nr. 33
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2007
Op 13 juni 2007 spraken wij met elkaar over het wetsvoorstel «Informatie-uitwisseling
ondergrondse netten» (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2006–2007,
nr.80, blz.4237-4253). Op 19 juni hebt u van mij een brief ontvangen
met daarin mijn reactie op de diverse gewijzigde amendementen (Kamerstuk 30 475,
nr. 32). In de loop van 19 juni is nog een nieuw amendement ingediend
(amendement nr. 31). Met het oog op de stemming van dinsdag 26 juni geef
ik u hierbij ook daarop nog mijn reactie.
Ik heb om twee redenen moeite met het amendement:
– Ten aanzien van onderdeel I: het amendement schrapt de mogelijkheid
van het registreren van huisaansluitingen. In plaats daarvan introduceert
het amendement in onderdeel II twee opties met de betrekking tot de wijze
van doorgifte van de informatie. Hieruit wordt na het onderzoek een keuze
gemaakt. De eerste optie maakt echter tevens de doorgifte van huisaansluitingen
permanent vrijwillig. Ik ben in het debat al uitgebreid ingegaan op de argumenten
waarom een verplichte uitwisseling van informatie over huisaansluitingen,
los van de wijze waarop, van groot belang acht.
– Ten aanzien van onderdeel II: met het amendement verzoekt mevrouw
Gesthuizen om een kosten/baten onderzoek ten aanzien van de informatie-uitwisseling
over huisaansluitingen. Vooruitlopend op de uitkomsten daarvan wordt het wetsvoorstel
al wel gewijzigd. Dat laatste vind ik voorbarig en ook onnodig. De informatie
over huisaansluitingen hoeft ingevolge het wetsvoorstel nu immers pas 8 jaar
na inwerkingtreding van het wetsvoorstel doorgegeven te worden.
Amendement nr. 31 ontraad ik dan ook.
Er is recent informatie in omloop gekomen rond de kosten van informatie-uitwisseling
over huisaansluitingen. Deze kosten betreffen verschillende mogelijkheden
qua doorgifte en zijn niet eenduidig. Om mevrouw Gesthuizen in haar zorg tegemoet
te komen ben ik bereid om binnen twee jaar met een kosten/baten onderzoek
te komen naar de verschillende mogelijkheden van informatie-uitwisseling.
Mocht uit dat onderzoek blijken dat een andere methode om de liggingsgegevens
door te geven beter is, kan de eventueel hiervoor benodigde wetswijziging
in het traject van de evaluatie meegenomen worden. Blijkt de in het wetsvoorstel
gemaakte keuze goed verdedigbaar, dan hebben partijen nog voldoende tijd om
zich op de in het wetsvoorstel voorgestelde wijze van gegevensuitwisseling
betreffende huisaansluitingen voor te bereiden. De verplichting gaat immers
pas na 8 jaar in.
De minister van Economische Zaken,
M. J. A. van der Hoeven