30 462
Beleidslijn grote rivieren

nr. 4
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 14 juni 2006

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1, de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 hebben op 24 mei 2006 overleg gevoerd met staatssecretaris Schultz van Haegen-Maas Geesteranus van Verkeer en Waterstaat en minister Dekker van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over:

– de brief van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de Beleidslijn grote rivieren d.d. 17 februari 2006 (30 462, nr. 1).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Van Lith (CDA) constateert met tevredenheid dat de aanpassing van de Beleidslijn grote rivieren goed uitpakt. De beleidslijn geeft weer mogelijkheden voor activiteiten in het rivierbed, zoals bouwen, wonen, werken en recreatie langs de grote rivieren en geeft een behoud van bouwtitels. Betekent dit laatste dat de bouwtitels die in het verleden zijn afgegeven zonder voorwaarden kunnen worden doorgezet, zonder compensatieplicht? Een belangrijke verbetering is de introductie van de door het CDA bepleite saldobenadering. Enerzijds worden belemmeringen dicht bij de rivier weggehaald en anderzijds wordt mogelijk iets verder van de stroming van de rivier ruimte voor nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt, mits deze niet leidt tot verhoging van de waterstanden. Daarnaast zal bij locaties van waterberging compensatie moeten plaatsvinden als nieuwe activiteiten de bergingscapaciteit beperken.

In algemene zin kan de heer Van Lith instemmen met de wijzigingen van de nieuwe beleidslijn. Op onderdelen gaat de beleidslijn echter niet ver genoeg. Opvallend is de limitatieve lijst van riviergebonden activiteiten, die alleen zouden zijn toegestaan langs het stroomvoerend deel van de rivier. Naast de riviergebonden activiteiten, zoals een sluis, een kade, een scheepswerf of een overslagfaciliteit voor de beroepsvaart, zijn nu ook voorzieningen voor waterrecreatie aan de lijst toegevoegd. Dat is echter onvoldoende. Hij pleit ervoor de limitatieve opsomming los te laten. Alle activiteiten zullen immers moeten worden getoetst aan eerdergenoemde uitgangspunten om te voorkomen dat nieuwe activiteiten tot verhoging van waterstanden zouden kunnen leiden. Bovendien zou een limitatieve lijst de flexibele opzet van de nieuwe beleidslijn teniet kunnen doen. Door genoemde activiteiten met een eenvoudig «zoals» als voorbeelden voor rivierverruimende activiteiten te benoemen, kan per concreet geval een afweging worden gemaakt over het al dan niet riviergebonden karakter. Is het kabinet bereid om bij het lijstje van riviergebonden activiteiten het woord «zoals» toe te voegen? Waarom is er, nu er een nieuwe beleidslijn aankomt, nog sprake van experimenten?

De nieuwe beleidslijn gaat uit van een eigen risico en verantwoordelijkheid ten aanzien van ontstane schade aan activiteiten in het riviergebied door hoog water. Initiatiefnemers in het rivierbed zijn aansprakelijk voor schade en moeten zelf maatregelen nemen om zich tegen potentiële schade te beschermen. Daarnaast stelt het kabinet dat veiligheid in het buitendijkse gebied een verantwoordelijkheid is van lokale overheden. Op zichzelf deelt de heer Van Lith deze principes, maar er kunnen omstandigheden zijn waardoor niet automatisch de volledige verantwoordelijkheid bij gebruikers en lokale overheden kan worden neergelegd. De rijksoverheid heeft in bepaalde situaties de belangrijke verantwoordelijkheid om als rivierbeheerder tijdig maatregelen te nemen. De provincie Limburg wijst er in een brief op dat de nieuwe schaderegeling alleen voor nieuwe situaties zou moeten gelden en dat voor bestaande situaties de huidige schaderegeling blijft bestaan, mede in het licht van het feit dat het Rijk heeft nagelaten bij de Limburgse Maas tijdig maatregelen te nemen, zodat op dit moment een verhoogde kans op schade door wateroverlast bestaat. Is het kabinet bereid, het onderscheid tussen bestaande en nieuwe situaties te maken? Anders zou Rijkswaterstaat als rivierbeheerder ook de consequenties moeten aanvaarden voor bestaande situaties. Dat betekent het zodanig nemen van maatregelen dat het risico op schade aanvaardbaar wordt.

