30 474
Regeling voor de toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingmiddelen en biociden (Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden)

nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2007

Op 15 februari 2007 vindt met de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een overleg plaats over het ontwerp-Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden. In verband daarmee wil ik u hierbij, mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, op de hoogte brengen van enige voorgenomen wijzigingen in het ontwerp.

De wijzigingen betreffen de volgende onderwerpen:

1. De beslistermijnen van het CTB (artikelen 6 en 7 van het ontwerpbesluit);

2. De import van behandeld zaaizaad (artikel 20, derde lid, van het ontwerpbesluit);

3. Certificering van chemische onkruidbestrijding op verhard oppervlak;

4. De gebruiksregistratie (artikel 26, zesde lid, van het ontwerpbesluit).

1. De beslistermijnen van het CTB (artikelen 6 en 7 van het ontwerpbesluit)

In het ontwerpbesluit is uitgegaan van de thans onder de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 bestaande termijnen. Na toezending aan uw Kamer van het ontwerpbesluit heeft verder overleg plaatsgevonden over een efficiëntere procedure en de daarvoor vast te stellen termijnen van orde (beslistermijnen) die het CTB in acht dient te nemen. Daarbij is van belang dat niet de betrokken ministers maar het CTB op grond van artikel 8 van het wetsvoorstel Gewasbeschermingsmiddelen en biociden bij reglement vaststelt op welke wijze tot een beoordeling van een toelating wordt gekomen. Bij de vaststelling van het reglement zal het CTB aan moeten geven op welke wijze het college de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen (zorgvuldigheidsbeginsel, artikel 3.2. van de Awb). Slechts indien het CTB een reglement vaststelt waarin het CTB niet naar behoren rekening houdt met het vergaren van informatie inzake de af te wegen belangen, kan ik in overeenstemming met medebetrokken ministers goedkeuring aan het reglement onthouden.

Het CTB heeft in de uitvoering van de toelatingsprocedure tijd nodig om bij de betrokken belanghebbenden informatie in te winnen. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om de partners uit het Convenant gewasbescherming zoals de Vewin of de Unie van Waterschappen. Het kan ook gaan om concurrerende bedrijven die ingevolge de gewasbeschermingsrichtlijn recht hebben op bescherming van hun bedrijfsgegevens of om organisaties die voor specifieke belangen opkomen zoals werknemersorganisaties of milieu-organisaties.

Er zijn veel verschillende aspecten die spelen bij het vaststellen van een beslistermijn. Het bleek niet goed mogelijk om louter ambtelijk voldoende inzicht in de procedures te krijgen. Met het oog daarop heb ik met het CTB afgesproken dat het CTB dit jaar een externe evaluatie van de procesgang doet uitvoeren.

Niettemin heb ik om het wetsvoorstel gewasbeschermingsmiddelen en biociden in te kunnen voeren, bezien wat thans de meest reële termijnen zijn. Dit heeft geleid tot termijnen die zijn bijgesteld in vergelijking met de termijnen die zijn opgenomen in het u toegezonden ontwerpbesluit. De bijgestelde maximale beslistermijnen zijn in bijgaande tabel opgenomen.

In mijn afweging heb ik betrokken dat het CTB alleen verplicht is een belanghebbende te horen indien dat nodig is met het oog op de af te wegen belangen. Dat kan bij elke aanvraag tot toelating anders liggen, maar in het algemeen is bij de ene specifieke vorm van toelatingsprocedure meer reden voor het horen van een belanghebbende dan bij een andere specifieke vorm van toelatingsprocedure.

Bij eenvoudige toelatingsprocedures zoals de afgeleide toelating of de vereenvoudigde toelatingsprocedures zal er slechts incidenteel sprake zijn van een noodzaak van het horen van een belanghebbende. Er is binnen de beslistermijn voor deze procedures derhalve geen tijd geraamd voor het inwinnen van informatie bij belanghebbenden. Het is bovendien mogelijk gebleken de beslistermijn voor de vereenvoudigde toelatingsprocedures met 21 respectievelijk 28 weken in te korten.

Bij de parallelle toelatingsprocedure en de procedure tot toelating van een dringend vereist middel (huidige 16aa vrijstellingen) is het in de praktijk veelal wel duidelijk welke partijen een belang hebben. Het betreft bij de parallelle toelating veelal de toelatinghouder van het originele middel en bij de toelating van een dringend vereist middel de milieubeweging. De kring van belanghebbenden is duidelijk, zodat een periode van twee tot vier weken voor het horen van belanghebbenden in het algemeen voldoende is.

Bij de reguliere toelatingsprocedure, de voorlopige toelatingen en de wederzijdse erkenning is er sprake van ingewikkelde beoordelingen. Bovendien is de kring van belanghebbenden diffuus. Binnen de beslistermijn voor deze procedures is een periode van 6 weken geraamd voor het indien nodig horen van belanghebbenden.

2. De import van behandeld zaaizaad (artikel 20, derde lid, van het ontwerpbesluit)

De organisaties LTO en Plantum NL hebben mij bij brief van 31 oktober 2006 verzocht te bezien of er mogelijkheden zijn om de import van behandeld zaaizaad voor het teeltseizoen 2007 onder de huidige condities te bestendigen. Aangezien het wetsvoorstel meer vertraging heeft ondervonden dan verwacht en de voorwaarden voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen met betrekking tot zaaizaad, al hoewel bekend onder de huidige regelgeving, voor de nieuwe regelgeving nog niet zijn vastgesteld ben ik voornemens de inwerkingtreding van artikel 20, derde lid, van het ontwerpbesluit uit te stellen tot 1 september 2008. Ik zal daartoe in het ontwerpbesluit een voorziening opnemen. Na deze datum zal er geen sprake meer zijn van een verder uitstel van een verbod tot import van zaaizaad dat werkzame stoffen bevat die niet aan toelatingsvoorwaarden voldoen. Het is niet wenselijk dat de in de nota van toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II 2005/06, 30 474, nr. 6, bladzijde 21 en 22) aangeduide situatie van een door de praktijk ingegeven tekort in de handhaving blijft voortbestaan. Het gezamenlijke bedrijfsleven heeft een inspanningsverplichting om te bezien welke werkzame stoffen zodanig voldoen aan toelatingsvoorwaarden dat het op 1 september 2008 duidelijk is in hoeverre met deze stoffen behandeld zaaizaad kan worden geïmporteerd.

3. Certificering van chemische onkruidbestrijding op verhard oppervlak

In actiepunt 5.12 van de decembernota 2006 KRW/WB 21, beleidsbrief (Kamerstukken II 2006/07, 27 625, nr. 80, blz. 146, bijlage 2) is aangegeven dat mogelijkheden worden onderzocht voor het certificeren van het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen en biociden op verhardingen en andere maatregelen rekening houdend met het wetsvoorstel gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

In het kader van het ontwerpbesluit zal ik nader bezien of en op welke wijze gebruik kan worden gemaakt van de kapstokken in het ontwerpbesluit die mogelijkheden bieden om het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen op verhardingen nader te reguleren.

4. De gebruiksregistratie (artikel 26, zesde lid, van het ontwerpbesluit)

In het kader van het Convenant gewasbescherming (Kamerstukken 2002/03, 27 858, nr. 39) is afgesproken dat bij algemene maatregel van bestuur maatregelen worden genomen voor de registratie van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. In overleg met LTO Nederland ben ik een bijstelling van artikel 26, zesde lid, van het ontwerpbesluit, overeengekomen. Het zesde lid van het aan u toegezonden ontwerp kan zodanig worden opgevat dat een agrariër bij elke toepassing van een gewasbeschermingsmiddel opnieuw het toelatingsnummer van het toegepaste middel in zijn administratie moet opnemen. Dit is echter niet de bedoeling. De aangepaste tekst van het zesde lid voorziet er nu expliciet in dat een agrariër kan volstaan met een administratie waaruit het toelatingsnummer van de toegepaste gewasbeschermingsmiddelen blijkt. Hiermee sluit het zesde lid aan bij de bestaande uitvoeringspraktijk zonder de controle en handhaving van de gebruiksregistratie te bemoeilijken.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Tabel beslistermijnen CTB

Soort besluitRichtlijnenHuidige termijn in de Regeling toelating bestrijdingsmiddelen 1995Voorstel CTB zonder termijn voor het vergaren van informatieOntwerp-besluit met termijn voor het vergaren van informatie
Reguliere toelating641606066
Vereenvoudigde uitbreidingstoelating603939
Vereenvoudigde uitbreidingstoelating bij op bijlage I opgenomen werkzame stof603232
Afgeleide toelating101010
Parallelle toelating101214
Voorlopige toelating606066
Toelating op aanvraag minister3939
Wederzijdse erkenning gewasbeschermings-middel2632
Toelating dringend vereist middel2024
Registratie biocide120 dagen2120 dagen2120 dagen2120 dagen2
Wederzijdse erkenning biocide60 dagen360 dagen360 dagen360 dagen3
Wijziging samenstelling2020

1 Indicatief 12 maanden na volledig verklaring is gelijk aan 52 weken, volledig verklaren duurt maximaal 12 weken, totaal derhalve 64 weken.

2 bij een volledige aanvraag; het volledig verklaren duurt maximaal 12 weken, totaal maximaal 29 weken.

3 bij een volledige aanvraag; het volledig verklaren duurt maximaal 12 weken, totaal maximaal 144 dagen.

Naar boven