30 462
Beleidslijn grote rivieren

nr. 1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT EN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 februari 2006

Hierbij informeren wij u over de Beleidslijn grote rivieren. Het voorstel betreft een herziening van de Beleidslijn ruimte voor de rivier, zoals die sinds april 1996 van kracht is.

Er zullen met deze herziening meer mogelijkheden komen voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de randvoorwaarden die een veilige afvoer en berging van het rivierwater waarborgen. Op basis van de in de Nota Ruimte toegezegde evaluatie hebben wij vastgesteld dat er, binnen de tot nu toe gehanteerde systematiek en verdeling van verantwoordelijkheden, een aantal gerichte wijzigingen in de opzet van de beleidslijn de ontwikkelingsmogelijkheden vergroten en de toepassing van de beleidslijn minder rigide maken. Hiermee geven wij invulling aan de in de Nota Ruimte aangegeven wens voor een meer ontwikkelingsgerichte opzet van de beleidslijn.

Binnen het toepassingsgebied van de beleidslijn zal een differentiatie naar deelgebieden leiden tot een onderscheid in twee regimes. Voor activiteiten die onder het «bergend» regime vallen zullen rivierkundige randvoorwaarden gelden om de effecten op de afvoer- of bergingscapaciteit van het rivierbed volledig te compenseren. Het «stroomvoerend» regime biedt slechts de mogelijkheid om toestemming te geven aan riviergebonden activiteiten. Niet-riviergebonden activiteiten binnen dit regime zijn alleen mogelijk als er sprake is van het hergebruiken van bestaande gebouwen of als er met rivierverruimingsmaatregelen «per saldo meer ruimte» voor de rivier wordt geboden.

De herziening van de beleidslijn zal niet leiden tot concessies aan het belang van de veiligheid. De doelstellingen van deze beleidslijn, die zijn gericht op het handhaven van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit en het voorkomen van feitelijke belemmeringen voor toekomstige verruiming van het rivierbed, blijven dan ook onverminderd van kracht.

De ervaring van de laatste tien jaar geeft ons het vertrouwen dat er een nieuwe balans mogelijk is tussen de rivierkundige belangen en het belang van een goede ruimtelijke ordening. Samen met de PKB ruimte voor de rivier, de 15 experimenten in het rivierbed en de Beleidslijn grote rivieren zal er sprake zijn van een consistente aanpak die zal leiden tot meer ruimte voor de rivier. Bij de toepassing van de beleidslijn heeft een integrale, gebiedsgerichte afweging de voorkeur. Het rijk zal daartoe in het (voor-) overleg de mogelijkheden met betrokken partijen tijdig nagaan.

In deze beleidsbrief zetten wij de concrete voorstellen voor de herziening van de Beleidslijn ruimte voor de rivier uiteen. Na de beschrijving van de achtergronden van de beleidslijn, de uitkomsten van de evaluatie1 en hoofdlijnen1 van de herziening volgen de concrete aanpassingen van het afwegingskader. Vervolgens komen de relaties met andere beleidstrajecten en het resultaat van overleg met andere partijen in de afronding aan bod.

Naast deze beleidsbrief zal de Staatssecretaris van Verkeer & Waterstaat beleidsregels vaststellen die zullen dienen als uitwerking van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken ten aanzien van de vergunningverlening. Deze beleidsbrief en de set beleidsregels zullen samen de Beleidslijn grote rivieren vormen. De naamswijziging van de beleidslijn achten wij gewenst om tot uitdrukking te brengen dat de beleidslijn geldt voor het gehele rivierbed van de grote rivieren. Dit in tegenstelling tot de PKB ruimte voor de rivier.

Beleidslijn ruimte voor de rivier (1997)

De dreigende overstromingen van de grote rivieren in 1993 en in 1995 hebben duidelijk gemaakt dat er anders met de ruimte voor de afvoer en berging van (rivier-)water moet worden omgegaan. Er is meer ruimte voor de rivier nodig. Naast rivierverruiming zal er tevens een (rijks-)afweging moeten zijn ten aanzien van ruimtelijke ingrepen in het rivierbed om na te gaan of activiteiten in het rivierbed, zoals bouwen, wonen, werken en recreatie, wel toelaatbaar zijn. Er vindt een beoordeling plaats of deze activiteiten leiden tot verhoging van de waterstanden.

