30 500
Wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen in verband met onder andere het Protocol van 1997 tot wijziging van het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Trb. 1999, 169) en richtlijn nr. 2005/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 juli 2005 tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft (PbEU L 191)

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 20 februari 2006 en het nader rapport d.d. 17 maart 2006, aangeboden aan de Koningin door de minister van Verkeer en Waterstaat. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 23 november 2005, no. 05 004335, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen in verband met onder andere het Protocol van 1997 tot wijziging van het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Trb. 1999, 169) en richtlijn nr. 2005/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 juli 2005 tot wijziging van richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft (PbEU L 191), met memorie van toelichting.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 23 november 2005, nr. 05 004335, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 20 februari 2006, nr. WO9.05 0505/V, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekening.

In het algemene deel van de memorie van toelichting, is in paragraaf 3, onderdeel b, aangegeven dat de richtlijn nr. 2005/33/EG (verder: de richtlijn) op enkele punten andere begrippen gebruikt dan Bijlage VI van het Protocol van 1997 tot wijziging van het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (verder: Bijlage VI). De discrepantie tussen de gebruikte begrippen doet zich echter voor tussen de Nederlandstalige tekst van de richtlijn en de Nederlandse vertaling van Bijlage VI. De memorie van toelichting geeft reeds aan dat de betekenis van de begrippen identiek is en dat voor alle duidelijkheid in de memorie van toelichting de begrippen uit Bijlage VI worden gebruikt.

De Nederlandse versie van de richtlijn is authentiek. Dit is niet het geval voor de Nederlandse vertaling van Bijlage VI.

De Raad adviseert uit te gaan van de Nederlandse versie van de richtlijn voor zowel het voorliggende wetsvoorstel als de daarop te baseren algemene maatregelen van bestuur.

De Raad adviseert om voor de begrippen die in het wetsvoorstel en in de uitvoeringsregelgeving worden gehanteerd, uit te gaan van de Nederlandse versie van de richtlijn. De Raad merkt daarbij terecht op dat, in tegenstelling tot de Nederlandse tekst van Bijlage VI, de Nederlandse versie van de richtlijn authentiek is. Hoewel het veelal de voorkeur verdient om de terminologie van Europese regelgeving zoveel mogelijk in de nationale wetgeving over te nemen, is dat niet strikt noodzakelijk. De begrippen uit de richtlijn komen inhoudelijk overeen met de begrippen uit Bijlage VI. Gezien het mondiale karakter van de scheepvaart, verdient het in het kader van dit wetsvoorstel de voorkeur de begrippen uit Bijlage VI te hanteren.

Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn overgenomen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om artikel 8, tweede juncto vijfde lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen te wijzigen. In het huidige artikel 8 van die wet is bepaald dat de regels voor het aanvragen van een certificaat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld. Gezien de aard van die regels, namelijk gedetailleerde regels van uitvoerende aard, ligt het echter meer voor de hand om die regels bij ministeriële regeling vast te stellen. Dit is opgenomen in artikel I, onderdeel D, onder 2 en 3. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om blz.13 en 16 van de memorie van toelichting (het aantal landen dat het Ballastwaterverdrag heeft geratificeerd, respectievelijk de afspraken binnen het Paris MOU) te actualiseren. Tot slot is in het wetsvoorstel en in de memorie van toelichting een aantal redactionele verbeteringen aangebracht.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W09.05.0505/V met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In artikel I, onderdeel E, in artikel 10, eerste lid, na «behoud van het milieu regels» «worden» laten vervallen.

– In artikel I, onderdeel K, na «Beroep» de punt laten vervallen.

– In artikel I, onderdeel M, na «In artikel 37» invoegen: , eerste lid,


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven