30 484
Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met openstellen van het recht op een langdurigheidstoeslag in de situatie waarin enige inkomsten zijn ontvangen

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 6 februari 2006 en het nader rapport d.d. 6 maart 2006, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 25 januari 2006, no. 06.000190, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met openstellen van het recht op een langdurigheidstoeslag in de situatie waarin enige inkomsten zijn ontvangen, met memorie van toelichting.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 25 januari 2006, nr. 06.000190, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 6 februari 2006, nr. W12.06.0017/IV, bied ik U hierbij aan.

Op grond van artikel 36 van de Wet werk en bijstand (WWB) komen personen die gedurende vijf jaar een inkomen hebben dat niet hoger is dan de bijstandsnorm én die in deze periode geen inkomen uit of in verband met arbeid hebben ontvangen, in aanmerking voor een zogenoemde langdurigheidstoeslag. Met het wetsvoorstel wordt deze doelgroep uitgebreid met personen die in deze vijf jaar wel inkomsten uit of in verband met arbeid hebben gehad, maar die, gelet op de zeer geringe hoogte en de zeer geringe duur van deze inkomsten, feitelijk evenmin arbeidsmarktperspectief hebben.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt de volgende kanttekening bij de memorie van toelichting.

Op grond van artikel 69, eerste lid, onderdeel b, van de WWB wordt ook de langdurigheidstoeslag gefinancierd uit het zogenoemde inkomensdeel van het macrobudget WWB. In hoofdstuk 3 van het algemeen deel van de memorie van toelichting bij het onderhavige voorstel wordt met betrekking tot de financiële gevolgen gesteld dat de wetswijziging geen gevolgen heeft voor de omvang van het inkomensdeel van het macrobudget WWB. Ter verklaring hiervoor wordt opgemerkt dat op grond van artikel 69, tweede lid, tweede volzin, van de WWB het uitgangspunt bij de vaststelling van het inkomensdeel van het macrobudget WWB is dat dit deel toereikend is voor de voor het betreffende jaar geraamde kosten.

Deze verklaring kan echter niet op voorhand leiden tot de conclusie dat het voorstel geen gevolgen behoeft te hebben voor de omvang van het inkomensdeel van het macrobudget WWB. Met het voorstel wordt immers de doelgroep voor de langdurigheidstoeslag uitgebreid. Het is evident dat daarmee de kosten voor de gemeenten zullen stijgen. Naar het oordeel van de Raad vloeit uit artikel 69, tweede lid, tweede volzin, in samenhang met artikel 108, derde lid, van de Gemeentewet, voort dat de gemeenten voor deze extra kosten moeten worden gecompenseerd, middels een evenredige verhoging van het inkomensdeel. Deze bepaling impliceert namelijk dat bij het vaststellen van het macrobudget zo nodig ook rekening wordt gehouden met kosten die voortvloeien uit landelijke beleidswijzigingen die de gemeenten hebben uit te voeren, zoals het onderhavige wetsvoorstel. Bij de raming van de kosten zal daarom het financiële effect van de uitbreiding van de doelgroep voor de langdurigheidstoeslag moeten worden meegenomen. De Raad onderkent dat de budgettering in de WWB met zich meebrengt dat de gemeenten in beginsel het risico dragen voor kosten die hoger zijn dan de vastgestelde budgetten. Het moet hierbij echter wel gaan om door de gemeentebesturen beïnvloedbare kosten; die situatie doet zich hier niet, of hooguit ten dele, voor.

De Raad adviseert de toelichting overeenkomstig het voorgaande aan te passen. Daarbij ware ook inzicht te geven in de uitkomsten van het overleg, in verband met de Code Interbestuurlijke Verhoudingen, met de VNG ten aanzien van het punt van de compensatie.

Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

Er is geen geoormerkt budget langdurigheidstoeslag. De middelen voor de langdurigheidstoeslag maken onderdeel uit van het inkomensdeel van het macrobudget WWB. In relatie tot de hoogte van het macrobudget zal het financiële beslag van dit wetsvoorstel van dien aard zijn dat dit geen aanleiding geeft tot een verhoging van het macrobudget WWB. Voor een toename van de uitkeringslasten worden de gemeenten bovendien achteraf gecompenseerd. De werkelijke uitgaven aan bijstandsuitkeringen en langdurigheidstoeslagen vormen immers een van de basisingrediënten van de raming van het inkomensdeel van het macrobudget WWB van het jaar daarop. Gegeven het bovenstaande ontbreekt de noodzaak om, zoals de Raad de State voorstelt, op grond van de Code Interbestuurlijke Verhoudingen, met de VNG overleg te voeren ten aanzien van het punt van de compensatie.

De redactionele opmerkingen van de Raad van State zijn overgenomen.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W12.06.0017/IV met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In artikel I, in de voorgestelde wijziging van artikel 36, eerste lid, onderdeel b, van de WWB «inkomsten uit arbeid» vervangen door «inkomsten uit of in verband met arbeid» en «van de arbeid» door: van deze arbeid.

– Artikel II toelichten.

– In hoofdstuk 1 van de toelichting «29 870» vervangen door: 28 870.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven