30 512 Gezinsbeleid

Nr. 17 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 september 2010

Eind 2008 heb ik u, namens het kabinet, de nota «De Kracht van het Gezin» aangeboden (Kamerstuk 30 512, nr. 4). In deze nota heb ik een samenhangende visie op gezinnen gepresenteerd. In de kern gaat het om het versterken van ouders en opvoeders in tijd, middelen en vaardigheden. Benutten en versterken van eigen kracht van jeugd en gezin staan centraal in het jeugd- en gezinsbeleid. Sindsdien is er veel gebeurd en de voorgenomen acties uit deze nota zijn inmiddels in gang gezet of afgerond. Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken langs de hoofdlijnen zoals die in de nota zijn geformuleerd:

  • meer tijd voor het gezin;

  • extra investeren in gezinnen;

  • versterken van opvoeding;

  • gezinnen blijvend op de kaart.

Meer tijd voor het gezin

• Wijziging ouderschapsverlof

Deze kabinetsperiode heeft een aantal veranderingen plaatsgevonden op het terrein van verlofregelingen. Belangrijkste wijziging betreft het verlengen van het ouderschapsverlof van 13 tot 26 weken. Tevens is de ouderschapsverlofkorting losgekoppeld van deelname aan de levensloopregeling.

Daarnaast heeft het kabinet in de Beleidsverkenning modernisering verlof en arbeidstijden (Kamerstukken II, 2008–2009, 26 447, nr. 42) mogelijkheden geschetst voor aanpassing van de huidige regelingen in de Wet arbeid en zorg en de Wet aanpassing arbeidsduur. Mede op basis van een consultatie bij maatschappelijke organisaties, waaronder de sociale partners, heeft het kabinet bij brief van 9 oktober 2009 (Kamerstukken II, 2008–2009, 26 447, nr. 45) de contouren geschetst voor uitwerking in een concreet wetsvoorstel. Voor het ouderschapsverlof zou dat onder andere een grotere vrijheid voor werknemers inhouden om het verlof op te nemen op de wijze die het best past bij de persoonlijke situatie en grotere mogelijkheden om het opgenomen verlof bij een nieuwe werkgever voort te zetten. Gezien de demissionaire status van het kabinet is het aan een nieuw kabinet om hierover beslissingen te nemen.

• Gezinsvriendelijke werkgevers

Startpunt van het project «Gezinsvriendelijke werkgevers» is de conferentie «Werkende gezinnen» die 9 maart 2009 heeft plaatsgevonden. Deze conferentie is georganiseerd door het programmaministerieJeugd en Gezin in samenwerking met de ministeries van OCW en SZW, en met werkgevers- en werknemersorganisaties. Na de conferentie is een groot aantal acties ondernomen om de gezinsvriendelijkheid van organisaties te vergroten, zoals de ontwikkeling van een keurkmerk, de agendering van de betrokkenheid van vaders bij de opvoeding en de Rijksoverheid als goed voorbeeld.

Keurmerk

De ontwikkeling van een keurmerk «gezinsvriendelijke werkgever» is in gang gezet. Uit een eerste verkenning is gebleken dat hier, met enige aanpassing, voldoende draagvlak voor is. Momenteel wordt het keurmerk verder uitgewerkt met werkgevers en werknemers. Er wordt naar gestreefd om eind 2010 de eerste organisaties te kunnen erkennen.

Vaders

De afgelopen jaren heb ik veel aandacht gevraagd voor de wensen die vaders hebben ten aanzien van de combinatie gezin en werk. Ik heb onder andere onderzoek laten verrichten naar de belemmeringen die vaders hierin ervaren. Verondersteld werd dat mannen andere belemmeringen in deze combinatie ervaren dan vrouwen. Deze hypothese wordt door het onderzoek ondersteund. Belangrijk doel van het onderzoek was ook om te inspireren. Hiertoe zijn vaders geportretteerd die, ondanks de belemmeringen, hun wensen ten aanzien van gezin en werk wél hebben weten te verwezenlijken.

