30 484
Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met openstellen van het recht op een langdurigheidstoeslag in de situatie waarin enige inkomsten zijn ontvangen

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 14 april 2006

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave blz.

Algemeen1
1.Inleiding1
2.Het begrip arbeidsmarktperspectief3
3.Financiële gevolgen7
   
Artikelsgewijs8

ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende voorstel.

Deze leden hebben reeds vaker gepleit voor ruimere toepassingsmogelijkheden van de langdurigheidstoeslag. Vanzelfsprekend mag een langdurigheidstoeslag niet belemmerend werken bij het aanvaarden van werk. Er zijn echter situaties waarin mensen gedurende een lange termijn van vijf jaar geen perspectief op inkomen uit arbeid hebben, maar wel incidenteel kleine inkomsten lager dan de langdurigheidstoeslag hebben. In zo’n geval wordt nu ook door die lage incidentele inkomsten het recht op een langdurigheidstoeslag verloren. Dit is nooit de bedoeling van de leden van CDA-fractie geweest. Wanneer voor honderd procent duidelijk is dat iemand ondanks een geringe incidentele verdienste geen enkel perspectief op werk heeft en wel reeds vijf jaar op bijstandsniveau leeft, heeft voor deze leden de inkomenssituatie prioriteit en is een langdurigheidstoeslag dringend gewenst. Op dit punt steunen zij de verruiming die de regering voorstaat.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de regering aankijkt tegen de verschillen die hierdoor tussen gemeenten kunnen ontstaan. Is hier geen sprake van gemeentelijk inkomensbeleid?

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat dit wetsvoorstel geen oplossing biedt voor andere tekortkomingen aan de wettelijke regeling van de langdurigheidstoeslag. Het criterium «inkomen in verband met arbeid», als bedoeld in artikel 36, eerste lid, onderdeel b, Wet werk en bijstand (WWB), is door een aantal rechtbanken (Arnhem en Breda) als een verboden onderscheid in de zin van artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) gezien en daarom buiten toepassing gelaten in gevallen waarin het hebben (of hebben gehad) van inkomen in verband met arbeid de enige grond voor weigering van de langdurigheidstoeslag zou zijn. Het gaat dan om arbeidsongeschikten waarvan de rechtbank zegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het arbeidsmarktperspectief van (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten beduidend slechter is dan dat van diegenen die volledig arbeidsgeschikt zijn. De leden van de CDA-fractie vragen of het criterium «inkomen in verband met arbeid» wel toepasbaar is gelet op de rechterlijke uitspraken.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel om de langdurigheidstoeslag aan te passen. Zij waarderen het dat de regering bereid is de huidige regels over de toepassing van de langdurigheidstoeslag te verruimen. Deze leden hebben echter nog vragen bij de invulling van de gekozen oplossing van eerder gesignaleerde knelpunten.

Het heeft de leden van de PvdA-fractie verbaasd dat de regering geen noodzaak ziet om de VNG te consulteren over deze wetswijziging. Zij slaat hiermee ook het advies van de Raad van State in de wind. Hoe verhoudt het niet overleggen met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) zich met de Code interbestuurlijke verhoudingen?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering voorts om aan te geven wanneer en op welke wijze de gemeenten voorgelicht zullen worden over deze wetswijziging. Deze leden zijn van mening dat zowel colleges van burgemeester en wethouders als de gemeenteraden gelijktijdig geïnformeerd moeten worden. D gemeenteraden stellen namelijk de lokale randvoorwaarden vast.

De VVD heeft kennis genomen van het wetsvoorstel en heeft nog enkele vragen aan de regering met betrekking tot het wetsvoorstel. Deze komen elders in het verslag aan de orde.

De leden van de SP-fractie hebben met zeer gemengde gevoelens kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Enerzijds delen zij de mening dat de huidige uitvoeringspraktijk een knelpunt met zich mee brengt omdat het recht op langdurigheidstoeslag kan worden ontzegd terwijl het arbeidsmarktperspectief feitelijk kan ontbreken. Echter, deze leden zien andere mogelijkheden om tot een oplossing van dit knelpunt te komen dan de regering. De gemengde gevoelens concentreren zich op een aantal punten, dat zij in het vervolg van dit verslag aan de orde zullen stellen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Met het versoepelen van de toekenning van de langdurigheidstoeslag aan mensen met zeer kleine en kortdurende bijverdiensten wordt voldaan aan een meermalen geuite wens van deze leden. Zij hebben nog een aantal vragen over het voorstel van wet.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met openstellen van het recht op een langdurigheidstoeslag in de situatie waarin enige inkomsten zijn ontvangen.

Naar de mening van deze leden is er alle reden om kritisch te kijken naar de langdurigheidstoeslag. Zo constateerde Regioplan vorig jaar in een eerste evaluatie1 van de WWB het volgende: «Van wethouder tot werkvloer is er veel kritiek op de langdurigheidstoeslag. Klanten worden gestraft voor een goede inzet, zo is veelal de gedachte. Als men pogingen doet om aan de slag te gaan (en zelfs ook maar een dagdeel aan de slag is) maar weer terugvalt in de bijstand, loopt men de komende vijf jaar deze toeslag mis. De regeling stimuleert bijstandsgerechtigden daarom niet om pogingen te doen om aan het werk te gaan. Uitvoerders geven bovendien aan dat de regeling niet goed uit te leggen is aan de klant.»

Naar aanleiding van deze evaluatie hebben de leden van de D66-fractie tijdens het debat hierover in de Tweede Kamer gesuggereerd de langdurigheidstoeslag af te schaffen en de opbrengst daarvan in te zetten voor maatwerk bij inkomenssteun, maar dat zij ook open staan voor andere oplossingen. Het belangrijkst is dat wordt gezocht naar manieren om te voorkomen dat mensen gefrustreerd worden in hun pogingen betaalde arbeid te vinden.

Zij waarderen de inzet die de regering met dit wetsvoorstel laat zien, maar vinden de argumentatie nogal formalistisch-juridisch. Deze leden denken dat er zeer praktische sociale en arbeidsmarktmotieven zijn om iets aan de langdurigheidstoeslag te veranderen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij juichen het aan de ene kant toe dat gemeenten op grond hiervan eindelijk meer ruimte krijgen om de langdurigheidstoeslag te geven aan mensen die op bijstandsniveau moeten rondkomen. Aan de andere kant stelt de voorgestelde aanpassing van de langdurigheidstoeslag hen teleur, gelet op de beperkte betekenis ervan. Deze leden herinneren eraan dat zij altijd hebben gepleit voor een ruimhartiger vormgeving van de langdurigheidstoeslag; na drie jaar in plaats van na vijf jaar en ook voor andere doelgroepen die een inkomen hebben op het sociaal minimum in plaats van alleen bijstandgerechtigden.

2. Het begrip arbeidsmarktperspectief

De leden van de CDA-fractie merken op dat de VNG bij brief van 21 februari 2006 samen met de gemeenten een alternatief voorstel heeft gedaan ter verruiming van de toekenningsmogelijkheden voor langdurigheidstoeslag. Hoofdpunten van dit voorstel zijn:

• Iedereen die vijf jaar heeft geleefd op het sociaal minimum komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag. De langdurigheidstoeslag wordt zo een goed instrument in de bestrijding van armoede.

• Ambtshalve verstrekking is mogelijk om zo het niet-gebruik van de langdurigheidstoeslag zoveel mogelijk tegen te gaan en uitvoeringskosten te beperken. Hierdoor zullen meer mensen die recht op de toeslag hebben deze daadwerkelijk ontvangen.

• De langdurigheidstoeslag wordt van beslag uitgezonderd, net zoals dat het geval is bij de huurtoeslag, de zorgtoeslag en de kinderbijslag.

Hoe staat de regering ten opzichte van deze hoofdpunten van het VNG-plan en waarom?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de regering stelt dat het arbeidsmarktperspectief van essentiële betekenis is om te komen tot het vaststellen van het recht op langdurigheidtoeslag. Deze leden wijzen erop dat het op enigerlei wijze gebruikmaken van zo’n criterium vooraf bij de vaststelling van het recht op die toeslag door de gemeenten altijd als ondoenlijk is aangegeven. Dat was ook de reden waarom in het initiatiefwetsvoorstel lang-laag (28 508) de regel werd geïntroduceerd dat als achteraf bleek dat men voldoende inspanningen had gepleegd om aan het werk te komen men alsnog de langdurigheidtoeslag kreeg. De hoofdregel is armoedebestrijding. Hiermee is de toeslag verankerd als een wettelijk recht.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering nog eens nader toe te lichten waar zij – uit een oogpunt van kansen op werk om zo het inkomen te verhogen – de bedreiging ziet door de langdurigheidstoeslag. Immers de arbeidstoeslag alleen al zou het verlies van de langdurigheidstoeslag moeten compenseren. Zo zou ook geen discrepantie kunnen ontstaan tussen het lage inkomen van werkenden op het minimum en mensen zonder werk met een langdurigheidstoeslag. Deze leden vragen om een cijfermatige vergelijking van het inkomen van iemand met een uitkering op het minimum (WAO, bijstand) en een langdurigheidstoeslag en mensen met een (gedeeltelijk) minimum inkomen uit arbeid met de fiscale heffingskortingen.