Uit de brief van de staatssecretaris over de nieuwe Beleidslijn grote rivieren valt op te maken dat de begrenzing van gebieden langs de grote rivieren waarop de beleidslijn van toepassing is en zal worden, nog moet worden vastgesteld. Kan de staatssecretaris een goede onderbouwing geven van de grenzen, omdat de wijzigingen in het toepassingsgebied vergaande gevolgen kunnen hebben voor de huidige functies langs grote rivieren, mede in het licht van eerdere ruimtelijke keuzes die in de regio zijn vastgesteld in structuur- en streekplannen? De regio Rijnmond heeft hier in een brief aandacht voor gevraagd. Hoe gaat de staatssecretaris om met eventuele tekorten bij grondexploitatie en schadeclaims door particuliere ontwikkelaars op het moment dat die begrenzing doorgaat?

De heer Van Lith vraagt aandacht voor gebiedsgerichte oplossingen. Een belangrijk kritiekpunt bij de evaluatie van de Beleidslijn ruimte voor de rivier was de zichtbare spanning tussen het centrale karakter van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, gebaseerd op de verantwoordelijkheid van de rivierbeheerder Rijkswaterstaat, en het decentrale karakter van de ruimtelijke ordening. Kan de staatssecretaris bevorderen dat nadere gebiedsgerichte afspraken worden gemaakt? Door deze afspraken kan een meer integrale afweging van veiligheid en andere belangen plaatsvinden, zodat de nieuwe beleidslijn meer praktisch uitvoerbaar wordt. Hij stelt voor in overleg te treden met betrokken sectoren – gemeenten, waterschappen en provincies – en de regionale Rijkswaterstaat om te bezien waar mogelijk op een duurzame verantwoorde manier verder kan worden gegaan.

De heer Boelhouwer (PvdA) merkt op dat de Beleidslijn ruimte voor de rivier in de afgelopen jaren tot veel problemen heeft geleid. Goede ideeën konden niet gerealiseerd worden. Het is dan ook een goede zaak dat de beleidslijn wordt gewijzigd. Echter, dit moet er niet toe leiden dat ineens alles mag. Zeker is dat de rivieren de komende jaren steeds meer water zullen moeten afvoeren. Een belangrijk aspect hierbij is de veiligheid. Is het mogelijk met zekerheid te stellen dat het toenemen van de waterkracht nooit een bedreiging zal vormen voor een project dat nu onder de beleidslijn wordt toegestaan? Hoe zit het dan met de verzekering? Bovendien is het de vraag of het toestaan van nieuwe projecten doorwerkt voor bestaande situaties. Dat kan verzekeringstechnisch consequenties hebben. Neemt het Rijk de verantwoordelijkheid wanneer haven en goed beschadigd worden omdat eerder toestemming gegeven is voor een bepaalde afwijking van de beleidslijn?

De heer Boelhouwer pleit ervoor dat privaat verzekeren voor te lopen risico’s een keiharde voorwaarde moet zijn om te kunnen afwijken van de beleidslijn. Afwenteling op overheden moet expliciet worden uitgesloten, evenals een beroep op eventuele noodfondsen die door de overheid worden gevuld. Het is een verantwoordelijkheid die door betrokkenen zelf genomen moet worden, inclusief alle consequenties.

Een ander probleem betreft de compensatie. Het is voorstelbaar dat een camping buitendijks in het niet stroomvoerend deel van het winterbed gecompenseerd kan worden door bijvoorbeeld dijkteruglegging of het aanwijzen van een retentiepolder in de buurt. Hiervoor moeten plankosten en uitvoeringskosten worden gemaakt. Die kosten moeten voor rekening komen van degene die van de afwijking van de beleidslijn gebruik wil maken en absoluut niet voor rekening van de overheid.

De heer Boelhouwer wijst erop dat in de gewijzigde beleidslijn staat dat industrieterreinen die buitendijks liggen de status «meestromend» hebben gekregen. Wat houdt dat in bijvoorbeeld bij renovatie van een dergelijk industrieterrein? Dit mag niet impliciet leiden tot het afschrijven van die industrieterreinen.

De heer Van der Staaij (SGP) herinnert eraan dat het tot stand komen van de Beleidslijn ruimte voor de rivier te maken had met de dreigende overstromingen van 1993 en 1995. Er werd met het oog op de veiligheid een strikt regime afgesproken om alleen riviergebonden activiteiten in het rivierbed te laten plaatsvinden en daar zeer stringent uitzonderingen op toe te staan. Nu wordt de klok in zekere zin teruggedraaid met een herziene beleidslijn. De afgelopen jaren hebben dergelijke situaties zich niet meer voorgedaan, maar toch is het de vraag of het wel verantwoord is om dit te doen uit een oogpunt van veiligheid. Wat is de winst van de verruiming die wordt voorgesteld? Wordt het schaarsteprobleem opgelost door het bouwen in rivierbeddingen te verruimen als er allerlei mitsen en maren blijven gelden?

De heer Van der Staaij wijst op de samenhang met de PKB Ruimte voor de rivier. In het kader van deze PKB wordt er alles aan gedaan om grondbezitters duidelijk te maken dat rivieren meer ruimte moeten hebben, ook al kost dat emotionele en economische offers. Is het niet dubbel om aan de ene kant te bevorderen dat er meer ruimte voor de rivier moet komen en aan de andere kant te bevorderen dat er meer mogelijk moet zijn in de rivierbeddingen? Waarom is deze beleidslijn niet geïntegreerd in het kader van de PKB Ruimte voor de rivier? In hoeverre zal er veel nieuw gebied, bijvoorbeeld agrarisch gebied, door die PKB buitendijks komen te liggen? Zullen die bedrijven dan te maken krijgen met een stringenter regime dan tot op heden het geval was? Leidt zelfs de soepeler Beleidslijn grote rivieren niet toch tot allerlei nieuwe beperkingen als gevolg van de PKB Ruimte voor de rivier?

Een ander belangrijk punt betreft de aansprakelijkheid bij schade aan locaties in rivierbeddingen. Is het wel logisch om hier alleen uit te gaan van de eigen verantwoordelijkheid bij bouwen en wonen? In de stukken staat dat ook gemeenten daarin een bepaalde verantwoordelijkheid hebben. Gemeenten hebben de bevoegdheid, bepalingen op te nemen waarmee onveilige situaties worden voorkomen. Zou het niet beter zijn om gemeenten te verplichten die bepalingen op te nemen en het niet alleen te laten bij een bevoegdheid?

De heer Van der Staaij vraagt zich af of die eigen verantwoordelijkheid bij schade in de praktijk wel werkt en of tot de mensen doorgedrongen is wat dit inhoudt. Kan de politiek het maken om in de toekomst als er iets misgaat te stellen dat in de kleine lettertjes staat dat de schade onder de eigen verantwoordelijkheid valt? Worden de problemen hiermee niet doorgeschoven naar de toekomst?

Onlangs is een grootschalige oefening gehouden omtrent de aanpak van een dreigende overstroming tussen Nederland en Duitsland. Daarbij zijn heel wat afstemmingsproblemen aan het licht gekomen. Worden hier voortvarend lessen uit getrokken?

De heer Lenards (VVD) wijst op de twee hoofddoelstellingen uit de Beleidslijn grote rivieren. Ten eerste moet de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden blijven. Ten tweede moeten ontwikkelingen worden tegengegaan die rivierverruiming door verbreding en verdieping nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk zouden maken. Het is te begrijpen dat er grote behoefte is aan duidelijkheid over de mogelijkheden voor ruimtelijke initiatieven in het rivierbed. Het nu gepresenteerde afwegingskader binnen deze beleidslijn geeft aan dat de diverse belangen goed op waarde zijn geschat, waarbij het zeer nuttig is dat een onderscheid wordt gemaakt tussen een bergend en een stroomvoerend regime.

