nr. 11
AMENDEMENT VAN HET LID THIEME
Ontvangen 3 februari 2010
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
aA
In artikel 9, eerste lid, onder b, wordt onder vervanging van de punt
aan het slot van het derde onderdeel door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:
4°. een levenslang verbod op het houden van dieren.
II
In artikel I wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
Na artikel 36 wordt in Titel II een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 36 0a
1. Een levenslang verbod op het houden van dieren kan worden uitgesproken
bij veroordeling wegens het misdrijf, bedoeld in artikel 350, tweede lid,
indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen
sedert een veroordeling tot een voorwaardelijke straf waarbij:
a. een proeftijd van tien jaren als bedoeld in artikel 14b, derde
lid, is vastgesteld; en
b. als bijzondere voorwaarde als bedoeld in artikel 14c, tweede lid,
onder 5°, een verbod op het houden van dieren is gesteld.
2. De termijn van vijf jaren, bedoeld in het vorige lid, wordt verlengd
met de duur van de proeftijd.
III
Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIA
1. Indien het bij geleidende brief van 18 april 2007 aanhangig
gemaakte voorstel van wet van het lid Waalkens houdende strafbaarstelling
van het plegen van seksuele handelingen met dieren en pornografie met dieren
(verbod seks met dieren) tot wet is of wordt verheven, en eerder in werking
is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking
treedt dan, deze wet, komt artikel I, onderdeel Aa, artikel 36 0a, eerste
lid, van deze wet te luiden:
1. Een levenslang verbod op het houden van dieren kan worden uitgesproken
bij veroordeling wegens een misdrijf als bedoeld in de artikelen 254, 254a
of 350, tweede lid, indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen
vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling tot een voorwaardelijke straf
waarbij:
a. een proeftijd van tien jaren als bedoeld in artikel 14b, derde
lid, is vastgesteld; en
b. als bijzondere voorwaarde als bedoeld in artikel 14c, tweede lid,
onder 5°, een verbod op het houden van dieren is gesteld.
2. Indien het bij geleidende brief van 18 april 2007 aanhangig
gemaakte voorstel van wet van het lid Waalkens houdende strafbaarstelling
van het plegen van seksuele handelingen met dieren en pornografie met dieren
(verbod seks met dieren) tot wet is of wordt verheven, en later in werking
treedt dan deze wet, komt artikel 36 0a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
te luiden:
1. Een levenslang verbod op het houden van dieren kan worden uitgesproken
bij veroordeling wegens een misdrijf als bedoeld in de artikelen 254, 254a
of 350, tweede lid, indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen
vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling tot een voorwaardelijke straf
waarbij:
a. een proeftijd van tien jaren als bedoeld in artikel 14b, derde
lid, is vastgesteld; en
b. als bijzondere voorwaarde als bedoeld in artikel 14c, tweede lid,
onder 5°, een verbod op het houden van dieren is gesteld.
Toelichting
Het wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid tot het opleggen van een
houdverbod van 10 jaar. Indiener is van mening dat er een regeling ontbreekt
om de meest ernstige recidivisten ook een levenslang houdverbod op te kunnen
leggen. Dit amendement voorziet in deze gevallen in een mogelijkheid om na
het aflopen van de proeftijd, bij recidive binnen vijf jaar, een levenslang
houdverbod op te leggen.
Het amendement bevat tevens een samenloopbepaling met het recent aangenomen
verbod op ontuchtige handelingen met dieren. Hierdoor kan personen die het
verbod op seks met dieren overtreden ook een houdverbod opgelegd worden.
Thieme