De regering geeft aan dat het toekennen van een langdurigheidstoeslag bij de aanwezigheid van een arbeidsmarktperspectief zou leiden tot een ongewenste bonus voor een langdurig verblijf in de uitkering. De leden van de PvdA-fractie delen deze mening niet. Zij zijn van mening dat juist het strikt hanteren van het arbeidsmarktperspectief een belemmering vormt voor de reïntegratie van mensen met een uitkering. Overigens wordt deze redenering ook door de regering gezien. Mensen zullen niet snel geneigd zijn een tijdelijke baan te accepteren als zij daardoor de langdurigheidstoeslag dreigen te verliezen, zo menen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om een inhoudelijke reactie op het voorstel van de VNG over de langdurigheidstoeslag. Deze leden kunnen zich goed voorstellen dat de langdurigheidstoeslag beslagvrij wordt. Zij vragen de regering dit voorstel over te nemen.

Om de knelpunten die aan de huidige regels vastzitten te kunnen oplossen, voegt de regering een tekst aan de wet toe die de gemeente een discretionaire bevoegdheid geeft om zelf tot een oordeel te komen of een klein inkomen uit arbeid gedurende in de afgelopen vijf jaar om wel of niet de toeslag toe te kennen. De leden van de PvdA-fractie vinden de gekozen oplossing in de wet niet duidelijk. De indruk zou kunnen ontstaan dat de discretionaire bevoegdheid van de gemeente zich tot het verstrekken van de toeslag als geheel uitstrekt. Dat nu kan nooit de bedoeling van dit wetsvoorstel zijn. Waarom is niet gekozen voor een afzonderlijk lid in het wetsartikel waaruit duidelijk blijkt dat alleen als de langdurigheidtoeslag zou moeten worden afgewezen vanwege kleine verdiensten of andere overwegingen die met redelijkheid en billijkheid hebben te maken de gemeenten bevoegd is om de toeslag toch te geven?

De leden van de PvdA-fractie vragen een reactie op de volgende situaties.

Voor mensen die geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en toch in deeltijd werken, blijft als geheel een inkomen over dat zich op het sociaal minimum vindt. Als regel is dat blijvend. Vindt de regering het niet wenselijk dat in zo’n geval de langdurigheidstoeslag toch toegepast zou moeten kunnen worden?

De leden van de PvdA-fractie hebben uit het voorstel niet kunnen lezen dat dit een oplossing biedt voor mensen die voor een lager percentage dan 80–100% arbeidsongeschikt zijn (WAO) en verder een uitkering hebben. Ook andere gesignaleerde knelpunten worden niet vanzelfsprekend opgelost. Deze leden vragen om aan de hand van de eerder door de Kamer genoemde 19 knelpunten een toelichting te geven op de beoogde werking van het nieuwe wetsartikel, namelijk als oplossing van de toen genoemde 19 knelpunten.

Voor mensen met een gedeeltelijke WAO-uitkering heeft de rechtbank Breda1 aangegeven dat uitsluiting van de langdurigheidstoeslag niet altijd terecht is. Wil de regering deze mogelijkheid nu wel openstellen? Dit wetsvoorstel verhindert dat.

Wajong-ers die een jonggehandicaptenkorting krijgen worden door sommige gemeenten daardoor uitgesloten van de langdurigheidstoeslag. Dat lijkt de leden van de PvdA-fractie niet juist. Deze leden vragen om een zodanige verduidelijking dat dit niet meer kan voorkomen.

De leden van de VVD-fractie vragen de regering uitgebreid in te gaan op de brief van de VNG over de langdurigheidstoeslag en op de brief van 12 april 2006 van de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland (CG-Raad).

De leden van SP-fractie vragen wat de reactie van de regering is op het voorstel van de VNG om bij het toekennen van de langdurigheidstoeslag uit te gaan van de inkomenspositie van mensen en niet meer van het arbeidsmarktperspectief. De VNG heeft een alternatief wetsartikel voor de langdurigheidstoeslag ontwikkeld. Graag ontvangen deze leden een reactie op het alternatieve wetsartikel van de VNG voor de langdurigheidstoeslag.

