30 511 Voorstel van wet van de leden Waalkens en Ormel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het verhogen van de maximale proeftijd voor misdrijven die de gezondheid of het welzijn van dieren benadelen, en in verband met het verhogen van het strafmaximum voor onder meer het doden van andermans dieren

Nr. 22 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID THIEME TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 12

Ontvangen 21 april 2010

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In de beweegreden wordt de zinsnede «, en dat het wenselijk is» vervangen door: , en dat het onder meer wenselijk is.

II

In artikel I worden na onderdeel A twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 6°. het houden van of het werken met dieren.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De rechter kan bepalen dat een ontzetting, bedoeld in het eerste lid, onder 6°, zich beperkt tot hetzij het houden van, hetzij het werken met dieren, alsmede dat de ontzetting zich beperkt tot bepaalde dieren.

Ab

Aan artikel 31 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste lid bepaalt de rechter bij een ontzetting als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder 6°, de duur voor een door hem te bepalen tijd, dan wel voor het leven.

III

In artikel I wordt na onderdeel B een onderdeel toegevoegd, luidende:

C

Na artikel 354 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 354a

Bij veroordeling wegens het in artikel 350, tweede lid, omschreven misdrijf kan ontzetting van het recht, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder 6°, worden uitgesproken.

IV

Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IA

In de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt na artikel 122 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 122bis

Bij veroordeling wegens een misdrijf omschreven in de artikelen 36, eerste lid, 40, 43, 61, eerste lid, of 73, tweede lid, kan ontzetting van het recht, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder 6°, van het Wetboek van Strafrecht worden uitgesproken.

V

Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIA

1. Indien de wet van 4 maart 2010, houdende strafbaarstelling van het plegen van ontuchtige handelingen met dieren en pornografie met dieren (verbod seks met dieren) (Stb. 2010, 111) eerder in werking is getreden of treedt, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt, dan deze wet, wordt na artikel I, onderdeel Ab, van deze wet, een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ac

Na artikel 254a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 254b

Bij veroordeling wegens een misdrijf als bedoeld in artikel 254 of 254b kan ontzetting van het recht, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder 6°, worden uitgesproken.

2. Indien de wet van 4 maart 2010, houdende strafbaarstelling van het plegen van ontuchtige handelingen met dieren en pornografie met dieren (verbod seks met dieren) (Stb. 2010, 111) later in werking treedt dan deze wet, wordt in het Wetboek van Strafrecht na artikel 254a een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 254b

Bij veroordeling wegens een misdrijf als bedoeld in artikel 254 of 254b kan ontzetting van het recht, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder 6°, worden uitgesproken.

3. Indien het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2008 ingediende voorstel van wet Een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren) (31 389), tot wet is of wordt verheven, en artikel 8.11 van die wet eerder in werking is getreden of treedt, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt, dan deze wet, komt artikel IA deze wet als volgt te luiden:

ARTIKEL IA

In de Wet dieren wordt na artikel 8.12 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.12a

Bij veroordeling wegens een misdrijf als bedoeld in artikel 8.11, eerste lid, kan ontzetting van het recht, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder 6°, van het Wetboek van Strafrecht worden uitgesproken

4. Indien het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2008 ingediende voorstel van wet Een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren) (31 389), tot wet is of wordt verheven, en artikel 8.11 van die wet later in werking is getreden of treedt, dan deze wet, wordt in die wet na artikel 8.12 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.12a

Bij veroordeling wegens een misdrijf als bedoeld in artikel 8.11, eerste lid, kan ontzetting van het recht, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder 6°, van het Wetboek van Strafrecht worden uitgesproken

Toelichting

Indiener is van mening dat een houdverbod opgelegd moet kunnen worden als zelfstandige straf. Het probleem bij het houdverbod als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf, is dat de voorwaarde komt te vervallen bij de tenuitvoerlegging van de hoofdstraf. Een overtreder kan er dan voor kiezen de voorwaarden te overtreden, een kleine boete te betalen of een paar uur werkstraf te verrichten, en vervolgens weer het oude pad te hervatten. In een lucratieve handelsomgeving is dat bijzonder interessant.

Dit amendement creëert de mogelijkheid om een verbod tot het houden van dieren of het werken met dieren op te leggen, waarbij de rechter de beoordelingsruimte heeft om te bepalen wat de duur van het verbod is en voor welke dieren het houdverbod geldt. Een levenslang houdverbod is hierbij een mogelijkheid.

Het amendement bevat tevens een samenloopbepaling met de recent vastgestelde Wet Verbod seks met dieren (die echter nog niet in werking is getreden). Hierdoor kan personen die het verbod op seks met dieren of het verbod op dierenporno overtreden ook de ontzetting worden opgelegd. Daarnaast bevat het amendement een vergelijkbare samenloopbepaling in verband met het wetsvoorstel Wet dieren.

Bij het aannemen van dit amendement wordt in het opschrift na de zinsnede «en in verband met» ingevoegd: onder meer.

Thieme

Naar boven