nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 13 september 2006
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Niet onder de werking van deze wet vallen bij regeling van Onze
Minister aan te wijzen stoffen die:
a) bestemd zijn om te worden gebruikt als biocide;
b) op de plaats van toepassing zonder de aanwending van een werkzame
stof worden gegenereerd door middel van daartoe bestemde en door Onze Minister
aan te wijzen type apparatuur en
c) niet in aanmerking komen voor plaatsing op bijlage I, IA of IB
van richtlijn 98/8/EG.
B
Aan artikel 37 wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Onze Minister kan bij regeling bepalen dat hij een aanvraag tot
erkenning als bedoeld in het zesde lid eerst in behandeling neemt, nadat een
daarvoor vastgesteld bedrag is voldaan.
C
Aan artikel 38 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Onze Minister kan bij regeling bepalen dat hij een aanvraag als
bedoeld in het eerste lid eerst in behandeling neemt, nadat een daarvoor vastgesteld
bedrag is voldaan.
D
Aan artikel 64 wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. Onze Minister kan bij regeling bepalen dat hij een aanvraag tot
erkenning als bedoeld in het zesde lid eerst in behandeling neemt, nadat een
daarvoor vastgesteld bedrag is voldaan.
E
Aan artikel 65 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Onze Minister kan bij regeling bepalen dat hij een aanvraag als
bedoeld in het eerste lid eerst in behandeling neemt, nadat een daarvoor vastgesteld
bedrag is voldaan.
Toelichting
In onderdeel A wordt voorgesteld in artikel 1 een bijzondere voorziening
te treffen naar aanleiding van een recent opgetreden problematiek rond ozon
en legionella. In de onderdelen B tot en met E wordt een voorstel gedaan voor
de doorberekening van kosten.
Onderdeel A
Gebleken is dat de Europese Commissie van oordeel is dat ozon in zogenoemde
in situ omstandigheden, waaronder ozon met behulp van apparatuur maar zonder
werkzame stof wordt gegenereerd, niet onder de reikwijdte van richtlijn 98/8/EG
inzake biociden valt. Hierdoor komt dit middel niet in aanmerking voor opname
in bijlage I, IA of IB van de richtlijn.
In het verlengde hiervan is het wenselijk geoordeeld hiertoe een voorziening
in het wetsvoorstel op te nemen, teneinde ozon en toepassingen daarvan onder
dergelijke omstandigheden als biocide te kunnen gebruiken.
Dat is noodzakelijk om toepassingen van ozon ten behoeve van onder meer
de legionellabestrijding blijvend mogelijk te maken. Het voorstel heeft een
algemene strekking met het oog op mogelijke toekomstige, vergelijkbare situaties.
Onderdelen B tot en met E
Artikel 10 van het voorstel van wet bepaalt dat de kosten van het College
worden doorberekend aan de aanvrager. Indien de Minister een besluit omtrent
erkenning of vrijstelling neemt, is echter niet in doorberekening van kosten
voorzien.
Het gaat om enkele bijzondere procedures. Ten eerste de erkenning van
een instantie die proeven of experimenten wil verrichten met gewasbeschermingsmiddelen
dan wel biociden. Ten tweede de vrijstelling voor ten hoogste 120 dagen van
een niet toegelaten biocide of gewasbeschermingsmiddel in bijzondere omstandigheden.
In beide procedures is het gebruik dat de Minister, alvorens een besluit
te nemen, advies vraagt aan deskundige instanties, zoals het College, de Voedsel-
en Warenautoriteit of het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Het
wijzigingsvoorstel beoogt een bevoegdheid te scheppen ook voor deze gevallen
kosten te kunnen doorberekenen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
P. L. B. A. van Geel