In 1996 is daarom de Beleidslijn ruimte voor de rivier tot stand gekomen. Het afwegingskader staat in principe alleen riviergebonden activiteiten in het rivierbed toe. Andere activiteiten zijn alleen toegestaan als er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang. Daarnaast dient vast te staan dat de activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan plaatsvinden en dat er geen belemmeringen ontstaan om in de toekomst de afvoercapaciteit te vergroten. In 1997 is de beleidslijn op enkele onderdelen aangepast en gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 1997, nr. 87, pag. 6).

Evaluatie

In 2005 is de beleidslijn geëvalueerd. De Nota Ruimte geeft aan dat een evaluatie van de beleidslijn noodzakelijk is om aan te kunnen geven of, en zo ja hoe de beleidslijn kan worden aangepast. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat het toetsingskader van de Beleidslijn ruimte voor de rivier in het algemeen helder en duidelijk is ten aanzien van de toelaatbaarheid van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. De bestaande ruimte die de rivier nodig heeft is mede dankzij dit toetsingskader behouden.

De acceptatie van de beleidslijn is in het algemeen groot. Ook nu – ruim tien jaar na de dreigende overstromingen – bestaat er draagvlak voor terughoudendheid ten aanzien van activiteiten in het rivierbed. Uit de evaluatie komt echter ook naar voren dat de toepassing van de beleidslijn in concrete situaties tegenstellingen laat zien tussen betrokken partijen. De algemene (veiligheids-)doelen van de beleidslijn conflicteren vaak met lokaal en regionaal beleid, met name van gemeenten, en de individuele belangen van private ondernemers. Publieke en private partijen ervaren de beleidslijn dan ook als star en rigide, waarbij onvoldoende mogelijkheden worden ervaren om andere dan rivierkundige belangen in de afwegingen mee te nemen. Hier wordt de spanning zichtbaar tussen het centrale karakter van de Wbr, gebaseerd op de verantwoordelijkheid van de rivierbeheerder (RWS), en het decentrale karakter van de Ruimtelijke ordening. Lokale en regionale overheden dringen aan op een meer integrale afweging waarbij naast veiligheid ook andere belangen een rol spelen. Het belang van veiligheid staat dit niet altijd toe.

Als ander aandachtspunt brengt de evaluatie naar voren dat de huidige systematiek van de beleidslijn weinig ruimte biedt voor «niet-riviergebonden» initiatieven die een bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van de rivierkundige doelen. Kansen voor «meer ruimte voor de rivier» worden daardoor gemist.

De uitkomsten van de evaluatie komen overeen met de ervaringen van verschillende partijen in de praktijk van de afgelopen jaren. De evaluatie biedt daarom de argumenten en concrete handvatten om de beleidslijn meer ontwikkelingsgericht te maken voor initiatieven waarbij het rivierbelang mede is gewaarborgd.

Beleidslijn grote rivieren

Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Tevens geldt dat het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, binnen de randvoorwaarden die de veiligheid stelt, van belang is voor het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. Voor de Beleidslijn grote rivieren gelden twee concrete doelstellingen,

– de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden; en

– ontwikkelingen tegen gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken;

Deze doelstellingen zijn bij de herziening van de beleidslijn niet gewijzigd.

Twee sporenbeleid; coördinatie tussen Wbr en Wro

De beleidslijn verenigt twee sporen van beleid. Voor elke activiteit in het rivierbed is een vergunning in kader van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken nodig. Daarnaast is een goede afweging in het ruimtelijk spoor (streekplannen en bestemmingsplannen) noodzakelijk om te voorkomen dat er bestemmingsplancapaciteit ontstaat voor activiteiten die niet, of slechts onder bepaalde voorwaarden, zijn toegestaan. Doorwerking in het spoor van de ruimtelijke ordening voorkomt het afgeven van bouwvergunningen voor activiteiten waarvoor de vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken moet worden geweigerd. Een goede doorwerking van het beleid vereist een adequate coördinatie tussen de ruimtelijke ordening en de toepassing van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken. De Beleidslijn is het instrument dat hierin voorziet. De beleidslijn is een gezamenlijke verantwoordelijkheid die concreet inhoud krijgt in deze beleidsbrief en in de hierna vast te stellen set beleidsregels.

