30 474
Regeling voor de toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingmiddelen en biociden (Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden)

nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 13 september 2006

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Niet onder de werking van deze wet vallen bij regeling van Onze Minister aan te wijzen stoffen die:

a) bestemd zijn om te worden gebruikt als biocide;

b) op de plaats van toepassing zonder de aanwending van een werkzame stof worden gegenereerd door middel van daartoe bestemde en door Onze Minister aan te wijzen type apparatuur en

c) niet in aanmerking komen voor plaatsing op bijlage I, IA of IB van richtlijn 98/8/EG.

B

Aan artikel 37 wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Onze Minister kan bij regeling bepalen dat hij een aanvraag tot erkenning als bedoeld in het zesde lid eerst in behandeling neemt, nadat een daarvoor vastgesteld bedrag is voldaan.

C

Aan artikel 38 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Onze Minister kan bij regeling bepalen dat hij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid eerst in behandeling neemt, nadat een daarvoor vastgesteld bedrag is voldaan.

D

Aan artikel 64 wordt een lid toegevoegd, luidende:

9. Onze Minister kan bij regeling bepalen dat hij een aanvraag tot erkenning als bedoeld in het zesde lid eerst in behandeling neemt, nadat een daarvoor vastgesteld bedrag is voldaan.

E

Aan artikel 65 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Onze Minister kan bij regeling bepalen dat hij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid eerst in behandeling neemt, nadat een daarvoor vastgesteld bedrag is voldaan.

Toelichting

In onderdeel A wordt voorgesteld in artikel 1 een bijzondere voorziening te treffen naar aanleiding van een recent opgetreden problematiek rond ozon en legionella. In de onderdelen B tot en met E wordt een voorstel gedaan voor de doorberekening van kosten.

Onderdeel A

Gebleken is dat de Europese Commissie van oordeel is dat ozon in zogenoemde in situ omstandigheden, waaronder ozon met behulp van apparatuur maar zonder werkzame stof wordt gegenereerd, niet onder de reikwijdte van richtlijn 98/8/EG inzake biociden valt. Hierdoor komt dit middel niet in aanmerking voor opname in bijlage I, IA of IB van de richtlijn.

In het verlengde hiervan is het wenselijk geoordeeld hiertoe een voorziening in het wetsvoorstel op te nemen, teneinde ozon en toepassingen daarvan onder dergelijke omstandigheden als biocide te kunnen gebruiken.

Dat is noodzakelijk om toepassingen van ozon ten behoeve van onder meer de legionellabestrijding blijvend mogelijk te maken. Het voorstel heeft een algemene strekking met het oog op mogelijke toekomstige, vergelijkbare situaties.

Onderdelen B tot en met E

Artikel 10 van het voorstel van wet bepaalt dat de kosten van het College worden doorberekend aan de aanvrager. Indien de Minister een besluit omtrent erkenning of vrijstelling neemt, is echter niet in doorberekening van kosten voorzien.

Het gaat om enkele bijzondere procedures. Ten eerste de erkenning van een instantie die proeven of experimenten wil verrichten met gewasbeschermingsmiddelen dan wel biociden. Ten tweede de vrijstelling voor ten hoogste 120 dagen van een niet toegelaten biocide of gewasbeschermingsmiddel in bijzondere omstandigheden.

In beide procedures is het gebruik dat de Minister, alvorens een besluit te nemen, advies vraagt aan deskundige instanties, zoals het College, de Voedsel- en Warenautoriteit of het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Het wijzigingsvoorstel beoogt een bevoegdheid te scheppen ook voor deze gevallen kosten te kunnen doorberekenen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Naar boven