30 483
Wijziging van de Wet milieubeheer en enige andere daarmee verband houdende wetten (modernisering van de algemene milieuregels voor inrichtingen)

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 11 oktober 2006

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel I, onderdeel B, worden twee nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

3. Het derde lid komt te luiden:

3. Voor een inrichting als bedoeld in het eerste lid dan wel voor een inrichting die behoort tot een aangewezen categorie van inrichtingen als bedoeld in het tweede lid, geldt het verbod, bedoeld in het eerste lid, onder b, niet met betrekking tot veranderingen van die inrichting of van de werking daarvan, die in overeenstemming zijn met de voor de inrichting verleende vergunning en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften.

4. Er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

4. Voor een inrichting die behoort tot een aangewezen categorie van inrichtingen als bedoeld in het tweede lid, geldt het verbod, bedoeld in het eerste lid, onder b, evenmin met betrekking tot veranderingen van die inrichting of van de werking daarvan, voor zover daarop regels, gesteld krachtens een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 8.40, van toepassing zijn.

B

In artikel I, onderdeel J, komt artikel 8.40a te luiden:

Artikel 8.40a

1. Indien bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8.40 een verplichting is opgenomen voor degene die de inrichting drijft, om daarbij aangegeven maatregelen te treffen, kan daarbij worden bepaald dat diegene in plaats daarvan andere maatregelen kan treffen, wanneer met die andere maatregelen ten minste een gelijkwaardig niveau van bescherming van het milieu wordt bereikt.

2. Degene die de inrichting drijft dient een aanvraag in tot het kunnen treffen van andere maatregelen bij het bestuursorgaan, aangegeven bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, welke aanvraag gegevens bevat waaruit blijkt dat met die andere maatregelen ten minste een gelijkwaardig niveau van bescherming van het milieu wordt bereikt.

3. Het bestuursorgaan, bedoeld in het tweede lid, beslist binnen acht weken over de gelijkwaardigheid van de andere maatregelen. Het bestuursorgaan kan deze termijn eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen.

C

In artikel I, onderdeel L, komt artikel 8.42 te luiden:

Artikel 8.42

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8.40 kan met betrekking tot daarbij aangegeven onderwerpen de verplichting worden opgelegd te voldoen aan voorschriften die nodig zijn ter bescherming van het milieu, gesteld door een bij die maatregel aangegeven bestuursorgaan.

2. Op het stellen van voorschriften als bedoeld in het eerste lid, is artikel 8.40, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

3. Het bestuursorgaan, bedoeld in het eerste lid, kan voorschriften stellen die afwijken van de regels, gesteld bij of krachtens de maatregel, bedoeld in dat lid, indien dat bij of krachtens die maatregel is bepaald. Bij of krachtens de maatregel kan worden bepaald in welke mate de voorschriften kunnen afwijken en kan worden bepaald dat slechts kan worden afgeweken in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.

4. Het bestuursorgaan kan de voorschriften aanvullen, wijzigen of intrekken indien dat nodig is ter bescherming van het milieu.

5. Bij of krachtens de maatregel worden categorieën van gevallen aangegeven, waarin van de beschikking waarbij het voorschrift wordt gesteld, mededeling wordt gedaan door kennisgeving in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen.

D

Na artikel I, onderdeel L, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

La

Na artikel 8.42 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 8.42a

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8.40 kan met betrekking tot daarbij aangegeven onderwerpen worden bepaald dat het bevoegd gezag bij het verlenen of wijzigen van de vergunning daaraan voorschriften kan verbinden.

2. Op het stellen van voorschriften als bedoeld in het eerste lid, is artikel 8.40, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

3. Het bevoegd gezag kan voorschriften stellen die afwijken van de regels, gesteld bij of krachtens de maatregel, bedoeld in het eerste lid, indien dat bij of krachtens die maatregel is bepaald. Bij of krachtens de maatregel kan worden bepaald in welke mate de voorschriften kunnen afwijken en kan worden bepaald dat slechts kan worden afgeweken in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.

4. Het bevoegd gezag kan de voorschriften aanvullen, wijzigen of intrekken indien dat nodig is ter bescherming van het milieu.

5. Artikel 8.42, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8.42b

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8.40 kan met betrekking tot daarbij aangegeven onderwerpen worden bepaald dat bij provinciale of gemeentelijke verordening gestelde regels omtrent die onderwerpen van de bij of krachtens de maatregel gestelde regels kunnen afwijken, in welke mate kan worden afgeweken en kan worden bepaald dat slechts kan worden afgeweken in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.

2. Op het stellen van provinciale of gemeentelijke regels als bedoeld in het eerste lid, is artikel 8.40, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

E

Artikel I, onderdeel O, komt te luiden:

In artikel 16.21 komt de laatste volzin te luiden: Artikel 8.42a, eerste en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

F

Artikel I, onderdeel R, komt te luiden:

In artikel 18.2, eerste lid, aanhef, wordt na «waaraan de melding wordt gericht,» ingevoegd: dan wel, in andere gevallen, burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de inrichting geheel of in hoofdzaak zal zijn of is gelegen,.

G

Artikel IV wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 2 wordt «eerste lid» vervangen door: derde lid.

2. Onderdeel 4, onder c, komt te luiden:

c. In het vierde lid wordt «artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer» vervangen door: artikel 8.1, eerste en tweede lid, van de Wet milieubeheer.

H

Artikel V wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 wordt voor de punt aan het slot toegevoegd: en wordt na «artikel 8.1, eerste lid,» ingevoegd: artikel 8.1, tweede lid, in verbinding met artikel 8.1, eerste lid,.

2. Onderdeel 2 komt te luiden:

2. Onder 2° wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer «artikel 8.44, vijfde lid» vervangen door: artikel 8.42a, eerste lid,.

3. Er wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

3. Onder 1° wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet verontreiniging oppervlaktewateren «artikel 2c, tweede en derde lid» vervangen door: artikel 2c, tweede tot en met vierde lid.

I

In artikel VI, onderdeel 1, wordt «artikel 8.1 van de Wet milieubeheer» vervangen door: artikel 8.1, eerste of tweede lid, van de Wet milieubeheer.

J

Artikel VII wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan onderdeel A wordt een zin toegevoegd, luidende: In de tweede volzin wordt «Bij de maatregel» vervangen door: Bij of krachtens de maatregel.

2. Onder verlettering van onderdeel C tot onderdeel D wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

C

In artikel 2c wordt onder vernummering van het vierde tot vijfde lid, na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

4. Op een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 2a is artikel 8.42 van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing.

K

Artikel VIII wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «de artikelen 8.40, 8.41 en 8.42 van de Wet milieubeheer» vervangen door: de artikelen 8.40, 8.41, 8.42, en 8.42a van de Wet milieubeheer.

2. In de opsomming vervallen:

– Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998

– Besluit organische oplosmiddelen in verven en vernissen Wms

3. Aan de opsomming worden toegevoegd:

– Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A

– Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B

– Besluit mestbassins milieubeheer

– Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij

L

Na artikel VIII worden zes artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel VIIIA

Indien het bij koninklijke boodschap van 12 april 2006 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522) tot wet wordt verheven en de bij die wet vastgestelde wijziging in artikel 2a, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren eerder in werking treedt dan artikel VII, onderdeel A, van deze wet, komt artikel VII, onderdeel A, van deze wet te vervallen.

Artikel VIIIB

Indien het bij koninklijke boodschap van 12 april 2006 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522) tot wet wordt verheven en de bij die wet vastgestelde wijziging in artikel 2c van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren in werking treedt op of na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel VII, onderdeel C, van deze wet, komt artikel VII, onderdeel C, van deze wet te luiden:

C

In artikel 2c wordt onder vernummering van het derde tot vierde lid, na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

3. Op een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 2a is artikel 8.42 van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing.

Artikel VIIIC

Indien het bij koninklijke boodschap van 12 april 2006 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522) tot wet wordt verheven en de bij die wet vastgestelde wijziging in artikel 1a van de Wet op de economische delicten in werking treedt op of na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel V, onderdeel 3 , van deze wet, komt artikel V, onderdeel 3, van deze wet, te luiden:

3. Onder 1° wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet verontreiniging oppervlaktewateren «artikel 2c, tweede lid» vervangen door: artikel 2c, tweede en derde lid.

