nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet werk
en bijstand te wijzigen in verband met openstellen van het recht op een langdurigheidstoeslag
in de situatie waarin enige inkomsten zijn ontvangen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WET WERK EN BIJSTAND
Artikel 36, eerste lid, onderdeel b, van de Wet werk en bijstand komt
te luiden:
b. gedurende de in onderdeel a bedoelde periode geen inkomsten uit
of in verband met arbeid heeft ontvangen of ten aanzien van wie het college
van oordeel is dat, gelet op de zeer geringe hoogte van de inkomsten uit of
in verband met arbeid in die periode en de zeer geringe duur van deze arbeid,
in redelijkheid niet gesproken kan worden van een feitelijke aanwezigheid
van arbeidsmarktperspectief;.
ARTIKEL II. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
en kan terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,