De heer Lenards onderschrijft het uitgangspunt in de beleidslijn van eigen risico en verantwoordelijkheid ten aanzien van ontstane schade door hoog water aan activiteiten in het rivierbed. Voor de veiligheid is de lokale overheid verantwoordelijk. Er zijn signalen dat verzekeraars niet bereid zijn om buitendijkse activiteiten te verzekeren. Hebben deze signalen het kabinet ook bereikt? Als deze berichten kloppen, zijn buitendijkse activiteiten nauwelijks mogelijk. Hoe kan voorkomen worden dat er in de toekomst toch schadeclaims op de overheid afkomen?

Stadsregio Rotterdam vraagt aandacht voor het feit dat de nieuwe beleidslijn in de weg staat van het huidige aangenomen regionale structuuren streekplan. Gebieden zouden wat deze stadsregio betreft moeten worden uitgezonderd van een stroomvoerend of een bergend regime. Er wordt gevraagd om die gebieden aan te wijzen als artikel 2a-Wbr-gebieden. Het is denkbaar dat de gelijkstelling van de nieuwe beleidslijn en de Wet beheer rijkswaterstaatswerken voor deze regio extra belemmeringen kan opwerpen. Allerlei bouwprojecten die reeds in gang zijn gezet, zouden hierdoor belemmerd kunnen worden. Kan de staatssecretaris of de minister hierop ingaan?

De heer Lenards wijst op signalen van de provincie Limburg om de limitatieve lijst met riviergebonden activiteiten te veranderen in een indicatieve, omdat de provincie van mening is dat steeds opnieuw een afweging moet worden gemaakt of het gaat om riviergebonden of niet-riviergebonden activiteiten. Wat vindt het kabinet van de opmerkingen van de provincie Limburg?

Antwoord van de bewindslieden

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat is blij met de overwegend positieve reacties op de aanpassingen van de Beleidslijn grote rivieren. Wat betreft de doelstelling van de veiligheid en het behouden van ruimte voor de rivier zijn de oude en de nieuwe beleidslijn gelijk. Nieuw is dat er voorzieningen mogelijk zijn voor waterrecreatie, waterkrachtcentrales, overslagfaciliteiten en winning van oppervlaktedelfstoffen als riviergebonden activiteit en dat ook agrarische bedrijven een plek hebben gekregen in het afwegingskader. Voorop staat nog steeds de veiligheid in het rivierengebied. Er moet echter niet rigide gehandeld worden. Een flexibeler beleidslijn moet te realiseren zijn, onder andere via de saldobenadering. Deze benadering leidt ertoe dat er evenveel ruimte blijft voor de rivier en soms zelfs dat er meer ruimte ontstaat. Er moeten mogelijkheden zijn om ontwikkelingsgericht met een gebied bezig te zijn zonder zaken op slot te zetten.

De staatssecretaris stelt dat bewust gekozen is voor een limitatieve lijst van riviergebonden activiteiten. Uit de evaluatie bleek dat men in principe blij was met de beleidslijn, maar dat die op een aantal punten te stringent was. Daarom is ervoor gekozen, mede op specifiek verzoek van verschillende provincies, om bepaalde activiteiten toe te voegen aan de limitatieve lijst. Daarmee heeft een verruiming plaatsgevonden. Het zou een slechte zaak zijn om deze lijst af te schaffen en te kiezen voor een indicatieve lijst, want dat kan leiden tot oeverloze discussies over elke afzonderlijke activiteit. Kleine zaken vallen er inmiddels niet meer onder. Deze uitgebreide limitatieve lijst biedt een helder afwegingskader dat overbodig werk voorkomt en dat voor bijna alle gevallen een oplossing biedt.

Het ligt in de bedoeling de gebiedsgerichte aanpak verder te intensiveren. Dit gebeurt in overleg met andere overheden en de waterschappen. Het zal ook voor de betrokken sectoren mogelijk zijn om aan dit overleg deel te nemen. Dit is nodig om eenduidigheid en invulling met maatwerk per gebied mogelijk te maken.

De staatssecretaris stelt dat natuurlijk nooit met zekerheid te zeggen is wat er in de toekomst gebeurt. Bij de verruiming van de beleidslijn is op basis van de kennis van stromingen en met het oog op de benodigde ruimte voor de rivieren uitgegaan van situaties die geen gevaar zullen opleveren.

