nr. 16
AMENDEMENT VAN HET LID SPIES
Ontvangen 25 september 2006
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel I, wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5.16, zesde lid, komt als volgt te luiden:
6. Buiten een periode als bedoeld in artikel 5.12, eerste lid, of
een in een programma als bedoeld in artikel 5.13, eerste lid, opgenomen periode,
blijft het eerste lid, aanhef en onder d, buiten toepassing, tenzij het betreft
de uitoefening van een bevoegdheid of de toepassing van een wettelijk voorschrift
met betrekking tot een ontwikkeling of voorgenomen besluit dat is genoemd
of beschreven in een programma als bedoeld in artikel 5.12, eerste lid, of 5.13,
eerste lid, en de periode waarop dat programma betrekking heeft is verstreken.
Toelichting
Met deze wijziging wordt er expliciet in voorzien dat de programmaregels
en systematiek voor projecten (en daarmee de «kop» die het wetsvoorstel
plaatst op de ruimtelijke en andere besluitvorming) alleen van toepassing
zijn gedurende de periode waarop een programma betrekking heeft. Buiten die
periode kan geen gebruik worden gemaakt van de programmasystematiek en voorziening
voor projecten, c.q. kan aan projecten niet worden tegengeworpen dat deze
alleen doorgang kunnen vinden op basis van zo’n programma.
De programmasystematiek werkt daardoor voor projecten alleen wanneer die
nodig is, dat wil zeggen in perioden met structurele overschrijdingen van
grenswaarden, en daarbuiten niet. De programmasystematiek is immers een noodvoorziening
die in perioden van structurele overschrijdingen geldt bovenop de normaliter
van toepassing zijnde regels voor ruimtelijk-economische projecten. Zolang
er een programma is kan, binnen de periode waarop dat programma betrekking
heeft, van die voorziening gebruik worden gemaakt. Buiten die periode niet.
Als overal aan de grenswaarden wordt voldaan is ook geen behoefte meer aan
een dergelijke voorziening, projecten kunnen dan immers op de reguliere wijze
doorgang vinden (artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder a,
van de Wm). Ook behoeft dan geen programma (meer) te worden opgesteld.
Het amendement benadrukt het exceptionele karakter van het wetsvoorstel
en kan tot gevolg hebben dat de totstandkoming en uitvoering van het programma
eenmalig is. Indien immers aan de grenswaarden wordt voldaan kan de ingewikkelde
en centrale aanpak via het programma komen te vervallen.
Het tweede zinsdeel bevat een uitzondering voor reeds in een programma
opgenomen projecten, indien de periode waarop zo’n programma betrekking
heeft is verstreken. Deze uitzondering is gewenst voor projecten waarmee rekening
is gehouden in het programma maar waar vertraging in de besluitvorming is
opgetreden of waar verdere besluitvorming plaatsvindt na de betreffende periode.
Zonder deze uitzondering kan onduidelijkheid ontstaan over de vraag of en
zo ja, onder welke regels dergelijke projecten doorgang kunnen vinden. Indien
na het verstrijken van de periode waarop het programma betrekking heeft geen
sprake meer is van overschrijdingen kunnen dergelijke projecten desgewenst
ook op de reguliere wijze doorgang vinden, zulks ter keuze van het betreffende
bestuursorgaan.
Spies