Veiligheid en schade

De beleidslijn gaat uit van een eigen risico en verantwoordelijkheid ten aanzien van ontstane schade door hoog water aan activiteiten in het rivierbed. Initiatiefnemers in het rivierbed zijn zelf aansprakelijk voor schade en zelf verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen om zich tegen potentiële schade te beschermen. Dit principe geldt al langer. In voorgaande jaren is dit soms onvoldoende expliciet aangegeven. Voor een gebruiker van het rivierbed zal het dan ook voortaan niet mogelijk zijn om aanspraak te maken op een vergoeding uit de Wet tegemoetkoming schade (Wts). Bij hoogwater is er in het buitendijkse gebied immers geen sprake is van een ramp.

Door de bouwwijze of de situering van de activiteit zo te kiezen dat de kans of de gevolgen van hoogwater zo gering mogelijk zijn kan de gebruiker zijn risico’s, ook wat betreft veiligheid, aanzienlijk beperken. De mogelijke verzekerbaarheid tegen schade zal hiervan afhankelijk zijn. Aan de dynamiek van het water aangepaste bouwvormen, drijvend of op palen, biedt in dit opzicht interessante mogelijkheden.

Veiligheid in het buitendijkse gebied is een verantwoordelijkheid van lokale overheden. In bestemmingsplannen en bouwvoorschriften zijn door gemeenten, in aanvulling op de wettelijke voorschriften, bepalingen op te nemen die onveilige situaties kunnen voorkomen. Evacuatieplannen kunnen een belangrijke aanvulling zijn op het voorkomen van onveilige situaties bij hoogwaterstanden.

Toepassingsgebied

Het toepassingsgebied van de Beleidslijn grote rivieren omvat het gehele rivierbed, waarvoor de vergunningplicht ingevolge artikel 1a van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) van toepassing is. In deze wet worden de rivieren, behorende tot de wateren in beheer bij het Rijk, begrensd door de buitenkruinlijn van de primaire waterkering in de zin van de Wet op de waterkering dan wel, waar zodanige waterkering ontbreekt door de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde lijn van de hoogwaterkerende gronden. Deze belijning is wettelijk verankerd bij koninklijk besluit (KB) van 6 maart 1998, Stb. 164, tot wijziging van het KB van 1916, op kaarten vastgelegd en nadien nogmaals gewijzigd opgenomen in het Besluit rijksrivieren (Staatsblad 2001, 255). Deze belijning vormt de grens van het toepassingsgebied van de Beleidslijn grote rivieren. Eventuele wijzigingen van deze belijningen als gevolg van de evaluatie van het Besluit rijksrivieren hebben direct tot gevolg dat het toepassingsgebied van de beleidslijn ook wijzigt.

Gebieden die niet van belang zijn voor de waarborging van veiligheid vallen niet (meer) onder de beleidslijn. Daarnaast is het toepassingsgebied uitgebreid tot aan de stormvloedkeringen en geldt de Beleidslijn voor alle grote rivieren. Deze uitbreiding is mede noodzakelijk voor een goed rivierbeheer in de omgeving van de Drechtsteden en Rotterdam.

Planschade en nadeelcompensatie

Na de vaststelling van de Beleidslijn ruimte voor de rivier heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in 1999 een speciale schadecommissie ingesteld. Deze schadecommissie heeft voor een tiental schadeclaims de betrokken gemeenten en de Minister geadviseerd. De aanleiding voor deze bijzondere schadecommissie lag destijds in de onmiddellijke bouwstop en de gevolgen voor de bestaande bouwtitels. Tien jaar na de vaststelling van de Beleidslijn ruimte voor de rivier is er – mede op basis van de aard en omvang van de schadeclaims – bij deze herziening geen aanleiding de bijzondere aanpak nu voort te zetten. Er bestaan voldoende reguliere mogelijkheden om procedures in zake planschade (Wet Ruimtelijke Ordening) en nadeelcompensatie (Wet beheer rijkswaterstaatswerken) in behandeling te nemen. De meer ontwikkelingsgerichte opzet van deze beleidslijn geeft de verwachting dat een aantal potentiële schadeclaims te voorkomen zijn.

Voor delen van het rivierbed waar de beleidslijn tot nu toe niet van toepassing was zal de Beleidslijn grote rivieren geen sanerende werking hebben op bestaande bouwtitels. De speciale Schadecommissie zal na de vaststelling van de herziene beleidslijn de lopende procedures onder de Beleidslijn ruimte voor de rivier nog af handelen.

Beleidsregels Wbr

De Beleidslijn grote rivieren zal bestaan uit verschillende onderdelen. Naast deze beleidsbrief zal de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, als uitwerking van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het hieronder beschreven afwegingskader vastleggen in beleidsregels en als besluit in de Staatscourant publiceren.

Het toepassingsgebied van de Beleidslijn is, met daarbij de te onderscheiden gebiedsdifferentiatie naar «stroomvoerend» en «bergend» regime op kaarten met een schaal van 1:25 000 aangegeven1. Deze kaarten zijn onderdeel van de vast te stellen beleidsregels. Eventuele toekomstige wijzigingen van de kaarten zal de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat als (deel-)besluit publiceren in de Staatscourant.

Het afwegingskader

De beleidslijn biedt een systematisch afwegingskader om stap voor stap de afwegingsgronden en de rivierkundige voorwaarden voor ruimtelijke initiatieven in het rivierbed te kunnen bepalen. Bijlage 1 van deze beleidsbrief bevat een schematische weergave van het afwegingskader1.

Hieronder zijn de stappen in de afweging kort beschreven.

(1) Kleine, tijdelijke of voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten zijn toegestaan. Hierbij geldt als randvoorwaarde dat het eventuele verlies aan afvoerof bergingscapaciteit zoveel mogelijk moet worden gecompenseerd. Het betreft hier activiteiten als bedoeld in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken, activiteiten als bedoeld in artikel 20 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening of een eenmalige uitbreiding van ten hoogste tien procent van de bestaande bebouwing. Ook overige activiteiten die, vanuit rivierkundig opzicht, van ondergeschikt belang zijn vallen hier onder. Tijdelijke activiteiten waarvoor bindende afspraken zijn te maken ten aanzien van het tijdig opbreken of verwijderen bij hoogwatersituaties zijn mogelijk.

(2) Bij maatgevende hoogwatersituaties treden er in het rivierbed verschillen op in de rivierkundige omstandigheden. Ook verschilt de rivierkundige opgave van plek tot plek. Deze verschillen rechtvaardigen – binnen de doelstellingen van deze beleidslijn – een meer gedifferentieerde afweging van het toelaten van activiteiten. Deze differentiatie in het rivierbed maakt een onderscheid mogelijk naar deelgebieden met een «bergend» of een «stroomvoerend» regime. Onder het bergend regime zijn alle activiteiten toegestaan mits ze kunnen voldoen aan de gestelde rivierkundige randvoorwaarden.

(3) Onder het «stroomvoerend» regime zijn zogenaamde riviergebonden activiteiten toegestaan. De lijst met dit type activiteiten is beperkt en limitatief. Het betreft activiteiten zoals de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken of de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroepsen recreatievaart. Tevens zijn hieronder begrepen de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales, de aanleg of wijziging van scheepswerven, de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, voor zover de activiteit uitsluitend gekoppeld is aan het vervoer over de rivier. Ten slotte rekent de beleidslijn ook de realisatie van natuur, de uitbreiding van bestaande steenfabrieken en de winning van oppervlaktedelfstoffen tot de riviergebonden activiteiten. Dit geldt voortaan ook voor voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden.

(4) Niet-riviergebonden activiteiten die vallen onder het «stroomvoerend» regime zijn niet toegestaan tenzij er in het algemeen sprake is van een groot openbaar belang of een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd. Ook voor functieveranderingen binnen bestaande gebouwen of voor activiteiten die met rivierverruiming per saldo meer ruimte voor de rivier opleveren op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie is toestemming mogelijk.

(5) In alle bovengenoemde gevallen zal toestemming gekoppeld zijn aan een aantal rivierkundige voorwaarden. Algemeen geldend zijn de voorwaarden ten aanzien van een zodanige situering en uitvoering dat de veiligheid van de waterstaatswerken is gewaarborgd, dat er geen sprake is van een feitelijke belemmering van toekomstige vergroting van de afvoer- of bergingscapaciteit en de optredende waterstandsverhoging of de afname van de bergingscapaciteit zo gering mogelijk is. Met uitzondering van de activiteiten die zijn genoemd onder (1) geldt verder dat de compensatie van de resterende, blijvende waterstandseffecten of de afname van de bergingscapaciteit duurzaam is verzekerd. Ook de tijdige realisatie en de financiering van de compenserende maatregelen zal de initiatiefnemer moeten zekerstellen. Voor de activiteiten die per saldo meer ruimte voor de rivier moeten opleveren geldt dat alle overeengekomen rivierverruimende maatregelen moeten zijn gegarandeerd.

