bevat onder meer een aanvullende controlestap, waarbij de kwaliteit van de verslaglegging van tapgesprekken die cruciaal zijn voor het bewijs, extra wordt gecontroleerd.

Inmiddels zijn met professionals uit de eenheden en van het Openbaar Ministerie concrete afspraken gemaakt over een breder verbeterprogramma, waarbij elke eenheid eenzelfde soort proces zal doorlopen als in Noord-Holland. Dit proces zal input opleveren voor een gezamenlijk vast te stellen landelijk protocol. Hiermee worden belangrijke stappen gezet in de verbetering van de controleerbaarheid en de betrouwbaarheid van de procedure van het uitwerken van tapverslagen. Dit proces zal uiterlijk 1 april 2015 zijn afgerond.

Het Openbaar Ministerie en de nationale politie zetten stevig in om onjuistheden in tapverslagen zoveel mogelijk te voorkomen. Zoals reeds aan uw Kamer is gemeld tijdens het mondelinge vragenuur van 18 maart 2014 wordt het aantal onjuiste tapverslagen door het Openbaar Ministerie niet geregistreerd. Ik wil nogmaals benadrukken dat, mocht hier sprake van zijn, het opzettelijk vervalsen van tapverslagen een misdrijf is. De Rijksrecherche kan hiertoe feitenonderzoek doen. Bij een redelijk vermoeden van een strafbaar feit kan de Rijksrecherche dan opsporingsonderzoek doen. Dit is een belangrijke waarborg tegen vervalsing van tapverslagen.

2. Inzet van tap als opsporingsmiddel

Tijdens de begrotingsbehandeling in november 2013 heb ik toegezegd uw Kamer over een jaar te berichten over het zo terughoudend mogelijk inzetten van de tap als opsporingsmiddel.

Het Openbaar Ministerie en de politie hebben vanaf begin 2014 uitdrukkelijk aandacht voor het kritisch inzetten van BOB-middelen waaronder het tappen. In de landelijke vergadering van rechercheofficieren en bij de recherchechefs is dit een terugkerend agendapunt waarbij is begonnen met het verzamelen van best practices om aan de ene kant het aantal maar ook de lengte van taps inzichtelijk te maken en anderzijds om de taps ook effectief in te zetten. Gekeken wordt dan naar de zwaarte van de strafbare feiten maar ook naar gevoeligheid van de zaak of de aanwezigheid van kwetsbare slachtoffers.

Met de politie (recherche) wordt voortdurend gekeken of er mogelijkheden zijn om – naast de inzet van de meer klassieke opsporingsmiddelen – andere opsporingsbevoegdheden en -strategieën te ontwikkelen en toe te passen. Technologische en juridische ontwikkelingen dwingen de opsporing en vervolging om kritisch te blijven kijken of het huidig instrumentarium en de toepassing ervan toereikend is, nu en in de toekomst. Het verder ontwikkelen en breder toepassen van andere opsporingsbevoegdheden en -strategieën zou kunnen leiden tot minder inzet van het middel van de tap. Dit betreft uiteraard wel een geleidelijke ontwikkeling, die samenhangt met de start van het bovengenoemde verbeterprogramma dat landelijk is ingezet en waarin zowel professionele, operationele als technische aspecten een rol spelen.

Het ontwikkelen en toepassen van nieuwe strategieën en technieken is niet iets dat van vandaag op morgen is georganiseerd. Het vraagt over de hele breedte van politie en Openbaar Ministerie bewustwording om kritischer te oordelen op het middel tappen. Het gebruik van uitgangspunten of anders gezegd het benoemen van de ondergrens van de inzet van tappen is een middel om hierin verandering te brengen.

