30 517
Evaluatie van hoofdstuk 13 van de Telecommunicatiewet

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 maart 2006

Bijgaand bied ik u, mede namens de Ministers van Justitie, Binnenlandse Zaken en Defensie, bovengenoemd evaluatierapport aan1. Aanleiding voor de evaluatie is dat de wetgeving terzake bijna tien jaar geleden is opgesteld en er sindsdien forse ontwikkelingen hebben plaatsgevonden in de telecommunicatiesector. In deze brief geef ik aan hoe het Kabinet omgaat met de bevindingen.

De evaluatie is uitgevoerd door TILT en Dialogic en is voornamelijk gebaseerd op interviews en literatuurstudie. De conclusies en aanbevelingen, die u op pagina 8 t/m 10 van het rapport overzichtelijk aantreft, leiden er derhalve toe, dat op diverse punten nader onderzoek gewenst is. Overigens wijken enkele van de weergegeven meningen van partijen niet af van meningen die ten tijde van het maken van de wet zijn gegeven.

Hoofdconclusie van de evaluatie

Interceptie van telecommunicatie is van zeer groot belang voor de opsporingsinstanties en inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Het Kabinet is van mening, dat de beleidsuitgangspunten als verwoord in het «Beleidsvoornemen bevoegd aftappen telecommunicatie» uit 1996 onverminderd van belang zijn. Het is daarom verheugend, dat het evaluatierapport concludeert dat deze beleidsuitgangspunten adequaat zijn vertaald in wet- en regelgeving en dat het doel van het beleid is bereikt aangezien de aftapbaarheid van openbare telecommunicatie grotendeels mogelijk is gemaakt.

Principes van aftapbaarheid

Vervolgens wordt door de onderzoekers ingegaan op de vragen, of de beleidsuitgangspunten voldoende zijn toegesneden op huidige en toekomstige ontwikkelingen; en zo nee, welke oplossingen denkbaar zijn.

De onderzoekers constateren dat het beleid en de daarop gebaseerde wetgeving tot nu toe grotendeels effectief zijn geweest. De onderzoekers signaleren toekomstige ontwikkelingen in techniek en markt die diverse problemen veroorzaken die de doeltreffendheid en doelmatigheid onder druk zetten. Dit geldt met name voor de technische aftapbaarheid in combinatie met de kostenverdeling. De medewerkingsverplichting voor de aanbieders staat volgens de onderzoekers als zodanig niet onder druk.

Het Kabinet bevestigt het uitgangspunt dat openbare telecommunicatienetwerken en -diensten aftapbaar dienen te zijn, zoals neergelegd in artikel 13.1 van de Telecommunicatiewet. Bij de ontwikkeling van een openbare telecommunicatiedienst of een netwerk dient door de aanbieders daarvan rekening te worden gehouden met deze aftapbaarheidseis. Wanneer er afstemming nodig is met de tot aftappen bevoegde instanties (OM, politie, AIVD en MIVD) over de aftapbaarheid, is het de verantwoordelijkheid van de telecomaanbieder (internet, telefonie) om tijdig en volledig aan te geven hoe de desbetreffende openbare telecommunicatiedienst of -netwerk technisch in elkaar steekt en hoe deze aftapbaar wordt gemaakt. Gelet hierop wordt ervan uitgegaan, dat aanbieders van nieuwe technologieën ervoor zorgen, dat hun nieuwe diensten aftapbaar zijn.

Er is geen reden om op grond van omvang of omzet onderscheid te maken tussen aanbieders inzake de aftapverplichting. Aanbieders kunnen kiezen uit de mogelijkheid om zelf te investeren in aftapvoorzieningen of – waar het gaat om internet aanbieders – om zich aan te sluiten bij de Nationale Beheersorganisatie Internet Providers (NBIP) voor de beschikbaarstelling van aftapvoorzieningen. De laatste optie biedt voor kleinere ISP’s een betaalbaar alternatief, zodat de aftapbaarheidsverplichting voor deze groep aanbieders niet tot onevenredig zware lasten leidt. Ik wil bevorderen dat het initiatief van de NBIP bredere bekendheid krijgt binnen de telecommunicatiemarkt, zodat ook andere marktpartijen hun lasten kunnen beperken.

Handhaving en nader onderzoek

Met de voortschrijdende ontwikkelingen in de communicatietechnologie neemt het aantal mogelijkheden van elektronische communicatie toe en zullen de opsporingsinstanties en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in staat gesteld moeten worden om ook de nieuwe technologieën (zoals spraak via internet) te kunnen tappen. Daaraan is een aantal lastige technische vraagstukken verbonden, waarvoor nader onderzoek nodig is.

In toenemende mate komt het ook voor, dat elektronische communicatie kan plaatsvinden zonder invloed van de aanbieders op door gebruikers toegepaste software. Gedacht kan worden aan bepaalde vormen van spraak via internet en diverse online games. In het licht van deze technologische veranderingen wil het Kabinet nog in deze kabinetsperiode bezien, welke voorzieningen getroffen kunnen worden ten behoeve van de aftapbaarheid van deze vormen van elektronische communicatie.

De onderzoekers benoemen een aantal knelpunten die opgelost kunnen worden met een verbeterde handhaving van de bepalingen van Hoofdstuk 13 van de Telecommunicatiewet. Deze handhaving is neergelegd bij het Agentschap Telecom van mijn Ministerie. Ik zal de handhaving intensiveren en waar nodig verbeteringen doorvoeren.

De onderzoekers geven in overweging te bezien, of de aftapbaarheidsverplichting onder de beleidsverantwoordelijkheid van de Ministeries van Justitie, BZK en Defensie gebracht kan worden. Het Kabinet wil het algemene principe van de aftapbaarheid in de Telecommunicatiewet houden; het betreft immers een verplichting voor alle aanbieders van openbare telecommunicatie. Het Kabinet zal bezien, op welke manier het beste invulling kan worden gegeven aan de gemeenschappelijke verantwoordelijkheden van betrokken ministers voor alle aspecten van de wetgeving inzake het aftapbeleid.

Het Kabinet zal met voorgaande activiteiten invulling geven aan de conclusies en aanbevelingen.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven