30 509
Regels inzake de inrichting van het landelijke gebied (Wet inrichting landelijk gebied)

nr. 18
MOTIE VAN HET LID VAN DEN BRINK

Voorgesteld 31augustus 2006

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening zijnde dat de Wet Inrichting Landelijk Gebied ertoe kan leiden dat bij een ruilverkaveling een eigenaar een totale oppervlakte grond toebedeeld krijgt met een opbrengend vermogen dat minder is dan de door hem ingebrachte oppervlakte grond;

van mening zijnde voorts dat het opbrengend vermogen van de grond een van de belangrijkste elementen vormt voor de mate waarin een agrarisch bedrijf rendabel is;

roept de regering op ervoor te zorgen dat bij een ruilverkaveling de aan de eigenaar toebedeelde gronden eenzelfde opbrengend vermogen hebben als de door hem ingebrachte gronden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van den Brink

Naar boven