De leden van de SP-fractie zien nog meer situaties, waarin het recht op langdurigheidstoeslag op formele gronden wordt ontzegd, terwijl het arbeidsmarktperspectief feitelijk kan ontbreken.

Een van de situaties waarbij dit zich voordoet is bij mensen met een recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 80% dan wel recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het bollege van burgemeesters en wethouders verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag voor wie bij de laatste arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is afgezien van het arbeidsdeskundig onderzoek. Uit de praktijk blijkt dat er sprake is van een groep mensen, volledig afgekeurd, die wel een arbeidsdeskundig onderzoek hebben gekregen. Deze groep mensen heeft geen arbeidsperspectief, maar komt vanwege het arbeidsdeskundig onderzoek in het verleden niet in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag. De leden van de SP-fractie vinden dat hier sprake is van een onrechtvaardige situatie. Wat is hierover het oordeel van de regering en is zij van mening dat ook dit knelpunt een oplossing behoeft? Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie om ten behoeve van de oplossing van bovenstaand knelpunt artikel 36, vierde lid 4, onderdeel te schrappen? Zo neen, waarom niet?

Andere groepen die niet in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag zijn mensen die vanwege handicap of chronische ziekte slechts in deeltijd kunnen werken, maar daarmee niet boven het sociaal minimum uitkomen. De Rechtbank Breda heeft aangegeven dat dit niet terecht is. Welke oplossing biedt de regering voor dit knelpunt?

Tenslotte ziet een aantal gemeenten de jonggehandicaptenkorting als extra inkomen. Wajonggerechtigden komen daardoor vaak niet in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag. Bent u bereid wettelijk te regelen dat gemeenten ook een langdurigheidstoeslag toekennen aan wajonggerechtigden die langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen? Zo neen, waarom niet?

Met het voorliggende wetsvoorstel moet het college van burgemeesters en wethouders oordelen over het recht op een langdurigheidstoeslag. Als er sprake is van inkomsten uit arbeid gedurende een zeer korte periode en als het gaat om een zeer laag bedrag kan het college oordelen dat er een langdurigheidstoeslag wordt uitgekeerd. Wanneer is er sprake van een zeer korte periode? Wanneer is er sprake van een zeer laag bedrag? Waarom komt de regering niet tot uniforme beleidsregels, net als er voor de langdurigheidstoeslag ook uniforme bedragen gelden? Naar de mening van de leden van de SP-fractie komt dit de rechtsgelijkheid ten goede. Wat is hierover het oordeel van de regering?

Het kenbaar maken van gemeentelijke beleidsregels zou het niet-gebruik terugdringen. De langdurigheidstoeslag moet individueel aangevraagd worden. De leden van de SP-fractie zien in het categoriaal verstrekken van de langdurigheidstoeslag bij uitstek het middel, meer dan het kenbaar maken van beleidsregels, om niet-gebruik tegen te gaan. Ook de VNG ziet een noodzakelijkheid in de mogelijkheid te komen tot ambtshalve verstrekking. Wat is het oordeel van de regering? Is zij bereid de gemeenten de mogelijkheid te bieden om de langdurigheidstoeslag categoriaal te verstrekken? Zo neen, waarom niet?

Momenteel kan op de langdurigheidstoeslag beslag worden gelegd. Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie dat de langdurigheidstoeslag van beslag moet worden uitgezonderd, net als het geval is bij de huurtoeslag, zorgtoeslag en kinderbijslag? Is de regering bereid dit in de wet op te nemen? Zo neen, waarom niet?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering bekend is met de vragen en onduidelijkheden, zoals die zijn geuit in een brief van de CG-Raad van 12 april 2006? Kan worden ingegaan op het recht op de langdurigheidstoeslag, uitgaande van een inkomen op het sociaal minimum, van deeltijdwerkers met een handicap of chronische ziekte, mensen met een gedeeltelijke WAO-uitkering en Wajong-ers met een jonggehandicaptenkorting? Kan, waar het de tweede groep betreft, ook worden aangegeven wat de precieze rol is van het arbeidskundig onderzoek door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) bij de toekenning van een langdurigheidstoeslag?

Is de regering bereid om gemeenten, zeker waar het bovengenoemde groepen betreft, nauwgezet te informeren over de toekenning van en weigeringsgronden voor een langdurigheidstoeslag, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie.

De leden van de D66-fractie merken op dat het ontbreken van arbeidsmarktperspectief in de WWB wordt verondersteld als de betrokkene gedurende een onafgebroken periode van 60 maanden geen inkomsten uit of in verband met arbeid heeft gehad. Deze leden zien graag een nadere kwantitatief onderbouwde beschouwing tegemoet over het arbeidsmarktperspectief van bijstandsgerechtigden afhankelijk van het aantal jaren dat ze in de bijstand zitten. Kan de regering hierbij tevens ingaan op de verwachting van de voormalige staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat de werkloosheid de komende jaren zal verdwijnen en dat de bijstand gesloten kan worden voor iedereen die niet arbeidsongeschikt is1 ? Deze benadering suggereert immers dat arbeidsmarktperspectief niet snel zal ontbreken en vrijwel niemand kansloos is.

De leden van de D66-fractie zien ook graag een nadere beschouwing over het arbeidsmarktperspectief van gehandicapten en chronisch zieken in relatie tot de langdurigheidstoeslag. Dit naar aanleiding van de brief van de CG-Raad hierover.

De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat mensen met een (gedeeltelijke) WAO-, WW- of Wajonguitkering, die eventueel wordt aangevuld met bijstand, nu geen recht hebben op een langdurigheidstoeslag. Is hiervoor een goede, objectieve onderbouwing te geven? Deze leden hebben de indruk dat de regering zich bij de vormgeving van de langdurigheidstoeslag nog teveel laat leiden door de gedachte dat het ontvangen van de toeslag voor mensen een doel op zich is en een belemmering zal zijn voor reïntegratie. De VNG stelt in dit kader dat de langdurigheidstoeslag een armoedebestrijdingsinstrument is en geen verkapt reïntegratie-instrument. Hoe ziet de regering dat? Waarom zou het ontbreken van arbeidsmarktperspectief de rechtvaardigingsgrond moeten vormen voor aanvullende inkomensondersteuning?

Deze leden vragen aansluitend wat zich ertegen verzet het inkomensniveau bepalend te laten zijn voor het recht op de langdurigheidstoeslag. In dat licht hebben zij met waardering kennis genomen van het initiatief van de VNG, dat in februari jl. is gepresenteerd. Zij verzoeken de regering te reageren op dit alternatieve voorstel. Kan daarbij vooral worden ingegaan op de opmerking van de VNG dat het kabinetsvoorstel zal leiden tot rechtsongelijkheid, omdat de vraag of er sprake is van arbeidsmarktperspectief nu een discussiepunt blijft tussen burger en gemeente.

De VNG pleit ervoor ambtshalve vaststelling mogelijk te maken. Dit zou een besparing op de uitvoeringskosten met zich meebrengen en – minstens zo belangrijk – het niet-gebruik kunnen terugdringen. Wat vindt de regering van die gedachte?

3. Financiële gevolgen

De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering zegt dat de werkelijke uitgaven aan bijstandsuitkeringen en langdurigheidstoeslagen de basisingrediënten van de raming van het inkomensdeel van het macrobudget WWB van het jaar daarop vormen. Deze leden vragen of dit inhoudt dat gemeenten die ruim de langdurigheidstoeslag verlenen daarvoor ook op deze wijze voldoende gecompenseerd worden. Hoe denkt de VNG over deze benadering van de regering?

De regering wil de WWB zo aanpassen dat de budgetten niet meer naar een samenwerkingsorgaan van gemeenten gaat, maar naar de gemeenten afzonderlijk. Bovendien moeten de samenwerkende gemeenten per gemeente rapporteren over de resultaten. Hoewel de leden van de CDA-fractie begrip hebben voor het feit dat een gemeenteraad meer direct betrokken moet zijn bij de uitvoering van de WWB, leven bij deze leden de volgende vragen. Wat betekent dit voor de financiën waarop de samenwerkingsorganen kunnen rekenen? Wie draait er voor de extra kosten voor verslaglegging en verantwoording op? Hoe hoog zijn de extra kosten voor zo’n samenwerkingsorgaan en is het reëel zo snel na invoering van de mogelijkheid tot samenwerking tussen gemeenten deze beleidswijziging door te voeren?

