30 460
Wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht onder meer in verband met de bevoegdheid van de vertrouwensinspecteurs om bijzondere persoonsgegevens te verwerken

nr. 51
VERSLAG

Vastgesteld 7 april 2006

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2 belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave blz.

I.Algemeen2
1.Inhoud van het wetsvoorstel2
1.1.Vertrouwensinspecteurs de bevoegdheid toekennen tot het verwerken van bijzondere persoonsgegevens in overeenstemming met de WBP2
1.2.Uitbreiding van de taak van de vertrouwensinspecteur ten behoeve van personen die in het onderwijs te maken krijgen met discriminatie of radicalisering3
1.3.Aanpassing ter uitvoering van het Convenant inpassing Inspectie Landbouwonderwijs en Kennisprogramma’s (LOK)4
1.4.Aanpassing wettelijk geregelde tijdstippen voor aanbieding van het onderwijsverslag en vaststelling van het jaarwerkplan4
1.5.De mogelijkheid creëren meer dan drie leden te benoemen in de klachtadviescommissie voor de Inspectie van het Onderwijs4
   
IIArtikelsgewijze toelichting5

I. ALGEMEEN

1. Inhoud van het wetsvoorstel

1.1. Vertrouwensinspecteurs de bevoegdheid toekennen tot het verwerken van bijzondere persoonsgegevens in overeenstemming met de WBP

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij onderkennen terdege het belang van het werk van de vertrouwensinspecteurs. Zij zien vooral het belang van een deskundige, maar ook laagdrempelige voorziening. Zo dragen de vertrouwensinspecteurs bij aan een veilig schoolklimaat. Dat ontzegt instellingen niet van hun primaire verantwoordelijkheid voor een veilig schoolklimaat. De leden beseffen ook dat de vertrouwensinspecteurs er zijn voor alle betrokkenen in de school. Kan het niet tot spanning of een (vermeende) belangentegenstelling leiden wanneer de vertrouwensinspecteurs zowel het slachtoffer als bijvoorbeeld de vermeende dader of een nalatig schoolbestuur bijstaan? Zijn er vertrouwensfuncties of -instanties waar men ook terecht kan of waarheen de vertrouwensinspecteurs naar door kunnen verwijzen, zo vragen de aan het woord zijnde leden. Voor gevallen van seksueel misbruik of seksuele intimidatie geldt een bijzondere geheimhoudingsplicht. Zo wordt voorkomen dat er een te hoge drempel wordt opgeworpen voor het voorleggen van deze zaken aan een vertrouwensinspecteur. Voor de overige zaken geldt een algemene voor alle ambtenaren geldende geheimhoudingsplicht. Dat betekent met dit wetsvoorstel dat de vertrouwensinspecteur alleen bevoegd is om justitiële instellingen in kennis te stellen van vermoedens van een geval van psychisch geweld, fysiek geweld, discriminatie of radicalisering. Kan dit zonder instemming van de klager en kan het de klager niet onbedoeld schaden, zo vragen de leden. Zij vragen ook of het voor slachtoffers wel voldoende duidelijk zal zijn dat het onderhavige wetsvoorstel, en dus de vertrouwensinspecteur, een onderscheid maakt tussen gevallen van seksueel misbruik en seksuele intimidatie en de overige gevallen. Leidt dit toch niet onbedoeld tot een te hoge drempel. Zij vragen ook of het onderscheid tussen seksuele delicten en bijvoorbeeld fysiek geweld zo scherp is te maken.

De leden van deze fractie hebben waardering voor het feit dat de regering met het onderhavige wetsvoorstel voor het verwerken van persoonsgegevens is aangesloten bij de adviezen van het College bescherming persoonsgegevens (CBP). Zo is er ook oog voor de proportionaliteit en afweging van belangen per geval, waarbij de verwerking van gegevens noodzakelijk kan zijn vanwege een zwaarwegend algemeen belang. Met het CBP constateren de leden dat er in het onderhavige wetsvoorstel ook voorzien is in passende waarborgen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zonder dat het een goede taakuitoefening onmogelijk maakt. Deze leden vragen wel wat dit betekent voor de interne werkprocessen binnen de onderwijsinspectie (scheiding werkzaamheden vertrouwensinspecteurs en de reguliere inspectiewerkzaamheden) en de taakverdeling tussen de vertrouwensinspecteurs en de ondersteunende medewerkers. Bieden die ook voldoende waarborgen, zo vragen de aan het woord zijnde leden.

De leden vragen vervolgens of de taakstelling van de vertrouwensinspecteur zich echt alleen beperkt tot raad en advies aan betrokkenen die zich tot de vertrouwensinspecteur wenden. Acht de regering het ook gewenst dat de vertrouwensinspecteur actief een schoolbestuur of schoolleiding aanspreekt op beleid en handelwijze, indien bijvoorbeeld een melding daartoe aanleiding geeft? Zo kan misschien een escalatie of herhaling worden voorkomen. Natuurlijk mag dat de belangen van de melder of klager niet schaden. De leden vragen daarom een nadere beschouwing op de taakstelling en werkwijze van de vertrouwensinspecteur.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggende wetswijziging. De leden willen weten hoe het in de praktijk zal gaan werken met de bevoegdheid om bijzondere gegevens te verwerken. Kan de regering hier een aantal cases omschrijven, zo vragen zij. Ook willen de leden weten hoe deze bijzondere gegevens bij de vertrouwensinspecteur terechtkomen. Hoe wordt hierbij recht gedaan aan het vertrouwelijke karakter voor de informanten? Wat is de rol van de AIVD, politie en justitie hierin, zo vragen de leden. Tenslotte vragen de leden van voornoemde fractie hoe zich dit verhoudt tot de interne en externe vertrouwenspersonen op een school en tot de meldplicht bij zedenmisbruik.

Met belangstelling hebben de leden van de VVD-fractie kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De leden hebben nog enkele vragen die zij hier aan de orde wil stellen. In het toegevoegde lid 7 aan artikel 6 krijgt de vertrouwensinspecteur de wettelijke mogelijkheid om instanties die onder het Ministerie van Justitie vallen te informeren over de persoonsgegevens. De leden vragen zich echter af of deze definitie niet te eng is geformuleerd, aangezien bijvoorbeeld Jeugdzorg een belangrijke schakel kan zijn die geïnformeerd zou moeten worden, maar niet onder het eerder genoemde departement valt. Voorts vragen de leden zich af op welke wijze controle plaatsvindt op het oordeel van de vertrouwensinspecteur heeft en de daaruit voortvloeiende melding van die inspecteur aan Justitie. Legt dit niet te veel gewicht bij het oordeel van de vertrouwensinspecteur over het belang en de ernst van de zaak, zo vragen de leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel hetgeen verschillende wijzigingen beoogt. Deze leden hebben aarzelingen met betrekking tot die onderdelen van het wetsvoorstel dat verstrekking van persoonsgegevens aan derden regelt. Het wetsvoorstel zelf regelt dat de vertrouwensinspecteur de door hem verzamelde gegevens niet aan derden verstrekt. Naar de mening van deze leden blijft de reikwijdte van deze wettelijke bepaling nog onduidelijk, omdat er nogal wat uitzonderingen mogelijk lijken.

Daarom vragen zij de regering naar de gevallen waarin, zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat voor de vertrouwensinspecteur, mogelijk moet zijn om zo nodig gegevens met bepaalde derden te delen? Volgens de regering kan een goede taakuitoefening met zich meebrengen dat de vertrouwensinspecteur aangifte doet, terwijl hij daartoe niet wettelijk verplicht is. De leden vragen de regering of de wetenschap dat de vertrouwensinspecteur informatie kan verstrekken aan derden of aangifte kan doen, de functie van de vertrouwensinspecteur niet kan ondermijnen. Daarnaast vragen zij de regering te reageren op de verwachting van de Raad van State dat dit een effect kan hebben op de bereidheid om zich te wenden tot de vertrouwensinspecteur met een vraag of een melding.

1.2. Uitbreiding van de taak van de vertrouwensinspecteur ten behoeve van personen die in het onderwijs te maken krijgen met discriminatie of radicalisering

De leden van de CDA-fractie begrijpen heel goed dat de regering er voor heeft gekozen om de taak van de vertrouwensinspecteurs uit te breiden met gevallen van discriminatie en radicalisering. Veel scholen en hun medewerkers en leerlingen worden geconfronteerd met vraagstukken die hiermee samenhangen. Zij constateren echter dat bij discriminatie sprake is van een strafbaar feit maar bij radicalisering dat niet het geval is en er eerder sprake is van een proces of verschijnsel, zoals de regering zelf stelt in de memorie van toelichting. Een proces of verschijnsel dat voortkomt uit een geesteshouding of godsdienst of levensovertuiging. Het zal voor zowel betrokkenen in de school als voor vertrouwensinspecteurs niet eenvoudig zijn radicalisering te duiden. Daarom vragen deze leden de regering het begrip radicalisering nader te definiëren. En wat zijn de waarborgen dat niet onze vrijheidsrechten in het geding zijn, zoals de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting? Kan van scholen overigens verwacht worden dat zij hierin een goede afweging kunnen maken? Heeft de regering overigens overwogen de taak op het gebied van raad en advies over radicalisering ergens anders te beleggen, zo vragen de leden van deze fractie.

De leden van de PvdA-fractie staan positief tegenover het uitbreiden van de taken van de vertrouwensinspecteur met een meldpunt voor discriminatie en radicalisering in het onderwijs. Wel vragen deze leden of de vertrouwensinspecteurs voldoende zijn toegerust op deze nieuwe taak.

1.3. Aanpassing ter uitvoering van het Convenant inpassing Inspectie Landbouwonderwijs en Kennisprogramma’s (LOK)

De leden van de CDA-fractie hebben met waardering gezien dat met dit onderhavige wetsvoorstel gekozen wordt voor een logische uitwerking van het convenant dat leidt tot de inpassing van de LOK in de Inspectie van het Onderwijs. Materieel is er al sprake van een inpassing en daarom vragen de leden of zij het goed zien dat er geen rechtspositionele consequenties zijn verbonden aan deze inpassing.

De leden van de PvdA-fractie zijn het eens met de regering dat de Inspectie van het Landbouwonderwijs en kennisprogramma’s wordt ondergebracht bij de Inspectie van het Onderwijs.

1.4. Aanpassing wettelijk geregelde tijdstippen voor aanbieding van het onderwijsverslag en vaststelling van het jaarwerkplan

De leden van de CDA-fractie kunnen instemmen met de voorgestelde wijzigingen in de tijdstippen voor het aanbieden van het onderwijsverslag en het vaststellen van het jaarwerkplan.

De leden van de PvdA-fractie kunnen zich niet vinden in het aanpassen van de wettelijk geregelde tijdstippen voor aanbieding van het onderwijsverslag en vaststelling van het jaarwerkplan. Deze leden willen graag vasthouden aan de oude situatie, zodat zij het departementale jaarverslag kunnen lezen tegen de achtergrond van het onderwijsverslag van de Inspectie van het Onderwijs. Deze leden vinden het belangrijk het onderwijsverslag, de staat van het Nederlandse onderwijs, al eerder in handen te hebben. Dit verandert niet aan de gangbare praktijk om het onderwijsverslag en het departementale jaarverslag in één algemeen overleg met de vaste kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te bespreken.

1.5. De mogelijkheid creëren meer dan drie leden te benoemen in de klachtadviescommissie voor de Inspectie van het Onderwijs

De leden van de CDA-fractie kunnen vanwege de praktische voordelen ook instemmen met de mogelijkheid om meer dan drie leden te benoemen in de klachtenadviescommissie. Blijft de commissie dan wel als gehele commissie oordelen, ook al is de klacht niet door ieder lid behandeld, willen de leden weten.

De leden van de PvdA-fractie gaan akkoord met de wijziging waarbij de mogelijkheid wordt gecreëerd om meer dan drie leden te benoemen in de klachtadviescommissie voor de Inspectie van het Onderwijs.

II ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I, onderdeel C

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering er niet voor heeft gekozen om verzamelde gegevens ook te kunnen verstrekken aan de politie. Worden de betrokkenen door de vertrouwensinspecteurs ook geïnformeerd over het verstrekken van verzamelde gegevens? Zo neen, waarom niet?

De voorzitter van de commissie

Aptroot

Adjunct-griffier van de commissie,

Boeve


XNoot
*

Abusievelijk eerder gepubliceerd onder kamerstuk 30 406, nr. 8, dat hierbij komt te vervallen.

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Van Bommel (SP), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (ChristenUnie), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Aptroot (VVD), voorzitter, Smeets (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Roefs (PvdA), Jungbluth (GroenLinks).

Plv. leden: Ferrier (CDA), Bakker (D66), Bussemaker (PvdA), Brinkel (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Van der Sande (VVD), Verbeet (PvdA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Herben (LPF), Meijer (PvdA), Nijs (VVD), Halsema (GroenLinks), Kalsbeek (PvdA), Vendrik (GroenLinks).

Naar boven