30 492
Wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (voorwaardelijke machtiging en dwangbehandeling)

A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

15 februari 2007

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen te wijzigen teneinde het bereik van de voorwaardelijke machtiging uit te breiden alsmede de mogelijkheden van toepassing van dwangbehandeling van patiënten binnen een instelling te verruimen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 14a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het vijfde lid, eerste volzin, wordt «met instemming van» vervangen door: na overleg met.

2. In het vijfde lid wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: Aan het behandelingsplan wordt een passage toegevoegd waaruit blijkt dat het overleg tot overeenstemming heeft geleid of, indien zulks niet het geval is, op welke grond de behandelaar tot het oordeel komt dat redelijkerwijs is aan te nemen dat betrokkene de voorwaarde, bedoeld in het zesde lid, zal naleven.

3. In het vijfde lid worden de vijfde en de zesde volzin (nieuw) vervangen door: Artikel 38a, tweede en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

4. In het achtste lid wordt na «indien de betrokkene zich bereid heeft verklaard tot naleving van de voorwaarden» toegevoegd: of redelijkerwijs is aan te nemen dat betrokkene de voorwaarden zal naleven.

B

In artikel 14b, eerste lid, wordt na «Het behandelingsplan kan» ingevoegd: , nadat de voorwaardelijke machtiging is verleend, slechts.

C

Artikel 14d wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis, bedoeld in artikel 14a, vijfde lid, doet de betrokkene opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis, indien buiten de inrichting het gevaar niet langer kan worden afgewend door de naleving van de voorwaarden. De geneesheer-directeur kan de betrokkene doen opnemen, wanneer deze de gestelde voorwaarden niet naleeft of op verzoek van de betrokkene. Voorafgaand aan de opneming stelt de geneesheer-directeur zich op de hoogte van de actuele geestelijke gezondheidstoestand van de patiënt.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De opneming geschiedt voor ten hoogste de termijn van de resterende geldigheidsduur van de voorwaardelijke machtiging, doch niet langer dan zes maanden. Behoudens bij een opneming op verzoek van de betrokkene geldt de voorwaardelijke machtiging van het moment van de beslissing van de geneesheer-directeur af als voorlopige machtiging. Behoudens bij een opneming op verzoek van de betrokkene stelt de geneesheer-directeur de betrokkene uiterlijk vier dagen na zijn beslissing tot opneming daarvan schriftelijk in kennis onder mededeling van de redenen van de beslissing. Een afschrift van de mededeling wordt gezonden aan de officier van justitie bij de rechtbank die de voorwaardelijke machtiging heeft verleend.

D

Artikel 16, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tweede volzin wordt na «het in artikel 38» ingevoegd: of 38a.

2. In de vierde en zesde volzin wordt telkens na «artikel 38, vijfde lid, derde volzin,» ingevoegd: of 38c, eerste lid.

E

In artikel 35a, wordt na «artikelen 38, vijfde lid, derde en vierde volzin» ingevoegd: 38c,.

F

Na artikel 37a wordt een artikel 37b ingevoegd, luidende:

Artikel 37b

1. Artikel 38 is van toepassing op patiënten op wie hoofdstuk II toepassing heeft gevonden, die zijn opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, zijnde een verpleeginrichting of zwakzinnigeninrichting.

2. De artikelen 38a, 38b en 38c zijn van toepassing op patiënten op wie hoofdstuk II toepassing heeft gevonden, die zijn opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, niet zijnde een verpleeginrichting of zwakzinnigeninrichting.

G

In artikel 38, eerste lid, eerste volzin, wordt na «De geneesheer-directeur draagt zorg dat» ingevoegd: «voor een patiënt als bedoeld in artikel 37b, eerste lid,» en wordt «in overleg» vervangen door: na overleg.

H

Na artikel 38 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 38a

1. De geneesheer-directeur draagt zorg dat voor een patiënt als bedoeld in artikel 37b, tweede lid, zo spoedig mogelijk na zijn opneming een behandelingsplan wordt opgesteld. Het behandelingsplan is gericht op het zodanig wegnemen van het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de betrokkene doet veroorzaken, dat betrokkene niet langer in het ziekenhuis behoeft te verblijven. Zo mogelijk geschiedt dit door het bewerkstelligen van een verbetering van de stoornis. Indien dit niet mogelijk is, geschiedt dit door het anderszins wegnemen van het gevaar. Artikel 36, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen eisen worden gesteld, waaraan een behandelingsplan moet voldoen.