Het heeft de leden van de PvdA-fractie verbaasd dat de regering afwijkt van het advies van de Raad van State inzake de financiële gevolgen voor de gemeenten. Deze leden delen de mening dat door een uitbreiding van de doelgroep die recht zullen krijgen op de langdurigheidstoeslag ook de uitgaven van de gemeenten zullen stijgen. Zij vragen hoe de kosten van de langdurigheidstoeslag bij de aanvang aan de gemeenten zijn vergoed. Wat waren de geraamde kosten en aantallen gebruiker en wat zijn de uiteindelijk vergoede kosten in het aanvang jaar en vervolgens de jaarlijkse vergoeding? Was zal naar verwachting de vergroting van de doelgroep in aantalleen betekenen en wat in geld?

De leden van de SP-fractie constateren dat de Raad van State opmerkt dat met het voorstel de doelgroep voor de langdurigheidstoeslag wordt uitgebreid en dat het «evident is dat daarmee de kosten voor de gemeenten zullen stijgen». Wat is het oordeel van de regering? Waarom is het niet nodig om het macrobudget WWB te verhogen?

Ook de leden van de leden van de D66-fractie constateren dat volgens de regering het financiële beslag van het wetsvoorstel in relatie tot het macrobudget WWB van dien aard is dat dit geen aanleiding geeft tot een verhoging van het macrobudget. Deze leden zien het verwachte financiële beslag graag cijfermatig onderbouwd, evenals de relatie tot het macrobudget.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of een inschatting kan worden gemaakt van de kosten die de voorgestelde verandering met zich meebrengt. Zij hebben de indruk dat de regering zich in de reactie op het advies van de Raad van State wel heel gemakkelijk van deze vraag afmaakt.

Kan verder inzicht worden geboden in de extra kosten van uitvoering van het alternatieve voorstel van de VNG?

ARTIKELGEWIJS

Artikel I. Wet werk en bijstand

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de regering de in artikel 36, eerste lid, onderdeel b genoemde «zeer geringe hoogte van de inkomsten» en «zeer geringe duur van deze arbeid» definieert.

De leden van de VVD-fractie vragen waar de regering de grens wil leggen voor de door het college van burgemeesters en wethouders vast te stellen grens voor bijverdiensten en de periode waarin dit heeft plaatsgevonden. Welke ruimte zal de regering de gemeenten bieden om de, zoals in de memorie beschreven, «zeer korte periode» en het «zeer lage bedrag» in te vullen?

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat een uniforme en objectieve uitvoering van de langdurigheidstoeslag de rechtsgelijkheid vergroot en het niet-gebruik tegen gaat. Daarom zijn de leden van mening dat termen als «zeer geringe inkomsten» en «zeer geringe periode» in een wettekst onwenselijk zijn en niet aan het oordeel van afzonderlijke colleges moet worden overgelaten. Kan de regering de termen «zeer geringe inkomsten» en «zeer geringe periode» nader omschrijven en is de regering bereid deze omschrijving van de termen «zeer geringe inkomsten» en «zeer geringe periode» nader vast te leggen? Zo neen, waarom niet?

Gelet op de systematiek van de WWB ligt het naar de mening van de leden van de D66-fractie voor de hand dat de beoordeling van het arbeidsmarktperspectief aan de gemeenten wordt overgelaten. Het basisprobleem is dat bijstandsgerechtigden ontmoedigd worden in het zoeken naar werk, uit angst hun langdurigheidstoeslag te verliezen. Het is de vraag in hoeverre het wetsvoorstel dit basisprobleem helemaal oplost. Wanneer (vóór of na het verrichten/accepteren van betaalde arbeid) beslist het college van burgemeester en wethouders bijvoorbeeld over het in aanmerking blijven komen voor langdurigheidstoeslag?

Artikel II. Inwerkingtreding

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen meer duidelijkheid over de beoogde datum van inwerkingtreding en de mogelijkheden van terugwerkende kracht. Is terugwerkende kracht tot de invoeringsdatum van de WWB denkbaar en uitvoerbaar?

De voorzitter van de commissie,

Smits

De griffier van de commissie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (CU), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD), Van Hijum (CDA), Van der Sande (VVD), Vacature (algemeen).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koşer Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Azough (GL), Omtzigt (CDA), Meijer (PvdA), Nijs (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Aptroot (VVD), Hessels (CDA), Van Egerschot (VVD), Vacature (algemeen).

XNoot
1

Bijlage bij Kamerstuk 29 674, nr. 7.

XNoot
1

Uitspraak o5–166, dd 13.10.2005.

XNoot
1

Nog te verschijnen interview met de heer Rutte in Elsevier d.d. 13-4-2006 (gebaseerd op voorpublicaties in o.a. De Telegraaf online d.d. 11 april 2006).

Naar boven