Artikel VIIID

Indien het bij koninklijke boodschap van 15 maart 2006 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) (30 489) tot wet wordt verheven en de bij die wet vastgestelde titel 5.2 van de Wet milieubeheer eerder in werking treedt dan artikel I, onderdeel M, van deze wet, vervalt met de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel M, in artikel 5.16, tweede lid, onder a, van de Wet milieubeheer:, 8.44, eerste lid.

Artikel VIIIE

Indien het bij koninklijke boodschap van 28 juli 2006 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet ammoniak en veehouderij (30 654) tot wet wordt verheven en de bij die wet vastgestelde wijziging van artikel 10 van de Wet ammoniak en veehouderij eerder in werking treedt dan artikel IV, onderdeel 4, van deze wet, komt artikel IV, onderdeel 4, van deze wet te vervallen.

Artikel VIIIF

Indien het bij koninklijke boodschap van 10 februari 2006 ingediende voorstel van wet houdende Regels inzake geurhinder vanwege tot veehouderijen behorende dierenverblijven (Wet geurhinder en veehouderij) (30 453) tot wet wordt verheven en artikel 13 van die wet eerder in werking treedt dan artikel VI van deze wet, komt artikel VI van deze wet te vervallen.

M

Artikel IX komt te luiden:

Artikel IX

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Toelichting

Artikel I

Onderdeel A

Het vierde lid is ingevoegd om zeker te stellen dat voor een inrichting die vergunningplichtig is, maar waarop tevens een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 8.40 van toepassing is, geen wijziging van de vergunning behoeft te worden aangevraagd voor een verandering waarvoor in die maatregel regels zijn gesteld. Een voorbeeld hiervan is een chemisch bedrijf dat een warmtekrachtinstallatie plaatst waarop de voorschriften van het voorziene Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van toepassing zijn. Als de installatie volledig in dat besluit wordt geregeld, is hiervoor in principe geen wijziging van de vergunning nodig, maar gelden de meldingseisen van het besluit. Een voorwaarde is wel dat ook wordt voldaan aan het derde lid: als de verandering in strijd is met de milieuvergunning, is wijziging van de milieuvergunning nodig, zelfs al wordt voldaan aan de eisen die het besluit stelt.

Ook geldt vanzelfsprekend dat de volledige wijziging moet zijn geregeld in het besluit; als de houder van de inrichting twee wijzigingen aanbrengt, waarvan slechts één bij besluit is geregeld, geldt vanwege de andere uiteraard de vergunningplicht, indien die niet in overeenstemming is met de vergunning. Ook moet het besluit de verandering volledig regelen. Sommige besluiten op grond van artikel 8.40 regelen niet alle milieu-aspecten, maar slechts een deel hiervan, bijvoorbeeld alleen afvalscheiding of een specifieke emissie naar de lucht. In dat geval is relevant dat getoetst wordt of de overige milieuaspecten maken dat de wijziging niet in overeenstemming is met de milieuvergunning.

Onderdeel B

In dit onderdeel is artikel 8.40a op technische wijze aangepast, dat wil zeggen dat de formulering meer in lijn is gebracht met de Algemene wet bestuursrecht en met de huidige formulering in het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer. Inhoudelijk treedt geen verandering op.

Onderdelen C en D

De in deze onderdelen aangebrachte wijzigingen betreffen het niveau van regelgeving, zonder dat de inhoud wordt veranderd.

In deze nieuw voorgestelde artikelen is het kader waarbinnen de te stellen voorschriften moeten blijven (artikel 8.40, tweede en derde lid) bij wet gegeven en niet bij algemene maatregel van bestuur. Tevens wordt nu bij wet geregeld dat het aangewezen bestuursorgaan voorschriften kan stellen die van de gestelde regels kunnen afwijken indien dat bij de maatregel is toegestaan. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zullen de concrete afwijkingsmodaliteiten worden aangegeven.

Deze wijzigingen hebben tot gevolg dat artikel 8.42 zou moeten worden uitgebreid. Dit zou echter niet ten goede komen aan de leesbaarheid van dit artikel. Daarom is ervoor gekozen om van de drie leden van artikel 8.42, drie afzonderlijke artikelen te maken. Artikel 8.42 vervangt artikel 8.42, eerste lid, van het wetsvoorstel, artikel 8.42a vervangt artikel 8.42, tweede lid, van het wetsvoorstel en artikel 8.42b, vervangt artikel 8.42, derde lid, van het wetsvoorstel.

Onderdeel E

In dit onderdeel wordt de «verklaring van overeenkomstige toepassing» van artikel 8.42 in artikel 16.21 ingeperkt tot het eerste en derde lid (van artikel 8.42a, dat artikel 8.42, tweede lid, van het wetsvoorstel, vervangt (zie onderdeel D hierboven)). De in het wetsvoorstel opgenomen verwijzing is te ruim.

Onderdeel F

De aanpassing in dit onderdeel is van tekstuele aard en is nodig vanwege een in het wetsvoorstel niet goed geformuleerde aanhef.

Onderdeel G

In artikel IV, onderdeel 2, van het wetsvoorstel wordt een wijzigingsopdracht gegeven voor het eerste lid. De wijzigingsopdracht moet echter betrekking hebben op het derde lid.

De aanpassing in onderdeel c betreft artikel 10, vierde lid, van de Wet ammoniak en veehouderij en is nodig omdat de afwijking die in dat lid wordt geregeld, zowel van toepassing is op gpbv-inrichtingen (artikel 8.1, eerste lid) als op inrichtingen die bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen als vergunningplichtige inrichtingen (artikel 8.1, tweede lid).

Onderdeel H

In onderdeel 1 van artikel V van het wetsvoorstel (Wet op de economische delicten) wordt alsnog «artikel 8.1, tweede lid, in verbinding met artikel 8.1, eerste lid,» opgenomen, om zeker te stellen dat het drijven van een vergunningplichtige inrichting (behorend tot een categorie die wordt aangewezen bij algemene maatregel van bestuur) zonder vergunning ook verboden is.

In onderdeel 2 wordt geregeld dat artikel 8.44, vijfde lid, niet zal vervallen, maar zal worden vervangen door (het nieuwe) artikel 8.42a, waarvan de inhoud vergelijkbaar is met die van artikel 8.44, vijfde lid, dat zal vervallen.

In het nieuwe onderdeel 3 is een strafbaarstelling geregeld van overtreding van het nieuwe vierde lid van artikel 2c van de Wvo. Dat nieuwe artikel wordt met artikel VII, onderdeel C (nieuw) met deze nota van wijziging in het wetsvoorstel en daarmee in de Wvo opgenomen. Dit wordt verder bij onderdeel J hierna toegelicht.

Onderdeel I

In de definitie van «vergunning» in artikel 1, eerste lid, van de Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden (artikel VI, onderdeel 1, van het wetsvoorstel), zal «artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer», worden vervangen door «artikel 8.1, eerste en tweede lid, van de Wet milieubeheer». De reden hiervoor is dat alleen de leden 1 en 2 aangegeven welke inrichtingen vergunningplichtig zijn. De leden 3 en 4 betreffen uitzonderingen op de vergunningplicht. Een verwijzing naar artikel 8.1 in zijn geheel is derhalve te onbepaald.

Onderdeel J

De aanvulling die in onderdeel J, onder 1, is voorzien, maakt het mogelijk om ook bij ministeriële regeling een onderscheid te maken naar categorieën van gevallen waarvoor de regels, die worden gesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, gelden. Dat is conform de wijziging in de eerste zin van artikel 2a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) en conform de formulering in artikel 8.40 eerste lid.

In onderdeel J, onder 2, wordt de basis in de Wvo voor het voorziene activiteitenbesluit, dat immers mede op artikel 2a en 2b van de Wvo is gebaseerd, uitgebreid. Hiertoe dient het nieuwe onderdeel C (van artikel VII inzake de Wvo). De wijzigingen die het wetsvoorstel in de Wvo aanbrengt, bleken onvoldoende te zijn.

Onderdeel K

In onderdeel 1 wordt de basis van de om te hangen besluiten die (mede) op artikel 8.44 zijn gebaseerd, uitgebreid met artikel 8.42a, dat in de plaats komt van artikel 8.42, tweede lid, van het wetsvoorstel. Hiertoe wordt de aanhef van artikel VIII van het wetsvoorstel aangepast.