Daarnaast is er verhoogde aandacht voor het kritisch toepassen van het opsporingsmiddel interceptie (tappen) in de opleidingen voor politie en Openbaar Ministerie. Daarbij is de boodschap dat het middel terughoudend moet worden toegepast, mede gelet op de schaarse capaciteit bij politie en Openbaar Ministerie. Tappen vergt veel opsporingscapaciteit om de gesprekken te kunnen beluisteren, uit te werken en te beoordelen op belang voor het onderzoek. Daarnaast zijn er ontwikkelingen (naast communicatie over een telefoonlijn) die van belang zijn bij beoordeling van het tappen als opsporingsmiddel, namelijk een toenemend aantal gesprekken vindt plaats op encryptie-toestellen en communicatie vindt in toenemende mate plaats door middel van internet gerelateerde technieken.

3. Storing in het tapsysteem september 2012

Op 17 december 2013 heb ik u geïnformeerd over een storing die zich op 20 september 2012 in het tapsysteem heeft voorgedaan, waarbij gedurende deze storing de audio- en verkeersgegevens van getapte gesprekken niet zijn opgenomen. Ik heb daarbij aangegeven dat de politie enkele organisatorische en technische maatregelen zou treffen. Tevens zou de Auditdienst Rijk (ADR) in mijn opdracht een onderzoek naar de interceptiefaciliteit uitvoeren waaronder de storing op 20 september 2012 en de door de korpschef genomen maatregelen. In de bovengenoemde brief heb ik toegezegd om uw Kamer na de zomer van 2014 te informeren over de vorderingen van organisatorische en technische maatregelen en de uitkomsten van het onderzoek van de ADR.

De ADR heeft in de periode tot en met september 2014 haar onderzoek uitgevoerd en heeft medio december 2014 haar eindrapportage opgeleverd. Deze rapportage treft u bij deze brief aan1. De ADR heeft in haar onderzoek vier onderwerpen onderscheiden. Hieronder volgt een beknopte weergave van de belangrijkste bevindingen op deze vier onderwerpen.

Storing 20 september 2012

De ADR meldt dat uit de veilig gestelde logbestanden blijkt dat op 20 september 2012 gedurende 50 minuten de verbinding tussen de verwerkingscomponent en de opslagcomponent van het tapsysteem verbroken is geweest. Door de storing is dataverlies opgetreden. Voor alle actieve taps voor spraak (ongeveer 1800) zijn geen verkeersgegevens en gesprekken opgeslagen. De ADR geeft aan dat zij ook onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheid dat tapdata opzettelijk zijn gewist. Daarbij heeft de ADR vastgesteld dat de doorlopende nummering van de opgeslagen tapgesprekken niet is onderbroken en dat de audittrail geen aanwijzingen geeft dat er sprake is van wissen van gesprekken die zijn gevoerd op 20 september 2012. De exacte oorzaak van de storing heeft de ADR niet kunnen vaststellen.

Op 14 februari 2014 heb ik, in reactie op tijdens het Algemeen Overleg politieonderwerpen van 30 januari 2014 gestelde vragen door het lid Van Tongeren, toegezegd deze vragen te laten betrekken in het onderzoek van de ADR. Ik vertrouw erop dat met het onderzoeksrapport de vragen van het lid Van Tongeren beantwoord zijn.

De maatregelen die genomen zijn vanaf december 2013

In mijn brief van 17 december 2013 maakte ik melding van een aantal maatregelen dat zou worden getroffen. De ADR heeft de stand van zaken van deze maatregelen in kaart gebracht. De nieuwe procesbeschrijving «Incidentmanagement I&S» is in juni 2014 opgeleverd. In aanloop op de nieuwe procesbeschrijving zijn de medewerkers en leidinggevenden van I&S (de afdeling Interceptie & Sensing van de Landelijke Eenheid, welke het tapsysteem beheert) sinds december 2013 geïnstrueerd over een adequate behandeling van incidenten en is de werkwijze aangepast. Thans wordt gewerkt aan volledige uitwerking en implementatie van het nieuwe proces. Het streven is om dit in het eerste kwartaal van 2015 af te ronden.

Daarnaast ben ik in overleg getreden met de korpschef over de mogelijkheden tot het uitbreiden van de technische noodvoorziening ter voorkoming van mislukte interceptie van telefoongesprekken en hebben experts bezien in hoeverre er mogelijkheden zijn om de technische beschikbaarheid van het tapsysteem verder te verhogen. Hieruit is gebleken dat het uitbreiden van de noodvoorziening geen oplossing biedt voor een storing zoals die op 20 september 2012 is opgetreden. Bovendien ligt de technische beschikbaarheid van het tapsysteem zonder dataverlies al op 99,5%, hetgeen voor mij en de korpsleiding zeer acceptabel is. Een verdere verhoging van deze beschikbaarheid zou alleen kunnen worden gerealiseerd tegen zeer hoge kosten en een zeer grote inspanning vanuit de ICT. De conclusie is dat het beter is te investeren in de reeds geplande vernieuwing van het tapsysteem dan tegen hoge kosten te proberen de laatste 0,5% niet-beschikbaarheid van het huidige systeem te reduceren.

Verder heeft de korpsleiding versneld de risico’s van de overdracht van het beheer van het tapsysteem aan de landelijke IV-organisatie in kaart gebracht. Op grond hiervan heeft de korpsleiding geconcludeerd dat het logisch is de overdracht uit te voeren in samenhang met de implementatie en ingebruikname van het nieuwe systeem.

Ten slotte heeft de korpschef een nieuw kader voor informatiebeveiliging van de politie vastgesteld. Het informatiebeveiligingskader, het beleidskader informatie-uitwisseling en -beveiliging en de Regeling informatiebeveiliging politie, die thans wordt geactualiseerd, vormen tezamen het stelsel voor informatiebeveiliging van de politie.

Opvolgingen en aanbevelingen vanuit eerdere audits

De ADR constateert dat aanbevelingen uit eerdere audits uit 2007 en 2011 op drie aanbevelingen na zijn gerealiseerd.

De eerste openstaande aanbeveling betreft het evalueren en actualiseren van de Normstelling Inrichting Interceptiefaciliteit. Inmiddels is duidelijk geworden dat deze normstelling actualisatie behoeft. Momenteel wordt door mijn departement samen met de politieorganisatie bezien welke actualisatie nodig is.

De tweede aanbeveling, het opstellen van een kalender met kritieke beheershandelingen, zal door I&S worden meegenomen in het totale pakket van verbeteringen van de interceptiefaciliteit. In het eerste kwartaal van 2015 zal gestart worden met het opstellen van deze kalender.

De derde aanbeveling betreft het treffen van maatregelen rondom leverancierstoegang tot het interceptiesysteem voor spraak. Aan deze maatregel heeft de politie inmiddels opvolging gegeven door het uitvoeren van een software-update in december 2014, waardoor een betere toegangs- en toezichtscontrole voor medewerkers van de leverancier is gerealiseerd.

Registratie en procedures bij storingen

De ADR heeft, zoals gemeld, geconstateerd dat een vernieuwde procesbeschrijving incidentenmanagement is vastgesteld. Hierin worden volgens de ADR duidelijk de rollen en de wijze waarop de registratie van een technische storing plaatsvindt aangegeven. De ADR merkt daarbij op dat de wijze waarop meldingen van de technisch beheerder van de leverancier van het tapsysteem worden opgenomen in de incidentenregistratie van I&S ontbreekt in de procesbeschrijving. Ten tijde van het uitvoeren van het onderzoek was dit inderdaad het geval. Inmiddels heeft I&S dit alsnog opgenomen in de procesbeschrijving.

Ten slotte

De bevindingen van de ADR geven mij voldoende vertrouwen in de kwaliteit van het tapsysteem van de politie. Dat neemt niet weg dat er verbeteringen mogelijk zijn, welke voor een groot deel al in gang zijn gezet naar aanleiding van het ontdekken van de storing van 20 september 2012. De overige door de ADR gesuggereerde verbeteringen worden door de politie meegenomen. Ik zal uw Kamer hierover eind van dit jaar nader informeren.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven