30 511 Voorstel van wet van de leden Waalkens en Ormel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het verhogen van de maximale proeftijd voor misdrijven die de gezondheid of het welzijn van dieren benadelen, en in verband met het verhogen van het strafmaximum voor onder meer het doden van andermans dieren

Nr. 33 SUBAMENDEMENT VAN DE LEDEN DE ROON EN GRAUS

Ontvangen 22 april 2010

De ondergetekenden stellen het volgende subamendement voor:

In het amendement van de leden Thieme en Teeven (stuk nr. 25) wordt onderdeel II als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «twee onderdelen» vervangen door: drie onderdelen.

2. Na onderdeel Ab wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

Ac

Artikel 195 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Hij die een of meer dieren houdt, wetende dat hem bij rechterlijke uitspraak een maatregel is opgelegd waarin hem dat is verboden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

Toelichting

Op het schenden van een bij rechterlijke maatregel opgelegd houdverbod van dieren dient een maximale sanctie te worden gesteld, die zwaarder is dan de sanctie waarmee artikel 195 van het Wetboek van Strafrecht het uitoefenen van een recht bedreigt, waaruit iemand bij rechterlijke uitspraak is ontzet.

De reden hiervan is, dat met het beroeps- of bedrijfsmatig houden van dieren dermate grote financiële belangen gemoeid kunnen zijn, dat schending van een houdverbod toch lucratief zou kunnen worden geoordeeld. Om dat risico af te wenden, wordt een maximale sanctie voorgesteld die aansluit bij de strafbedreiging die van toepassing is bij overtreding van artikel 33 van de Wet Economische Delicten.

De Roon

Graus

Naar boven