In onderdeel 2 worden twee besluiten van de lijst gehaald. Het Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998 zal niet worden omgehangen maar worden ingetrokken bij algemene maatregel van bestuur.

Het Besluit organische oplosmiddelen in verven en vernissen Wms kan vervallen. De basis van artikel 8.44 was nodig om het Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOS-Richtlijn milieubeheer te wijzigen. Dat is gebeurd. Het laatstgenoemde besluit staat wel op de lijst.

In onderdeel 3 wordt een viertal besluiten toegevoegd aan de lijst van om te hangen besluiten, hetgeen eerder abusievelijk niet was gebeurd.

Onderdeel L

In dit onderdeel worden zes afstemmingsartikelen met andere wetsvoorstellen ingevoegd. De eerste (artikel VIIIA)betreft een bepaling in het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522), dat artikel 2a van de Wvo wijzigt op dezelfde wijze als in het onderhavige wetsvoorstel gebeurt. Indien wetsvoorstel 30 522 eerder in werking treedt dan het onderhavige wetsvoorstel, zal artikel VII, onderdeel A van het onderhavige wetsvoorstel vervallen. Artikel 2a van de Wvo is dan immers al gewijzigd.

De tweede bepaling (artikel VIIIB) hangt samen met hetzelfde wetsvoorstel. Met wetsvoorstel 30 522 zal artikel 2c van de Wvo worden uitgebreid met een nieuw derde lid. Indien wetsvoorstel 30 522 later in werking treedt dan het onderhavige wetsvoorstel, zal met het onderhavige wetsvoorstel in artikel 2c van de Wvo een nieuw derde lid worden ingevoegd in plaats van een nieuw vierde lid. De derde bepaling (artikel VIIIC) hangt samen met de tweede bepaling. Voorschriften die krachtens de nieuwe leden van artikel 2c van de Wvo worden vastgesteld, dienen strafrechtelijk gesanctioneerd te kunnen worden en zullen daarom aan artikel 1a onder 1° van de Wet op de economische delicten worden toegevoegd. In overeenstemming met de tweede bepaling zullen met de derde bepaling de juiste leden van artikel 2c van de Wvo worden opgenomen in artikel 1a van de Wet op de economische delicten, indien wetsvoorstel 30 522 later in werking zal treden dan het onderhavige wetsvoorstel.

Artikel VIIID betreft het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) (30 489), waarin een verwijzing naar artikel 8.44, eerste lid, is opgenomen. Indien dat wetsvoorstel eerder in werking zal zijn getreden dan het onderhavige wetsvoorstel, zal met de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel de verwijzing naar artikel 8.44, eerste lid, vervallen.

Artikel VIIIE betreft de afstemming met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet ammoniak en veehouderij (30 654). Indien deze wet eerder in werking zal zijn getreden dan het onderhavige wetsvoorstel, zal artikel 10 van de Wet ammoniak en veehouderij zijn vervallen. Artikel IV, onder 4, van het onderhavige wetsvoorstel, waarin een aantal wijzigingen wordt aangebracht in dat artikel kan dan ook vervallen.

Artikel VIIIF betreft de afstemming met het voorstel van wet houdende Regels inzake geurhinder vanwege tot veehouderijen behorende dierenverblijven (Wet geurhinder en veehouderij) (30 453). Indien deze wet eerder in werking zal zijn getreden dan het onderhavige wetsvoorstel, zal de Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden zijn ingetrokken. Artikel VI van het onderhavige wetsvoorstel, waarin een aantal wijzigingen wordt aangebracht in die wet moet dan vervallen.

Onderdeel M

De inwerkingtredingsbepaling is aangepast in die zin dat de verschillende artikelen of onderdelen van die artikelen op verschillende tijdstippen in werking kunnen treden. Dit is met name van belang voor de inwerkingtreding van die artikelen of onderdelen daarvan waarvan de inhoud tevens in andere wetsvoorstellen wordt gewijzigd. Op die manier kan de inwerkingtreding van die artikelen en onderdelen zo goed mogelijk worden geregeld.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Naar boven