Het goede voorbeeld

Het Rijk is zelf ook een werkgever. Het streeft er dan ook naar om een goede werkgever voor werkende ouders te zijn. Samen met de minister van Binnenlandse Zaken & Koninkrijksrelatie heb ik onderzoek laten doen naar de beleving van rijksmedewerkers ten aanzien van de gezinsvriendelijkheid van het Rijk. Er heerst een grote mate van tevredenheid. Verbetering is echter ook mogelijk. Binnen het Rijk zal verder worden gewerkt aan het versterken van een ondersteunende cultuur en de verdere invoering en inbedding van flexibel (plaats- en tijdonafhankelijk) werken.

• Ontheffing arbeidsverplichting gekoppeld aan scholingsplicht

Per 1 januari 2009 is de Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders in werking getreden. Over de eerste resultaten bent u op 20 januari 2010 door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geïnformeerd (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 544, nr. 223). Uit het onderzoek blijkt onder meer dat het aantal aangeboden re-integratietrajecten aan alleenstaande ouders met jonge kinderen evenredig is aan de andere groepen bijstandsgerechtigden en dat, overeenkomstig de doelstelling van de wet, het aanbod bij alleenstaande ouders met jonge kinderen vaker een scholingscomponent bevat. In 2013 zal de wet worden geëvalueerd.

Extra investeren in gezinnen

• Kindgebonden budget

In 2009 is de kindertoeslag omgevormd tot het kindgebonden budget. Het kindgebonden budget biedt net zoals de kindertoeslag inkomensondersteuning specifiek gericht op huishoudens in de lagere inkomenssegmenten. Het gaat hierbij om een tegemoetkoming per kind en dus een extra financiële ondersteuning van gezinnen met kinderen. Vanaf 2010 is het kindgebonden budget uitgebreid met de tegemoetkoming voor schoolkosten (WTOS). Hierdoor is voor gezinnen met kinderen in de leeftijd van 12 t/m 17 jaar één loket gecreëerd voor inkomensafhankelijke kindregelingen en is het niet-gebruik van de WTOS teruggebracht.

• Vermindering sociale uitsluiting van kinderen

In verband met de besteding van de «2x40 miljoen» ter bevordering van sociale integratie van kinderen is benadrukt dat het kabinet ernaar streeft het aantal kinderen dat maatschappelijk niet meedoet om redenen van armoede met 50% te reduceren (tot 2011). Meer dan 200 gemeenten hebben een convenant getekend om zich aan dit beleidsdoel te verbinden. Op de conferentie over sociale uitsluiting en armoede (in het kader van de Europese week van de sociale uitsluiting) is een publicatie verschenen met inspirerende voorbeelden op lokaal niveau.

Ook wordt er een aantal onderzoeken uitgevoerd omdat er een kennislacune op dit terrein bestond. Het eerste deel van het SCP-onderzoek over sociale uitsluiting en armoede van kinderen (0-onderzoek) is in 2009 gepubliceerd. Circa 61 000 kinderen kunnen als sociaal uitgesloten worden aangemerkt (3% van alle 5- tot en met 17-jarigen). Als ook de enigszins uitgesloten kinderen worden meegeteld betreft het 273 000 kinderen (11%). In 2010 is het onderzoek met de belangrijkste redenen voor sociale uitsluiting aan u aangeboden. Hieruit bleek duidelijk dat voor een duurzame vorm van maatschappeljke participatie van kinderen vooral ook de participatie van ouders een belangrijke rol speelt. Eind 2010 en begin 2011 volgen nog het onderzoek over de erfelijkheid van armoede en het vervolgonderzoek op de nulmeting.

Versterken van opvoeding

• Verminderen gevolgen van scheiding en aandacht voor preventie

Ik heb u bij brief van 29 juni 2010 (Kamerstukken II, 2009–2010, 30 512, nr. 16) geïnformeerd over het beleid op het gebied van scheiding en omgang. Deze brief gaat daarmee in op de toezeggingen in de nota Gezinsbeleid, de aanbevelingen in de notitie van de fractie van ChristenUnie «Een goed begin is het halve werk – aanbevelingen voor het stimuleren van gezonde en stabiele relaties», op de motie Bouchibti-Timmer (Kamerstukken II, 2009–2010, 30 512, nr. 14) over omgangsbegeleiding en op de diverse vragen die gesteld zijn tijdens het nota-overleg.

Opvoeddebat

Naar aanleiding van de motie Sterk c.s. (Kamerstukken, 2007–2008, 31 200 XVII, nr. 12)is op 15 mei 2009 – de Internationale Dag van het Gezin – het Opvoeddebat van start gegaan. In de nota Gezinsbeleid heb ik toegezegd dat: «het kabinet het Opvoeddebat op lokaal niveau met ouders, (brede) scholen, sport- en buurtverenigingen wil stimuleren». Doel van het Opvoeddebat is om opvoeding bespreekbaar te maken en tot meer uitwisseling van kennis en ervaring met andere ouders en opvoeders te komen en zo bij te dragen aan het versterken van de eigen kracht. Dit gebeurt via lokale bijeenkomsten, het Online Opvoeddebat, de website www.opvoeddebat.nl en onderzoek. Rondom vier thema’s (opvoeding van pubers, opvoeding en omgeving, vaders en opvoeding, en opvoeden en school) is landelijk aandacht gevraagd voor opvoeden, onder meer met opinieonderzoeken, gerichte mediabenadering en een special magazine voor vaders.

Op 7 oktober 2009 heb ik het startsein gegeven voor de Opvoedestafette. Dit is een reeks van lokaal georganiseerde debatten, waarbij de ontmoeting tussen ouders en andere opvoeders, zoals leerkrachten, medewerkers van de Centra voor Jeugd en Gezin en kinderopvangorganisaties, sportcoaches, voorop staat.

Gedurende een jaar worden ruim 25lokale bijeenkomsten georganiseerd. De ervaringen worden gebundeld en verspreid.

Dit najaar wordt een evaluatie uitgevoerd waaruit onder meer moet blijken of opvoeding op de maatschappelijke agenda staat. Ook worden zoveel mogelijk opbrengsten van het opvoeddebat verzameld. Op basis hiervan wordt het opvoeddebat geëvalueerd. Eind 2010 wordt u geïnformeerd over de opbrengsten, evaluatie en conclusies van het Opvoeddebat.

• Laagdrempelige opvoedinformatie- en advies

In mijn brief van 19 mei 2010 (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 001, nr. 91) heb ik u geïnformeerd over de voortgang van het programma Samenwerken voor de jeugd, waaronder ook het realiseren van Centra voor Jeugd en Gezin in alle gemeenten valt. Met de komst van de Centra voor Jeugd en Gezin zijn ouders en jeugdigen in de gelegenheid gesteld alle vragen over opvoeden en opgroeien dichtbij, in de buurt en gemakkelijk te stellen. In 2011 moeten alle gemeenten een Centrum voor Jeugd en Gezin hebben.

• Aanpak: één gezin, één plan

Eén gezin, één plan stimuleert effectieve en efficiënte hulp aan gezinnen met verschillende problemen tegelijk. Ouders, kinderen en jongeren hebben te maken met minder hulpverleners en hoeven niet steeds opnieuw hun verhaal te vertellen. Recent is de digitale handreiking «Één gezin, één plan: coördinatie van de zorg» op www.samenwerkenvoordejeugd.nl verschenen – ter ondersteuning van gemeenten bij het maken van sluitende afspraken ten behoeve van één gezin één plan. Medio 2009 is het voorstel tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen bij de Tweede Kamer ingediend. Daarmee wordt de coördinatie van de zorg een van de onderwerpen waarover onder regie van de gemeente verplicht samenwerkingsafspraken gemaakt moeten worden.

Daarnaast wordt in zeven gemeenten in het experiment «Achter de voordeur: één gezin, één plan» in het kader van de wijkenaanpak ervaring opgedaan met deze werkwijze. Het experiment rondt maart 2011 af. De opgedane kennis en ervaring door de gemeenten wordt breed verspreid naar alle betrokkenen bij de hulpverlening aan multi probleemhuishoudens. Over de resultaten van het experiment wordt u in oktober 2010 nader geïnformeerd via de voortgangsrapportage van de wijkenaanpak.

Gezinnen blijvend op de kaart

• Kind- en gezinsvriendelijke leefomgeving

Om gemeenten te stimuleren om in te zetten op een kind- en gezinsvriendelijke leefomgeving hebben het netwerk Child Friendly Cities van de VNG en het programmaministerie voor Jeugd en Gezin in juli 2010 een verkiezing uitgeschreven. Kinderen, jongeren, ouders, organisaties en gemeenten kunnen tot 1 oktober 2010 initiatieven indienen. Begin 2011 worden de winnaars bekend gemaakt. Het gaat om initiatieven gericht op het benaderen, betrekken, ondersteunen, vasthouden en kansen vergroten van kinderen en gezinnen. Dit vraagt om sociaal, fysiek en voorwaardenscheppend beleid dat aansluit op de behoeften van kind en gezin en dat meebeweegt met de veranderende samenstelling van de bevolking. In een kind- en gezinsvriendelijke omgeving willen mensen wonen. Want een plek die goed is voor kinderen, is een goede plek voor iedereen.

Naast de verkiezing wordt het netwerk Child Friendly Cities in 2010 en 2011 vanuit mijn programmaministerie ondersteund en is de «Jong Lokaal Bokaal» ingesteld. Deze jaarlijkse prijs voor de gemeente met het beste initiatief op het terrein van jongerenparticipatie wordt dit jaar voor de derde keer uitgereikt. De Nationale Jeugdraad (NJR) werkt met de RJR (Rotterdamse Jongerenraad) en Stichting Your World in 2010 en 2011 samen aan de verspreiding van opbrengsten van het Europese Rotterdamse Jongerenjaar 2009 naar andere gemeenten.

De NUSO en Jantje Beton hebben subsidie ontvangen ter bevordering van speelgelegenheid voor kinderen en jongeren. Het onderzoek van de NUSO was gericht op de sociale functie van speeltuinen; het vergroten van de betrokkenheid van bezoekers en vrijwilligers uit de buurt bij de speeltuin als ontmoetingsplek, verenigingsverband en als buurtvoorziening. Jantje Beton heeft om speelmogelijkheden te verbeteren ingezet op het actief betrekken van kinderen, jongeren, ouders en buurtbewoners bij het bedenken en invullen van speelplekken, objecten en routes.  

Tijdens het nota-overleg over de nota Gezinsbeleid op 5 oktober 2009 heb ik u toegezegd u te zullen informeren over de initiatieven rond kind- en gezinsvriendelijke wijken. Ik beschouw deze toezegging hiermee als afgedaan.

• Kennisbank gezin

Naar aanleiding van de motie Voordewind c.s. (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 200 XVII, nr. 23) heb ik in de nota «De Kracht van het Gezin» toegezegd een kennisbank gezin te ontwikkelen. Het Nederlands Jeugd Instituut (NJi) heeft de opdracht gekregen om kennis over het functioneren van gezinnen voor professionals in praktijk en beleid gericht op de ondersteuning van gezinnen en het algemene, gezinsvriendelijke gezinsbeleid te verzamelen, te bundelen en te verspreiden. In dat verband heeft het NJi afspraken gemaakt met partnerorganisaties SCP en E-Quality en andere leveranciers van publieke kennis op dit domein zoals CBS, NIDI, Movisie en Verweij Jonker instituut. Op het congres «Opvoedingsondersteuning» op 4 juni 2010 is deze kennisbank www.gezinswijzer.nl gelanceerd.

• OESO-studie en uitbreiding jeugdmonitor

Door de strategische eenheid van de OESO die zich met toekomststudies bezig houdt, wordt momenteel een studie uitgevoerd naar de toekomst van gezinnen (The family in 2030). Hierbij wordt gekeken naar o.a. de factoren gezin en werk, inkomen, leefomgeving. Deze internationale studie is door Nederland geïnitieerd en wordt inmiddels door circa tien landen mede gefinancierd. Nederland wordt in de wetenschappelijke begeleidingscommissie door het SCP vertegenwoordigd. Eind 2010 worden de eerste resultaten verwacht en begin 2011 zal het onderzoek worden afgerond.

Tevens is de Jeugdmonitor uitgebreid met een aantal gezinsindicatoren. Dit najaar zal de jeugdmonitor op een vernieuwde website worden gepresenteerd. Verder is er begonnen aan de ontwikkeling van een atlas voor gemeenten met daarin gegevens over jeugd en gezinnen in alle Nederlandse gemeenten.

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet

Naar boven