3. Het behandelingsplan wordt door de voor de behandeling verantwoordelijke persoon na overleg met de patiënt opgesteld.

4. Indien de voor de behandeling verantwoordelijke persoon beslist dat de patiënt niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van de voorgestelde behandeling, wordt het behandelingsplan in afwijking van het derde lid opgesteld in overleg met de wettelijke vertegenwoordiger van de patiënt of, indien deze ontbreekt, met de persoon die door de patiënt schriftelijk is gemachtigd. Ontbreekt ook zodanige persoon of treedt deze niet op, dan wordt het behandelingsplan opgesteld in overleg met de echtgenoot van de patiënt, tenzij deze dat niet wenst, dan wel, indien ook zodanige persoon ontbreekt, met een ouder, kind, broer of zus van de patiënt, tenzij deze persoon dat niet wenst, een en ander voor zover dit overleg verenigbaar is met de zorg van een goed hulpverlener.

5. Voorafgaand aan het opstellen van het behandelingsplan pleegt de voor de behandeling verantwoordelijke persoon overleg met de instelling of de psychiater die de patiënt voorafgaande aan zijn opneming behandelde of begeleidde, alsmede met de huisarts van de patiënt.

Artikel 38b

Behandeling van de patiënt vindt slechts plaats:

a. voor zover deze is voorzien in het behandelingsplan

b. indien het overleg over het behandelingsplan, bedoeld in artikel 38a, derde of vierde lid, tot overeenstemming heeft geleid, en

c. indien de patiënt of – indien van toepassing – de in artikel 38a, vierde lid, bedoelde persoon zich niet tegen behandeling verzet.

Artikel 38c

1. Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 38b, onderdelen b en c, kan niettemin behandeling plaatsvinden:

a. voor zover aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens betrokkene doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen, of

b. voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens betrokkene binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden.

2. Behandeling overeenkomstig het eerste lid, onderdeel a, vindt plaats krachtens een schriftelijke beslissing van de behandelaar waarin wordt vermeld voor welke termijn zij geldt. De termijn is zo kort mogelijk maar niet langer dan drie maanden, gerekend vanaf de dag waarop de beslissing tot stand komt. De behandelaar doet een afschrift van de beslissing aan de geneesheer-directeur toekomen.

3. Indien binnen zes maanden na afloop van de termijn, bedoeld in het tweede lid, voortzetting van de behandeling of opnieuw een behandeling overeenkomstig het eerste lid, onderdeel a, nodig is, geschiedt dit slechts krachtens een schriftelijke beslissing van de geneesheer-directeur. De geneesheer-directeur geeft in zijn beslissing aan waarom van een behandeling alsnog het beoogde effect wordt verwacht. Op zodanige beslissingen is het tweede lid, tweede volzin van toepassing.

4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van behandelingsmiddelen of -maatregelen worden aangewezen die niet mogen worden toegepast bij een behandeling overeenkomstig het eerste lid. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts ten aanzien van daarbij aangegeven categorieën van behandelingsmiddelen of -maatregelen regels worden gegeven met betrekking tot de wijze waarop tot toepassing daarvan moet worden besloten.

5. De geneesheer-directeur geeft, uiterlijk bij het begin van een behandeling overeenkomstig het eerste of het derde lid, daarvan kennis aan de inspecteur. Hij vermeldt daarbij in ieder geval door welke persoon de beslissing daartoe is genomen en zendt een afschrift mee van de beslissing bedoeld in het tweede of derde lid. Indien de behandeling plaatsvindt in een situatie waarin het de patiënt is die zich verzet, vermeldt de geneesheer-directeur tevens of deze in staat kan worden geacht gebruik te maken van de regeling, vervat in de artikelen 41 en 41a. Van de beëindiging van een behandeling overeenkomstig het eerste of het derde lid, geeft hij kennis aan de inspecteur.

6. De geneesheer-directeur geeft van een behandeling overeenkomstig het eerste lid, onderscheidenlijk van de voortzetting van de behandeling overeenkomstig het derde lid, voorts – indien van toepassing – zo spoedig mogelijk kennis aan de in artikel 38a, vierde lid, bedoelde persoon.

7. De inspecteur stelt na beëindiging van elke behandeling overeenkomstig dit artikel, doch in ieder geval na afloop van de termijn bedoeld in het tweede lid, een onderzoek in of de beslissing daartoe zorgvuldig is genomen en of de uitvoering van de behandeling zorgvuldig is geschied.

I

In artikel 39, eerste lid, eerste volzin, wordt na «artikel 38» ingevoegd: , 38b of 38c.

J

In artikel 39a, wordt na «artikelen 38, zesde lid,» ingevoegd: 38c, vijfde lid,.

K

In artikel 40, zesde lid, tweede volzin, wordt «artikel 38, tweede lid, tweede volzin,» vervangen door: artikel 38, tweede lid, of 38a, vierde lid,.

Ka

Na artikel 40 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 40a

De patiënt ten aanzien van wie een beslissing wordt genomen waartegen op grond van artikel 41, eerste lid, een klacht kan worden ingediend, wordt door de zorg van de geneesheer-directeur schriftelijk geïnformeerd over de gronden waarop de beslissing berust, over de mogelijkheid de patiëntenvertrouwenspersoon in te schakelen en over de mogelijkheid gebruik te maken van de artikelen 41 tot en met 41b.

L

Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt na «artikel 38, tweede lid, tweede volzin, en vijfde lid, derde volzin» ingevoegd: , artikel 38a, vierde lid, artikel 38c, tweede en derde lid.

2. In het zesde lid, wordt na «de geneesheer-directeur» ingevoegd: , het bestuur.

M

In artikel 44, tweede lid, wordt na «38, derde lid, tweede volzin,» ingevoegd: 38a, tweede lid, 38c, vierde lid,.

N

In artikel 45, derde lid, derde volzin, wordt na «indien de patiënt zich bereid heeft verklaard tot naleving van de voorwaarden» toegevoegd: of redelijkerwijs is aan te nemen dat betrokkene de voorwaarden zal naleven.

O

Artikel 46, eerste lid, derde volzin komt te luiden: De geneesheer-directeur stelt zich op de hoogte van de actuele geestelijke gezondheidstoestand van de patiënt.

P

In artikel 53, tweede lid, onder c, vervalt «een afschrift van een verklaring als bedoeld in artikel 14d, eerste lid, alsmede».

Q

Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder a, wordt na «artikel 38» ingevoegd: of artikel 38a.

2. In het eerste lid, onder e, wordt na «artikel 38, vijfde lid, derde volzin,» ingevoegd: of artikel 38c, eerste lid.

R

In artikel 69, derde lid, wordt na «artikel 38, vijfde lid,» ingevoegd: 38b, 38c.

S

In artikel 70, eerste lid, vijfde gedachtestreepje, wordt «38, eerste of tweede lid, derde lid, vierde volzin, of zesde lid,» vervangen door: 38, eerste, tweede, derde of zesde lid, 38a, eerste, derde of vierde lid, 38c, vierde of vijfde lid.

T

In artikel 72 wordt na «artikel 14, 23, 37, 38,» ingevoegd: 38a, 38c,.

ARTIKEL II

Indien de wet van 20 november 2006 tot wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (zelfbinding) (Stb. 680) eerder in werking treedt dan de hierna genoemde onderdelen van artikel I van het onderhavige voorstel van wet indien dat tot wet wordt verheven, worden die onderdelen als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van onderdeel H komt te luiden:

Onder vernummering van artikel 38a tot artikel 38d, worden na artikel 38 drie artikelen ingevoegd, luidende:

2. Onderdeel P komt te luiden:

P

Artikel 53, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. een afschrift van een rechterlijke beschikking, houdende een machtiging als bedoeld in hoofdstuk II, §§ 1, 1b, 4 of 4a;.

2. In onderdeel c vervalt «een afschrift van een verklaring als bedoeld in artikel 14d, eerste lid, alsmede».

3. Na onderdeel Q wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Qa

In artikel 66, eerste lid, wordt «§§ 1, 1b en 2» vervangen door: §§ 1, 1b, 2 of 4a.

4. Onderdeel R komt te luiden:

R

In artikel 69, derde lid, wordt «het bepaalde bij of krachtens artikel 34n, tweede lid, of artikel 38a, eerste lid, 38, vijfde lid,» vervangen door: het bepaalde bij of krachtens de artikelen 34n, tweede lid, 38, vijfde lid, 38b, 38c, 38d, eerste lid,.

ARTIKEL III

Indien het onderhavige voorstel van wet tot wet wordt verheven en de onderdelen D tot en met F, H tot en met M, en Q tot en met T van artikel I eerder in werking treden dan de wet van 20 november 2006 tot wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (zelfbinding) (Stb. 680) wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel B komen de aanhef en de artikelaanduiding te luiden:

Na artikel 38c wordt een artikel 38d ingevoegd, luidende:

Artikel 38d

2. Onderdeel C komt te luiden:

C

Artikel 53, tweede lid, onder a, komt te luiden:

a. een afschrift van een rechterlijke beschikking, houdende een machtiging als bedoeld in hoofdstuk II, §§ 1, 1b, 4 of 4a;.

3. Onderdeel G komt te luiden:

G

In artikel 66, eerste lid, wordt «§§ 1, 1b en 2» vervangen door: §§ 1, 1b, 2 of 4a.

4. Onderdeel H komt te luiden:

H

In artikel 69, derde lid, wordt «het bepaalde bij of krachtens artikel 38, vijfde lid, 38b, 38c» vervangen door: het bepaalde bij of krachtens de artikelen 38, vijfde lid, 38b, 38c, 38d, eerste lid,.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

De minister van Justitie,

Naar boven