Op de vraag of bestaande bebouwing meespeelt in de afweging over nieuwe initiatieven onder de herziene beleidslijn antwoordt de staatssecretaris dat dit zeker het geval is. Wanneer een nieuw initiatief een zodanig opstuwend effect heeft dat het elders schade veroorzaakt, telt dat natuurlijk mee. Dan gaat het namelijk om meer dan alleen waterschade. Wel geldt dat alles wat buitendijks gebeurt – ook alles wat in het verleden al buitendijks was – voor het eigen risico van de initiatiefnemers van die activiteiten komt. Waterschade is op dit moment niet verzekerbaar, zowel buitendijks als binnendijks. Er wordt al gedurende een lange periode met regelmaat gesproken met de verzekeraars om dat wel te realiseren. Onderzocht wordt zelfs of een fonds van verzekeringen mogelijk is. Ondernemers moeten zelf inschatten of zij het risico van eventuele waterschade willen nemen. Toestemming voor initiatieven die tot een onveilige situatie leiden, zal uiteraard niet gegeven worden.

De staatssecretaris merkt op dat de status «stroomvoerend» voor industriegebieden die buitendijks liggen afhankelijk is van de beweging van de rivier. Naar aanleiding daarvan wordt bepaald in welke gebieden er sprake is van een flinke stroming en welke gebieden als bergend worden gezien. In gebieden die de status «bergend» hebben gekregen, is meer mogelijk. Daar valt niet veel aan te veranderen. Een gebied dat de status «stroomvoerend» heeft, kan niet veranderd worden in een gebied met de status «bergend». Dit houdt in dat een bedrijf in een gebied met de status «stroomvoerend» extra maatregelen zal moeten nemen om het droog en veilig te houden. Overigens is het wel een flexibel systeem, omdat de stroming van rivieren kan veranderen. Het is natuurlijk niet de bedoeling om met de beleidslijn de zaak op slot te zetten. Het kabinet wil graag meedenken over kansen en mogelijkheden. Dat laat echter onverlet dat het kabinet streng moet zijn als een bedrijf activiteiten wil ontwikkelen die tot onveilige situaties kunnen leiden.

Desgevraagd stelt de staatssecretaris dat de kaarten met toepassingsgebieden en de gebiedsdifferentiatie naar stroomvoerend en bergend duidelijk zijn en dat het niet in de bedoeling ligt deze nader aan te passen. Er komt nog wel een aanpassing van het kaartmateriaal voor de Artikel 2a Wbr-gebieden door aanpassing van het Besluit rijksrivieren.

Op de vraag of verruiming van de beleidslijn verantwoord is, antwoordt de staatssecretaris bevestigend. De winst van verruiming is dat gebiedsgerichte ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Er is volledige samenhang met de PKB Ruimte voor de rivier. Deze verruiming is echter niet geïntegreerd in de PKB omdat het om een geheel andere set beleidsregels gaat. De PKB is vooral gericht op concrete projecten.

Wanneer agrarische gebieden als gevolg van de PKB buitendijks komen te liggen, zal de herziene beleidslijn ook voor die nieuwe gebieden gelden. Bij de uitwerking van de maatregelen wordt hiermee rekening gehouden door de inrichting zodanig mogelijk te maken dat die agrarische bedrijven in de toekomst geen hinder ondervinden.

De staatssecretaris is graag bereid in een later stadium schriftelijk te reageren op de brief van de regio Rijnmond over begrenzing van gebieden langs de grote rivieren. De gemeente Rotterdam heeft gevraagd twee gebieden ter weerszijde van de Van Brienenoordbrug en het eiland Van Brienenoord uit te zonderen van de Wet beheer rijkswateren. De gebieden waarop die uitzonderingsartikelen van toepassing zijn, liggen vast in het Besluit rijksrivieren. De beleidslijn is niet het instrument om wijzigingen voor die gebieden door te voeren. Bij de evaluatie van het Besluit rijksrivieren zal dit worden meegenomen. De staatssecretaris zal de desbetreffende brief van de regio Rijnmond in die zin beantwoorden en daarvan een kopie aan de Kamer sturen.

De staatssecretaris benadrukt dat het dragen van eigen verantwoordelijkheid bij schade een goede zaak is, juist omdat het vooral zal gaan om mensen die er bewust voor kiezen een bedrijf te starten in het rivierengebied. Mensen zijn zich bewust van het risico. Dat vergt van de gemeenten dat zij bij vergunningverlening duidelijkheid verschaffen over de risico’s van ontwikkelingen in een dergelijk gebied.

Alles wat is voortgekomen uit de rampenoefening die samen met Duitsland is gehouden, wordt meegenomen bij de uitwerking van de rampenbeheersingsstrategie. Eind mei wordt er door de departementen van V&W en BZK een seminar gehouden over de what-if-kwestie, waarbij aan de orde zal zijn wat er eventueel mis kan gaan bij een ramp en of dat goed geregeld is voor de toekomst.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer stelt dat de Beleidslijn grote rivieren een uitwerking is van de Nota Ruimte. Uitgangspunt van de Nota Ruimte is dat nationale belangen zoals veiligheid vertaald moeten worden in de beleidslijnen die daarmee samenhangen. De Nota Ruimte geeft aan dat gewerkt wordt vanuit de regionale gebiedsontwikkelingen. De huidige beleidslijn is te restrictief en sluit daar niet op aan. Dit restrictieve karakter leidde de afgelopen jaren in toenemende mate tot stagnatie van bouwprojecten en tot een rommelig beleid. Tegen die achtergrond is gekozen voor een meer ontwikkelingsgerichte opzet in de herziene beleidslijn, waarbij gekeken wordt naar de ontwikkelingen in het totale gebied. Deze zaken worden vastgelegd in de streekplannen en bestemmingsplannen. De nieuwe beleidslijn biedt aanmerkelijk meer mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling, zonder dat de veiligheid in het gebied van de grote rivieren in gevaar komt. In dit kader is in de herziene beleidslijn gekozen voor de twee regimes «bergend» en «stroomvoerend». Steeds moet een afweging gemaakt worden tussen veiligheid en het bieden van de mogelijkheid tot ontwikkeling. Soms zal dat betekenen dat een ontwikkeling niet door mag gaan. In de herziene beleidslijn zitten geen overbodige restricties. Dat is in het belang van burgers, initiatiefnemers en ondernemingen. Daarnaast kunnen initiatieven van gemeenten, burgers en ondernemingen gezien worden als kwaliteitsverbeteringen in en rond het rivierbed.

De bestaande bouwtitels konden vanaf 1996 aanspraak maken op een bijzondere planschaderegeling. Daarvoor is een bijzondere schadecommissie ingesteld naar aanleiding van de bouwstop in verband met de overstromingen in die tijd. De aard en omvang van de schadegevallen tussen 1996 en 2006 geven geen aanleiding om een bijzondere aanpak voort te zetten. De nieuwe beleidslijn leidt dan ook tot een andere aanpak met betrekking tot mogelijke planschade. De bijzondere schaderegeling wordt afgebouwd en vervangen door reguliere procedures volgens de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening waarin de planschaderegeling is opgenomen. Daarnaast zal in de toekomst gebruik worden gemaakt van de nadeelcompensatieregeling van Verkeer en Waterstaat. Hiermee zijn er voldoende mogelijkheden om bij schade volgens de bestaande normale ruimtelijke ontwikkelingen een beroep te doen op de planschaderegeling. Het behoud van bestaande bouwtitels geldt alleen voor nieuwe gebieden die niet onder de huidige beleidslijn vallen.

Desgevraagd antwoordt de minister dat indertijd 15 experimenten zijn uitgevoerd om voor bepaalde locaties duidelijkheid te krijgen over wat wel en wat niet kan.

De minister gaat in op een opmerking over een artikel waarin zij uitspraken heeft gedaan over de uitbreidingslocatie Westergouwe te Gouda. Zij legt uit dat voor deze locatie, gelegen buiten het toepassingsgebied van de Beleidslijn grote rivieren, gekozen is omdat het hier om een van de laagste punten in Nederland gaat waarbij het thema veiligheid en grondwaterpeil absoluut een probleem is. Gemeenten en alle betrokkenen zijn gevraagd om met een plan te komen op basis van de door het kabinet geformuleerde eisen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Van Lith (CDA) doet een beroep op de staatssecretaris om te bezien of plannen die niet voorkomen op de limitatieve lijst in geval van twijfel toch een kans kunnen krijgen. Kan de staatssecretaris haar opmerking nader toelichten dat bestaande situaties meegenomen worden in de beoordeling in geval van schade? Is de minister bereid in het overleg met de regio en betrokkenen om naast zaken als compensatie ook een van de belangrijkste speerpunten van dit kabinet, het terugbrengen van de administratieve lastendruk, aan de orde te stellen? Daarbij moet zij met name nagaan hoe de meldingsplicht voor bestaande vergunningen kan worden gerealiseerd.

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat stelt dat de limitatieve lijst duidelijk is. In geval van twijfel zal er altijd een extra beoordeling volgen. Met de opmerking over de bestaande gebouwen is bedoeld dat het realiseren van nieuwe activiteiten die gevaar kunnen opleveren voor bestaande bebouwing – zowel buitendijks als binnendijks – uiteraard een rol spelen bij de beoordeling. Niet voor niets worden slechts in bepaalde delen van het rivierengebied extra mogelijkheden toegestaan.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer merkt op dat de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening leidt tot een aanzienlijke vereenvoudiging van de aanpak bij vergunningsaanvragen. Dat gebeurt ook in het licht van de omgevingsvergunning in relatie tot alles wat met water te maken heeft. Daarin zijn grote stappen gezet. Er wordt dus het nodige gedaan aan verlichting van de administratieve lastendruk.

Zij komt terug op de brief van de regio Rijnmond waarin wordt verwezen naar het nieuwe regionale ontwikkelingsplan RR2020. Rotterdam heeft daarin een goede ontwikkelingsvisie opgesteld. Het is echter niet de bedoeling de Beleidslijn grote rivieren aan te passen aan de regiovisie, zoals aan het eind van de brief wordt gevraagd. Uiteraard zal kritisch bekeken worden op welke ontwikkelingen geduid wordt. Uitgangspunt blijft de beleidslijn. Daaraan wordt de gebiedsgerichte ontwikkeling getoetst.

Toezeggingen

– De staatssecretaris zegt toe de brief van de regio Rijnmond te beantwoorden en daarvan een kopie aan de Kamer te sturen.

– De staatssecretaris zegt toe de evaluatie en aanpassing van het Besluit rijksrivieren, inclusief de kaarten, volgend jaar aan de Kamer te doen toekomen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Atsma

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Buijs

De griffier van de vaste commissie voor Verkeer en

Waterstaat,

Roovers


XNoot
1

 Samenstelling:

Leden: Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Atsma (CDA), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Depla (PvdA), Van As (LPF), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Boelhouwer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Hermans (LPF), Dezentjé Hamming (VVD), Van Hijum (CDA), Roefs (PvdA), Van der Sande (VVD), Lenards (VVD), Knops (CDA) en Krähe (PvdA).

Plv. leden: Samsom (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Hessels (CDA), Özütok (GroenLinks), Smeets (PvdA), Slob (ChristenUnie), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Van Winsen (CDA), Halsema (GroenLinks), Jager (CDA), Vergeer (SP), Van Haersma Buma (CDA), Bakker (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Van Dam (PvdA), Van Beek (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van den Brink (LPF), Luchtenveld (VVD), Buijs (CDA), Van Dijken (PvdA), Szabó (VVD), Aptroot (VVD), Ten Hoopen (CDA) en Heemskerk (PvdA).

XNoot
1

 Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Eerdmans (LPF), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA), Lenards (VVD) en Willemse-van der Ploeg (CDA).

Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Krähe (PvdA), Herben (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Özütok (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van As (LPF), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA), Örgü (VVD), Jager (CDA) en Veenendaal (VVD).

XNoot
1

 Samenstelling:

Leden: Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Fierens (PvdA), ondervoorzitter, Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA), Hermans (LPF), Veenendaal (VVD), Lenards (VVD) en Krähe (PvdA).

Plv. leden: Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Van den Brink (LPF), Knops (CDA), Vendrik (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Vergeer (SP), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koşer Kaya (D66), Boelhouwer (PvdA), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Roefs (PvdA), Varela (LPF), Oplaat (VVD), Van der Sande (VVD) en Crone (PvdA).

Naar boven