Samenhang met andere beleidstrajecten

De Beleidslijn grote rivieren vormt samen met de PKB ruimte voor de rivier de uitwerking van samenhangende beleidsinzet om meer ruimte te bieden aan de rivier. Dit geldt ook voor de 15 experimenten met aangepast bouwen (Emab), hoewel die als beleidsexperiment ten opzichte van de Beleidslijn ruimte voor de rivier als zelfstandig beleidstraject zijn vormgegeven. Hieronder zijn de belangrijkste aspecten die de samenhang van de genoemde beleidstrajecten bepalen kort weergeven.

PKB ruimte voor de rivier

De PKB biedt een samenhangend pakket met rivierverruimende maatregelen om in 2015 te kunnen voldoen aan het wettelijk vastgelegde beschermingsniveau. Vooral als gevolg van de klimaatverandering zal ookin de toekomst voortdurend geïnvesteerd moeten worden in de veiligheid van het rivierengebied. De PKB anticipeert hierop met het reserveren van een beperkt aantal binnendijkse gebieden voor rivierverruimende maatregelen die na 2015 nodig kunnen zijn. Op de locaties waar ruimtelijke maatregelen ten behoeve van de veiligheid worden genomen zal de herinrichting mogelijkheden bieden om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. Ook hier zijn ingrepen aan vergunningverlening in het kader van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken gehouden. In het afwegingskader van de beleidslijn zijn de activiteiten ten behoeve van rivierverruiming expliciet benoemd.

Experiment met Aangepast Bouwen (Emab)

Als gevolg van de Beleidslijn ruimte voor de rivier zijn een aantal locaties in het rivierbed ruimtelijk-economisch zodanig in de knel gekomen dat er leegstand van gebouwen en verrommelingen van hele gebieden zijn ontstaan. De ruimtelijke kwaliteit is op diverse locaties onder druk komen te staan. Als hier geen perspectief voor een revitalisering mogelijk is zijn sociaal onveilige situaties niet uit te sluiten. De Nota Ruimte heeft voor deze situaties een experiment aangekondigd. Voor 15 locaties hebben de eigenaren nu de mogelijkheid om in overleg met alle betrokkenen een projectvoorstel te ontwikkelen. De samenhang met beleidslijn en de PKB komt tot uiting in de voorwaarden. Naast de compensatie van de eventuele waterstandsverhogende effecten is een verruiming van rivierbed als voorwaarde gesteld; per saldo zal de ingreep meer ruimte voor de rivier moeten opleveren. De experimenten zijn mede opgezet om te experimenteren met aangepaste bouwvormen, zoals drijvend of op palen, om ervaring op te doen met waterneutraal bouwen. Ook na de herziening van beleidslijn zullen de 15 experimenten als zelfstandig beleidstraject worden voortgezet om het aangepast bouwen te stimuleren en onder de aandacht te brengen.

Beleidslijnen buitendijks (Kust, Meren en Delta’s)

De Nota Ruimte geeft aan dat er naast deze beleidslijn voor het rivierbed van de grote rivieren er ook een beleidslijn zal komen voor de kust en overige buitendijkse gebieden (meren en delta’s). De Beleidslijn kust zal betrekking hebben op het hele kustfundament, dus inclusief de kustzee, het strand (strandpaviljoens), industriegebieden, havens en verspreide bebouwing. Het is de bedoeling deze beleidslijn medio 2006 vast te stellen, indien mogelijk tegelijk met de Beleidslijn meren en delta. Daarmee zal er nog dit jaar een volledig dekkend en actueel beleid zijn voor het buitendijks gebied van de rijkswateren, gericht op veiligheid en ruimtelijke kwaliteit.

Integratie tot één beleidslijn is niet opportuun gezien de grote verschillen in de kenmerken van de onderscheiden watersystemen, in de aard van wettelijk instrumentarium en in de bevoegdheden van de diverse overheden. Het vaststellen van de genoemde beleidslijnen staat los van de toekomstverkenning van het hoogwaterbeleid, die recent is gestart met de brief aan u over het onderzoek Veiligheid Nederland in Kaart. De beleidslijnen zullen indien nodig te zijner tijd in lijn met het geldende veiligheidsbeleid worden gebracht.

Evaluatie Besluit Rijksrivieren

In 2006 zal er een evaluatie van het Besluit Rijksrivieren, inclusief bijbehorende KB-kaarten, plaatsvinden. Mede door de uitvoering van rivierverruimende maatregelen als Maaswerken zal deze evaluatie waarschijnlijk leiden tot een herziening van de begrenzing van het rivierbed en de artikel 2a-Wbr gebieden. Aangezien het toepassingsgebied van de Beleidslijn grote rivieren direct gekoppeld is aan het toepassingsbereik van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken heeft een herziening van het Besluit rijksrivieren inclusief de KB-kaarten tot direct gevolg dat het toepassingsgebied van de beleidslijn ook wijzigt. Ook de toedeling naar de regimes «stroomvoerend» en «bergend» zal onderdeel uitmaken van deze evaluatie. Aanpassingen die daar uit voortvloeien zullen bij (deel-) besluit door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat worden vastgesteld en gepubliceerd.

Afstemming met andere partijen

De aanpassing van de beleidslijn is vanaf het begin van de evaluatie onderwerp van bestuurlijk overleg geweest in de landelijke Stuurgroep Ruimte voor de Rivier. In deze Stuurgroep zijn de conclusies uit de evaluatie en de wijzigingsvoorstellen met de vertegenwoordigers van de betrokken provincies, de vereniging van riviergemeenten en de Unie van Waterschappen besproken. Ook aan maatschappelijke organisaties is een reactie gevraagd op de voorgenomen wijzigingen. Tevens is door de betrokken partijen een toets op de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid uitgevoerd om na te gaan of de aanpassingen tot problemen kunnen leiden.

Alle aan het rivierbed gelegen gemeenten zijn in een schriftelijke ronde gevraagd om een bestuurlijke reactie. Deze reacties betroffen in het algemeen de toedeling van het «stroomvoerend» of «bergend» regime. Ook de toekenning van de artikel 2a Wbr-status leidde tot een aantal reacties.

Op grond van het intensieve bestuurlijk proces is sprake van draagvlak bij de genoemde organisaties. Door de provincies is voor hoogwatervrije (bedrijfs-)terreinen in het bedijkte deel van het rivierbed aangedrongen op een generieke toepassing van het «bergend» regime. In een aantal situaties zou een artikel 2a status de voorkeur hebben. Op basis van de bestaande rivierkundige inzichten is het op dit moment niet voor alle hoogwatervrije terreinen mogelijk gebleken hieraan tegemoet te komen. De herziening van het Besluit Rijksrivieren zal dit aandachtspunt meenemen.

Communicatie, monitoring en evaluatie

Communicatie en voorlichting zijn van belang voor een effectieve start van de Beleidslijn grote rivieren. Voor een groot aantal partijen is de beleidslijn van direct belang. Ook meer in het algemeen is het voor het maatschappelijk draagvlak van belang dat er duidelijkheid bestaat over de inzet het beleid – ruimte voor ontwikkelingen binnen de randvoorwaarden van de veiligheid.

Om een ontwikkelingsgerichte beleidslijn ook werkelijk te kunnen laten slagen is het draagvlak, in het algemeen en bij de direct betrokken partijen essentieel.

Er bestaat bij andere overheden een grote belangstelling voor een intensieve betrokkenheid bij de implementatie van de Beleidslijn grote rivieren. Enerzijds om tot een gezamenlijke aanpak te komen bij de communicatie- en voorlichting, anderzijds om eventuele knelpunten bij de toepassing van het afwegingskader tijdig te kunnen signaleren. Een gezamenlijke werkgroep zal de toepassing van de nieuwe beleidslijn de komende tijd gaan volgen. Monitoring en evaluatie zijn daarbij belangrijke instrumenten. Voor de toepassing van beleidslijn zal een zelfstandig leesbare handreiking worden opgesteld. Ook de handhaving van het beleid zijn deze instrumenten van belang.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven