Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30453 nr. 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30453 nr. 8 |
Vastgesteld 27 maart 2006
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer2 hebben op 22 februari 2006 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Geel van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer met als onderwerp een hoofdlijnendebat over het Wetsvoorstel geurhinder en veehouderij (30 453).
Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Schreijer-Pierik
De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Buijs
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Van Leiden
Woensdag 22 februari 2006
9.30 uur
De voorzitter: Schreijer-Pierik
Aanwezig zijn 6 leden der Kamer, te weten:
Oplaat, Schreijer-Pierik, Koopmans, Waalkens, Van den Brink en Van der Staaij,
en de heer Van Geel, staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Aan de orde is:
het hoofdlijnendebat over het Wetsvoorstel geurhinder en veehouderij (30453).
De voorzitter:
Ik open dit wetgevingsoverleg, en heet de aanwezigen hartelijk welkom.
De heerOplaat(VVD)
Voorzitter. Vandaag houden wij een hoofdlijnendebat over volgens mijn fractie één van de belangrijkste wetten voor de toekomst van het landelijk gebied en de ontwikkeling van de landbouw daarin. 60% van de boeren is minimaal 55 jaar en heeft om verschillende redenen geen bedrijfsopvolger. Binnen nu en tien jaar gaat de helft van het aantal boeren nog stoppen. Bij de begroting hebben wij al gezegd dat de politiek moet worden gericht op de boeren die doorgaan: zij moeten ruimte krijgen om bedrijven van buren, of de rechten daarbij, over te nemen. Onder de stoppers zullen functieveranderingen plaatsvinden: boerderijen worden burgerwoningen, wat links en rechts tot meestal ongewilde botsingen leidt. Wij kennen voorbeelden genoeg van boeren die stoppen, waardoor andere bedrijven in de problemen komen bij een revisie van een vergunning of bij een uitbreidingsaanvraag. Kamerbreed is de wens voor een nieuwe Stankwet geuit, welke wet door de staatssecretaris is toegezegd. De nieuwe Stankwet gaat uit van de lusten-en-lastengedachte: je hebt de lusten van het wonen op het platteland, en de last is dat je daarbij af en toe wat geurhinder kunt ondervinden, wat je dan ook moet accepteren. Daar staat tegenover dat van de agrarische sector wordt verlangd dat die geurhinder zoveel mogelijk wordt beperkt. Zo vat ik de wet op; als het anders is, hoor ik dat wel. Wie op het platteland wil wonen en de lusten heeft, moet zich realiseren en accepteren dat er af en toe een geurtje kan ontstaan. Daarom is de VVD in beginsel positief over deze nieuwe wet. Na enige aanpassing via een nota van wijzigingen of wat dan ook zal mijn fractie voor deze wet stemmen. Bij de wetsbehandeling zullen wij dit onderwerp veel breder bespreken. Ik beperk mij nu tot het algemene oordeel: onderscheid tussen de concentratie- en niet-concentratiegebieden, het maatwerk voor de gemeenten, de bandbreedte voor de gemeentes, de bedrijfswoningen en de diercategorieën. Ik werk samen met collega Koopmans aan een aantal amendementen over de concentratie- en niet-concentratiegebieden, de bandbreedte, maatwerk en diercategorieën.
De VVD is blij dat dit wetsvoorstel nu bij de Tweede Kamer ligt. Het lijkt ons een stap in de goede richting, met minder regeldruk en meer duidelijkheid voor het platteland, opdat ook de gemeenten, de boeren en de mensen die er wonen beter weten waaraan zij toe zijn. Kern van de wet is dat de normen voor stank in de woongebieden, in de bebouwde kom wat strenger worden en in het buitengebied wat soepeler. Mensen moeten zich realiseren dat, als zij buiten gaan wonen, het soms een beetje kan ruiken. Bij toekomstige nieuwbouw, maar ook bij campings en sportterreinen op het platteland mogen burgers dan ook geen belemmeringen opwerpen voor de ontwikkeling van de bestaande veehouderij.
Ik kom toe aan het onderscheid tussen concentratie- en niet-concentratiegebieden. Het wetsvoorstel stelt een landsdekkend beoordelingskader voor, maar er wordt nog wel onderscheid gemaakt tussen de concentratie- en de niet-concentratiegebieden, ofte wel twee regimes. De VVD heeft elke keer aangedrongen op één landelijke Stankwet: geen onderscheid meer tussen concentratie- en niet-concentratiegebieden. Graag hierop een reactie van de staatssecretaris.
De gemeenten krijgen de vrijheid om de normen aan te passen aan de lokale situatie. Zij moeten hiervoor een verordening opstellen, zodat ondernemers en toekomstige omwonenden kunnen zien waaraan zij toe zijn. Dat is allemaal prachtig. Om het maatwerk toe te passen, kunnen gemeenten gaan werken met een soort bandbreedte. De gemeenteraad is dan bevoegd, binnen een ruime bandbreedte van de voorgeschreven waarden en afstanden af te wijken. De VVD vindt deze bandbreedte te breed, zodat men weer afhankelijk is van de willekeur en de samenstelling van een raad of een college. De staatssecretaris heeft een basis genomen, met een pijl naar boven waar de gemeenten kunnen verzwaren en een pijl omlaag waar zij kunnen versoepelen. Mijn laatste onderwerp is de burgerwoning die moet worden aangemerkt als agrarisch bedrijf. Wij willen dat het aanmerken als burgerwoning in het buitengebied de basisnorm wordt. De gemeente heeft dan de mogelijkheid om een pijl naar boven te trekken naar wat nu de basis is, om het zwaarder te maken als de woning in of aan de bebouwde kom ligt, dit alles om te voorkomen dat megavarkensbedrijven ontstaan in woningbouwgebieden. Volgens mij moeten wij het daarover eens kunnen worden. Alle woningen dus aanmerken als agrarisch bedrijf, met een kleine bandbreedte naar boven, en het zwaardere deel daarboven eraf.
Ik weet niet of ik het goed heb gelezen, maar de passages over diercategorieën lijken op een soort staartenstandstill. In onze beleving moet het mogelijk zijn om alle diercategorieën uit te breiden, als men de rechten heeft en het binnen de milieuvergunning past. Graag een reactie. Het lijkt nu zo dat, als je twee diercategorieën op een bedrijf hebt en je rechten koopt voor uitbreiding van één diercategorie, het niet meer mogelijk is om dat ook voor een andere categorie te doen.
De heerKoopmans(CDA)
Voorzitter. Vier jaar geleden, toen wij hier aantraden, was er op het platteland net zoals nu sprake van een geweldige patstelling. 70% van de veehouderijen kon en kan niet uitbreiden vanwege de stankregelgeving, en daaromheen liggen dorpen die ook niet kunnen uitbreiden. Het platteland werd daarom in een wurggreep gehouden, die moet worden doorbroken. Daarom heeft mijn fractie bij de begrotingsbehandeling van twee jaar geleden gezegd dat er snel een einde moet komen aan die wurggreep. Wij zijn blij dat de regering die handschoen heeft opgepakt in dit wetsvoorstel. Er moet ook een nieuw ammoniakbeleid komen. Wij wachten met smart op de wet ammoniak en veehouderij, evenals op een nieuwe omgevingsvergunning. Die drie dingen samen zijn voor mijn fractie de kroonjuwelen voor het platteland van deze regeerperiode. Als wij die drie wetten voor 1 januari 2007 door deze Kamer en liefst in het Staatsblad hebben, ben ik ervan overtuigd dat het platteland op een goede manier economisch leefbaar kan worden.
Wij zijn tevreden over het feit dat er een versimpeling in het hele systeem komt: de categorie-indeling, die geweldig veel discussie oplevert, en de cumulatieregeling vervallen. Wat onze eisen waren die wij aan deze wet stellen. Maar het kan zeker nog een slagje beter en eenvoudiger. Belangrijkste wijzigingen die wij willen, is om te beginnen het laten vervallen van het onderscheid tussen concentratie- en niet-concentratiegebieden. Een varken in Vlagtwedde ruikt net zo hard als in Venray. Er is geen enkele reden om daarvoor andere normen te kiezen. Dus kies daarom voor het hele land voor de normstelling uit het wetsvoorstel voor de concentratiegebieden. Zoals de heer Oplaat ook al zei, krijgen de gemeenteraden een ruime mogelijkheid krijgen om af te wijken van de in de wet vervatte basisnorm. De CDA-fractie is er voorstander van dat in de wet de laagst mogelijke norm als basis wordt gehanteerd, dus de norm van de bedrijfswoning. Alle woningen in het buitengebied moeten per wet bedrijfswoning worden. De gemeenteraad krijgt de mogelijkheid om dit bij verordening voor een gedeelte van een gemeente met een goede motivering te bepalen. Gemeenten mogen ook ervoor kiezen geen verordening te maken. Een van de redenen voor dit debat is de volgende. Op 7 maart worden er nieuwe gemeenteraden gekozen, en het is goed dat in een aantal gemeenten bij het opstellen van de collegeprogramma's wordt nagedacht over de vraag of hierover al opmerkingen worden gemaakt. Ik roep gemeenteraden op om nu al in het collegeprogramma op te nemen dat men ervoor kiest om geen verordening in het leven te roepen, en te kiezen voor de laagst mogelijke norm voor de hele gemeente.
Een aantal definities in de wet roept vraagtekens op. Wat is bijvoorbeeld een geurgevoelig object? Dat kunnen volgens ons alleen maar gebouwelijke voorzieningen zijn waarin mensen verblijven. Bij een golfbaan met in het midden een restaurant is dat restaurant een geurgevoelig object. Maar als je 700 meter verder een balletje slaat op die golfbaan, is dat geen geurgevoelig object. Nu is dat wel zo, wat een heel groot probleem is, dat niemand snapt. In heel wat uitspraken van de Raad van State worden allerlei niet-gebouwelijke voorzieningen meegenomen in de beoordeling van vergunningen. Ook de definitie voor bedrijven zelf is wat ons betreft wat ruim. Immers, de uitloop van een bedrijf kan een discussiepunt worden en zo tot heel wat jurisprudentie leiden. Dat kan wat ons betreft ook worden teruggebracht naar het gebouw waarin dieren zitten sec.
Wij zijn dus positief over de wet, maar de uiteindelijke doorwerking ervan is volstrekt afhankelijk van de ministeriële regelingen die worden aangekondigd. De CDA-fractie krijgt graag zo snel mogelijk inzicht in de concept-ministeriële regelingen. Ik overweeg om op dat punt te vragen of er AMvB's van kunnen worden gemaakt.
De relatie met andere wetten is van groot belang. Op het platteland werkt de relatie met de Vogel- en habitatrichtlijn geweldig ingewikkeld uit. In het wetsvoorstel zit een link met andere wetgeving, waar zelfs in staat dat op grond van dit wetsvoorstel de vergunning op het gebied van stank en geur moet worden afgegeven. Maar op grond van andere milieuwetgeving kunnen andere normen worden gesteld op het gebied van stank en geur. Dat punt moet eruit. Dit wetsvoorstel is het enige kader op grond waarvan milieuvergunningen voor veehouderijbedrijven op het gebied van stank mogen worden beoordeeld. Daarbuiten niets! Ten slotte mag het aantal staarten met deze wet niet worden ingeperkt. In een artikel zit de toevoeging: indien het aantal dieren niet toeneemt. Die kleine toevoeging is geen goed idee.
De heerWaalkens(PvdA)
Voorzitter. De PvdA-fractie hecht aan een gedegen behandeling van een belangrijke wet. Het is aan de ene kant goed dat hierover op hoofdlijnen wordt gedebatteerd, maar aan de andere kant vloeit hieruit geen enkele rechtszekerheid voort voor de uiteindelijke wet. Het heeft ons wat verbaasd dat wij dat hoofdlijnendebat op dit moment voeren, want wij hadden en hebben binnen de Tweede Kamer een ordentelijke procedure, waarin dit past. Maar de wetgevingsbehandeling is natuurlijk het ultieme moment om met voorstellen te komen.
Ook de PvdA vindt dat wij ons los moeten zien te maken uit de wurggreep en dat de nieuwe functies op het platteland ruimte moeten krijgen, zonder dat wij een enorme blokkade opwerpen voor de schaalvergroting en de ontwikkelingen binnen de veehouderij. In die balans opereren houdt in dat op het scherp van de snede wordt afgesproken wat wij wel en niet willen. Uitgangspunt voor de PvdA is wel dat de rechtsbescherming van de oude en de nieuwe bewoners en van de oude en de nieuwe functies in de wet deugdelijk moet zijn geregeld. In die zin zijn er nogal wat opmerkingen te maken over de rechtsbescherming. Hoe gaan wij om met het op- of afwaarderen van woningen? Als een bedrijf wordt opgewaardeerd naar een burgerwoning heeft dat een andere status dan wanneer het wordt afgewaardeerd, of op dezelfde waarde blijft staan als een bedrijfswoning. Wat doen wij daarmee? Ik volg mijn collega Koopmans niet als hij adviseert om geen verordeningen in het leven te roepen. Wil je de burgers zekerheid geven over dat wat zich ontwikkelt in een gemeente, dan moet je wel degelijk uitspraken doen over je ontwikkelingsperspectieven in je gemeente. Om dat per toeval over te laten aan de huidige situatie of een actualiteit is niet goed. Je moet de burgers mee laten kijken naar wat de gemeente daarover vindt, wat kan in een algemene verordening.
De heerKoopmans(CDA)
Maar als die verordening niet van kracht wordt, geldt toch gewoon de wet, zodat er volstrekte rechtszekerheid is voor eenieder.
De heerWaalkens(PvdA)
Wij weten allemaal dat binnen gemeentes functies veranderen, waardoor je in de strategische ontwikkelingsperspectieven van gemeentes duidelijkheid moet geven voor burgers die iets willen of laten.
De heerKoopmans(CDA)
Ik roep niet op om geen bestemmingsplan te maken, ik roep alleen maar op om geen verordening te maken, als wij in de wet ten minste het laagste niveau als basis kiezen.
De heerWaalkens(PvdA)
Ik begrijp uw redenering, maar ik vind dat je op het niveau van het lokale bestuur volstrekte helderheid moet geven over de ontwikkelingsmogelijkheden die er zijn, c.q. wat er niet kan. Dat staat in de algemene verordening. Maar deze verordening is niet voor beroep en bezwaar toegankelijk, waarover ik vraagtekens heb. Op het punt van de rechtsbescherming worden door de Raad van State opmerkingen gemaakt, ook over de relatie met de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Een aantal zaken op dat punt moet nog verder worden uitgewerkt.
Wij hebben hier eerder gesproken over het plat slaan van de normen, onder andere bij de behandeling van de mestwetgeving. Ik zou daar niet op tegen zijn, ware het niet dat wij overeenstemming moeten hebben over wat dan het gemiddelde niveau is. Collega Koopmans stelde voor op een niveau te gaan zitten dat voor het hele land geldt. Maar kom je dan niet een groep tegemoet door een andere groep pijn te doen? Plat slaan zou in de concentratiegebieden kunnen leiden tot nadelen, en in het buitengebied niet. Graag een toelichting hierop
De heerVan den Brink(LPF)
Wat is het verschil tussen concentratiegebied en buitengebied?
De heerWaalkens(PvdA)
Achter het verschil tussen concentratie- en niet-concentratiegebieden zitten diverse normeringen. Als je naar één normering gaat, bevoordeel je het ene gebied en benadeel je het andere. Nu is er een aanpassing gekomen, waarmee de tolerantiegrenzen binnen een concentratiegebied anders worden beoordeeld dan de tolerantiegrenzen binnen niet-concentratiegebieden. Als je als nieuwe bewoner van het platteland naar een concentratiegebied gaat, weet je dat je daar geurhinder kunt tegenkomen, in tegenstelling tot de niet-concentratiegebieden.
De heerKoopmans(CDA)
Als je van Venlo naar Mook rijdt, aan de oostkant van de Maas, rij je door een concentratiegebied. Dan kom je ongeveer net zoveel varkens- en kippenbedrijven tegen als wanneer je van Surhuisterveen naar Finsterwolde rijdt, wanneer je niet door een concentratiegebied rijdt. In beide gebieden zit slechts hier en daar een varkenshouderij of een kippenbedrijf. Waarom moet je dan andere normen stellen?
De heerWaalkens(PvdA)
Wij hebben dit punt opgebracht, omdat wij mee kunnen denken in de lijn van de wet. Het is uw goed recht om de staatssecretaris daarover te bevragen. Als de normen worden platgeslagen, kom je de ene groep tegemoet en de andere groep niet. Wij hebben volledig vertrouwen in het beoordelingskader dat nu wordt neergelegd bij de gemeentes.
Het hele wetsvoorstel overziende, zijn wij er op zich positief over. De interventies van de Kamer hebben ervoor gezorgd dat wij een verruiming tegemoet kunnen zien, zodat wij ons ontworstelen aan de wurggreep. Maar alle interventies van de Kamer hebben er wel toe geleid dat wij meer dan twee jaar over dit voorstel hebben gesoebat. Wij komen nu in het landelijk gebied de frustratie tegen dat hiermee nu snelheid moet worden gemaakt. Wat ons betreft zijn er nog wel opmerkingen te maken, maar die richten zich meer toe op de rechtsbescherming van de mensen en de activiteiten op het platteland. Wij zien dat daar veel nieuwe activiteiten komen, die moeten worden gefaciliteerd.
De heerVan den Brink(LPF)
Voorzitter. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij naar één landsdekkende Stankwet wil, waarvan het wetsvoorstel nu voor ligt. Dit wetsvoorstel kan op vele manieren worden uitgewerkt. Het land is ingedeeld in concentratie- en niet-concentratiegebieden en in bebouwde kom en niet-bebouwde kom. Het laatste kan ik mij voorstellen, maar dan moet wel akelig goed worden aangegeven wat wel en wat geen bebouwde kom is. Als in het agrarisch gebied drie boerderijen opgehouden zijn te bestaan, en er komen drie woningen voor in de plaats, is dat dan bebouwde kom of niet? Als je niet goed aangeeft wat bebouwde kom is, zeg je hier weinig tot niets mee. Wat CDA en VVD hebben gezegd over het weglaten van het verschil tussen concentratie- en niet-concentratiegebieden en het geven van ruimte aan gemeentes, uitgaande van het laagste niveau, onderschrijf ik.
De wet moet zo duidelijk en eenvoudig worden dat alle mogelijke rechtszaken en vernietigingen worden voorkomen. Wij moeten zorgen dat clubs als Milieudefensie geen vat krijgen op het verhaal. Doorgaans kun je dat door een wet eenvoudig te maken. Hoe ingewikkelder je een wet maakt, hoe groter de mogelijkheden om altijd maar weer uitspraken van rechters te ontlokken. Wie regeert er nu eigenlijk hier? Is dat de Tweede Kamer, is dat het kabinet, of zijn dat de rechters? Hoe slechter je de wet maakt, hoe meer je de rechters laat regeren. Dat kan in mijn ogen nooit de bedoeling zijn.
Het cumulatiebeleid hebben wij eigenlijk afgeschaft, wat ik perfect vind. Maar gemeenten kunnen in de wet nog wel bepalen wat de geur in de omgeving mag zijn. Dat is artikel 4, lid 3 van de betrokken wet. Wordt via de achterdeur dan toch niet een stukje cumulatie ingebracht? Ik hou wel van een voordeur, maar minder van een achterdeur, die doorgaans wordt gebruikt als het wat schemerig wordt. Daar heb ik een gruwelijke hekel aan. Omdat ik én melkvee- én varkenshouder ben, kan ik makkelijk zeggen dat het mij steeds verbaast dat wij verschil maken tussen melkveebedrijven en intensieve veehouderijbedrijven. Waarom niet gewoon zeggen: wij praten over veehouderij, wij praten over geuremissie, daar zit geen verschil tussen. Altijd maar weer dat verschil maken, spreekt de heer Waalkens misschien aan, maar mij niet. Het is een stukje discriminatie van een bepaalde diersoort en aangezien je mensen niet mag discrimineren, mag je dat ook bij dieren niet doen.
De heerWaalkens(PvdA)
Maar in de wet staat dat een berekeningsmethode wordt gehanteerd die uitgaat van de verschillende stankemissies. Er kan toch niet worden ontkend dat koeien heel anders ruiken dan kippen? Ik geef het je te doen als burger om naast het ene dan wel naast het andere bedrijf te wonen. Daarin moet toch onderscheid worden gemaakt? U ontkent dus dat er een verschil in geuremissie is tussen de verschillende sectoren binnen de veehouderij.
De heerVan den Brink(LPF)
Ik zal een verhaal vertellen om u uit de droom te helpen. Wat is stank? Dat is maar net wat je neus waarneemt. Daarom het volgende verhaal. In de tijd dat ik een vriendin had en ik in Brabant kwam, had ik thuis een koeienbedrijf en mijn vrouw een varkensbedrijf. Ik was doorgaans gewend redelijk goed te douchen, maar zodra ik daar kwam, zei zij: wat stinken die verrekte koeien toch! Het is dus maar net waar je vandaan komt en wat je gewend bent. Ik ben ervan overtuigd dat wie altijd tussen de varkens heeft gezeten, niet vindt dat varkens stinken en wie altijd tussen de koeien heeft gezeten, zoals de heer Waalkens, vindt niet dat de koeien stinken. Je moet mij niet vertellen dat de ene stank anders is dan de andere stank, het gaat om de geur. De ene man probeert wat anders door zijn haar te smeren dan de andere man. Sommigen doen dat helemaal niet, die ruik je op afstand.
De heerWaalkens(PvdA)
Ik ga niet uit van de geurbeleving van boeren, maar van de bescherming van burgers in het buitengebied tegen stankoverlast. Wij kunnen niet ontkennen dat er verschil in geuremissies is, waaraan de berekening ten grondslag ligt.
De heerVan den Brink(LPF)
Natuurlijk is er verschil tussen geuren en de beleving daarvan, en natuurlijk zal de een dat anders beleven dan de ander. Maar wat u voorstelt is in mijn ogen compleet naast de waarheid. Zolang wij de geuremissies niet invullen, hebben wij een prachtige snelweg aangelegd, maar als je de geuremissies heel negatief invult, zou je niet harder kunnen rijden dan vijf kilometer per uur. Het is prachtig om hier te spreken over de hoofdlijnen, maar tegen de heer Koopmans zeg ik: juich niet voordat de strijd gestreden is. Als de geuremissies niet goed worden ingevuld, is het nog een dooie mus. Hij had zo'n mooi verhaal over de verkiezingen van 7 maart, maar dat zou ik ook tegen die mensen willen zeggen. Ik krijg nogal wat brieven van wethouders van gemeenten in de reconstructiegebieden, en vragen of met deze wet het reconstructieverhaal niet wordt doorkruist. Zo ja, hoe moet dat worden voorkomen? Verder staat in het stuk dat, als de gemeente een verordening maakt, zij de windrichting mag betrekken bij de geurhinder. Ik vind dat vreemd. Begeef je nooit op deze weg, want dan gaat de rechter weer regeren. Als wij samen gek willen worden, moeten wij het op deze manier doen. Uitloop wordt gerekend tot de locatie. Waarom dan ook niet het weiland, als de koeien buiten lopen? Van beide voorbeelden ben ik geen voorstander, ik geef slechts aan hoe hier met twee maten wordt gemeten.
De heerVan der Staaij(SGP)
Voorzitter. Dit is een bijzonder debat: een hoofdlijnendebat waarbij de LNV-commissie het voortouw heeft over een wetsvoorstel waar de naam van de staatssecretaris van VROM onder staat, en een memorie van toelichting waar de naam van de minister van VROM onder staat. Zit daar een diepere wijsheid achter? Ik begrijp dat de staatssecretaris weg was.
Een hoofdlijnendebat is nuttig om eens even naar de contouren van deze wet te kijken, in het bewustzijn dat het ook wat ons betreft gaat om een eerste beoordeling op die hoofdlijnen, en in de wetenschap dat mensen in de praktijk last hebben van de details van de wetgeving. In het algemeen zijn wij blij dat er nu een wetsvoorstel inzake een landelijke geurhinderwet ligt. Wat ons betreft waren belangrijke uitgangspunten: de behoefte aan een landsdekkend beoordelingskader, dus geen onnodige verbrokkeling, een vereenvoudiging van de uitvoeringspraktijk en meer rechtszekerheid voor agrariërs, tegenover burgers van buiten die geur te snel als stank definiëren.
Ik zei al dat wij het goed vinden dat deze wet er ligt. Wel heeft het wat lang geduurd, wat een nadeel heeft, namelijk dat daardoor vooral voor de reconstructiegebieden geldt dat zij te maken krijgen met een wel heel snelle opeenvolging van wettelijke regimes. Door de koppeling aan de Reconstructiewet van de huidige Stankwet heeft de inwerkingtreding erg lang op zich wachten en is in sommige reconstructiegebieden nog maar kort van kracht. Ik begreep dat dat in het reconstructiegebied Gelderse Vallei/Utrecht Oost pas sinds april 2005 is. De Stankwet is daarbij een belangrijke motiveringsgrond geweest om de reconstructieplannen geaccepteerd te krijgen. Vanuit dat gebied krijgen wij nu klachten: wordt met een nieuw wettelijk kader de beleidsruimte die er was niet teniet gedaan? Is de overheid bestuurlijk gesproken wel geloofwaardig, als je daarmee met nieuwe wetgeving komt en nieuwe onzekerheden creëert, waarvan de normstelling strenger lijkt uit te pakken dan het bestaande, net in werking getreden regime? Graag een reactie hierop. In hoeverre is geïnvesteerd in goed overleg in het voortraject?
Buiten de reconstructiegebieden is volgens mij sprake van een duidelijke vooruitgang, wat minder is voor de reconstructiegebieden. Er wordt een nieuw wettelijk kader geboden, met allerlei nieuwe berekeningseenheden. Het is altijd wennen als je werkt met een systematiek die veel ingewikkelder is dan tot nu toe. Hoe gaat die nieuwe systematiek uitpakken? In hoeverre valt daarmee praktisch te werken? Leidt deze niet tot grote onderzoeksverplichtingen en grote administratieve lasten? Ook wij willen komen tot een landsdekkend beoordelingskader, waarmee niet spoort dat onderscheid wordt gemaakt tussen concentratie- en niet-concentratiegebieden. Wat het punt van de bandbreedte betreft, sluit ik aan bij CDA en VVD. De nieuwe geurwet lijkt minder bescherming te bieden dan de huidige Stankwet. Er is met name een probleem met woningen die worden afgesplitst. In hoeverre is het huidige wetsvoorstel normneutraal?
StaatssecretarisVan Geel
Voorzitter. De leden van de commissie hebben al aangegeven dat dit wetsvoorstel een geschiedenis heeft, omdat wij drie keer goed overleg hebben gevoerd over dit wetsvoorstel. Het vertrekpunt van mijn kant was de vraag of het nodig is dat wij dat op rijksniveau regelen. De Kamer hecht zeer sterk aan flexibiliteit en rechtszekerheid, ijkpunten die ook nu weer door verschillende sprekers zijn genoemd. Het is de bedoeling de wensen van regering en Kamer met elkaar te verenigen in een robuust wetsvoorstel. Dat het robuust moet zijn, daarover zijn wij het allemaal eens. Als je de geschiedenis van de regelgeving op dit terrein bekijkt, is het eigenlijk al tien jaar een drama, met tal van regelingen, wetten, deelwetten en niet afgeronde wetten, en ontzettend veel uitspraken van de Raad van State en de rechterlijke macht, die ook inkleuring gaven aan dit beleid. Ik ben blij dat de meeste sprekers de hoofdlijnen onderschrijven.
Waarom deze wet? De Kamer wil een landelijke Stankwet hebben. Naast de flexibiliteit en de noodzaak om dat wel of niet op landelijk niveau te regelen, ging mijn zorg over de reconstructieprovincies, waarvoor wij al een wetgevend kader hadden. Ik heb mij in eerste instantie verzet tegen het feit dat er een landelijke wet zou komen. Daarop heb ik met de Kamer afgesproken dat ik eerst met de provincies zou overleggen over eventuele problemen. Ik ben daarna bij de Kamer teruggekomen: nee, de reconstructieprovincies vinden dit geen probleem, zij zien vele voordelen in een landelijke Stankwet. Een en ander is dus goed afgehecht.
Het Rijk brengt een tweedeling aan tussen concentratie- en niet-concentratiegebieden en tussen buitengebied en dorpen, waarna het aan de gemeenten is om verfijning aan te brengen. Met andere woorden: een robuust raamwerk met vier segmenten, waarvoor een bandbreedte moet worden aangegeven op grond van maatwerk. Het is een combinatie van robuustheid en door het Rijk aangegeven grenzen, waarbij veel ruimte is gegeven aan de lokale invulling, een structuur die wij werkbaar achten. Aan het element van de rechtszekerheid hebben wij vormgegeven door niet elke keer andere besluiten te nemen, wat grote maatschappelijke discussies zou opleveren bij vergroting van bedrijven of bij woningbouwplannen. De wet verwijst naar een duidelijke verordening. Afwijking daarvan zal consequenties hebben. Het niet voor beroep vatbaar zijn komt overigens veel vaker voor in verordeningen. Dit alles gebeurt om procedures te vermijden. Een gemeenteraad moet dan wel een goed onderbouwde verordening opstellen.
Ik ben het eens met de Kamer dat de omgevingsvergunning samen met de mestwetgeving, die veel heeft gevergd van de sector, een bouwwerk voor de komende jaren biedt om de verdere inrichting van ons buitengebied in te vullen. In het kader van een vitaal platteland moeten wij de verschillende functies daarvan ook verbinden. Dat is in het wetsvoorstel geprobeerd te doen door in principe uit te gaan van normneutrale maatregelen. Het bouwwerk dat het Rijk aanlevert moet, met andere woorden, per saldo neutraal zijn, wat in een achttal gemeenten door Alterra is uitgezocht. De uitkomst zal in onze ogen niet neutraal zijn, omdat er sprake moet zijn van maatwerk. Als gemeenten besluiten de bandbreedtes te benutten, zal dat anders kunnen worden aangepakt.
De heerKoopmans(CDA)
Ik ben geïnteresseerd in dat onderzoek van Alterra.
StaatssecretarisVan Geel
Dat kan ik mij voorstellen. De uitwisseling van verdere gegevens zal nog plaatsvinden. De heer Koopmans heeft gevraagd naar de wijziging van de Wet ammoniak en veehouderij. Het wetsvoorstel zal in het voorjaar aan de Kamer worden aangeboden. De Raad van State heeft een aantal opmerkingen gemaakt die tot goede studie en nadere reflectie hebben geleid.
De heer Koopmans en anderen hebben gevraagd, het bouwwerk te kantelen: in plaats van een ja, mits- een nee, tenzij-benadering. Ik begin met het onderscheid tussen concentratie- en niet-concentratiegebieden. Het is op zich gebruikelijk in het milieubeleid dat normen worden afgestemd op mate van risico's en gevoeligheid. Dat doen wij bij geluid en bij andere vormen van hinder. Als je ergens woont, geldt een saldo van voor- en nadelen. Je kunt niet de rust van Drenthe combineren met het wonen in de grachtengordel in Amsterdam. Dat wordt ook geaccepteerd, want als u in een drukke stad woont, hecht u niet aan stilte, minder in ieder geval dan in het buitengebied van Drenthe. Dat is een belevingsverschil, wat niet verbazingwekkend is. Uit het onderzoek dat daarnaar is verricht, is naar voren gekomen dat er behoorlijke ervaringsverschillen zijn tussen gebieden met veel veehouderij, en gebieden waar dat niet is. In de concentratie- en niet-concentratiegebieden hebben wij rekening willen houden met dat verschil. Verder is gevraagd of niet kan worden uitgegaan van de laagste norm, en dit als basis voor heel Nederland biedt. Op dat moment telt de wet. Het probleem is dat meer ruimte voor de echte veehouderij moet worden geboden, maar niet overal in Nederland. De delen van Nederland waar dat niet het geval is, dwing je dan bijna om een verordening te maken. Gelet op de administratieve lastendruk kun je beter doen wat wij voorstellen, namelijk het geven van ruimte aan de gemeente om oplossingen te vinden waar dat nodig is, zonder de overige gemeenten te belasten met verhoging van het beschermingsniveau voor de burgers. Als je dezelfde bandbreedte houdt, is het alleen een kwestie van wie dat bepaalt. Dit wetsvoorstel gaat uit van een generieke beschermingsniveau voor Nederland. Waar de geurbeleving anders is, worden met een behoorlijke bandbreedte mogelijkheden geboden, tot en met het feit dat een burgerwoning hetzelfde beschermingsniveau bereikt als een bedrijfswoning.
De heerWaalkens(PvdA)
Bij het platslaan van de normen is natuurlijk wel belangrijk op welk niveau wordt platgeslagen. Er wordt verschil gemaakt tussen het concentratie- en het niet-concentratiegebied, met de redenering van geurbelevingsaspecten. Maar als je het hele niveau laat zakken, gaat het om de bescherming van burgers tegen stank, en dat is weer afhankelijk van de vraag tot welk niveau je dat laat dalen. Ik kan mij voorstellen dat er ergens een omslagpunt ligt.
StaatssecretarisVan Geel
Het is maar net wat u beschouwt als streng. Negen van de tien bebouwingen in het agrarisch buitengebied is niet van agrarische aard. Mijn uitgangspunt is dat de wet zo generiek mogelijk in heel Nederland van toepassing is. Als gemeenten niets doen, geldt de wet. Dat betekent dat de verordening wordt gemaakt voor specifieke situaties, waarbij de ruimte bestaat voor het maken van keuzes, afhankelijk van gebiedsvisies. Als wij het omdraaien, zullen heel veel gemeenten buiten de concentratiegebieden zelf verordeningen moeten opstellen, omdat zij het beschermingsniveau voor de burgers willen verhogen. Ik heb zelf bij gemeenten gewerkt, dus ik weet wat de gemeenten gaan doen: zij gaan dan RO-instrumenten inzetten om de uitbreiding van de veehouderij te beperken. Ik wil daarover graag met de Kamer discussiëren. Ik zoek naar een praktische oplossing die het minste problemen oplevert. Als mensen in het buitengebied naast veehouderijbedrijven wonen, moeten zij niet zeuren. Wel moeten wij daarvoor een goede, robuuste wettelijke structuur bedenken.
De heerKoopmans(CDA)
Allereerst is het goed om van u te horen dat u hier niet principieel, maar pragmatisch in zit. Bent u het met mij eens dat de indeling in concentratie- en niet-concentratiegebieden veel te grofmazig is? Ik heb net een willekeurig voorbeeld genoemd. In bepaalde gebieden waar praktisch geen kippenbedrijven zitten, geldt een lagere norm dan het gebied tussen Surhuisterveen en Finsterwolde, waar meer kippenbedrijven zijn gevestigd.
StaatssecretarisVan Geel
Wij beogen met het wetsvoorstel eerst een ruwe verdeling te maken op basis van het principe van hinderbeleving, waarmee wij in heel Nederland een zelfde hinderbelasting te bereiken zoals die wordt ervaren. Daarbinnen is de verordening bedoeld om in twee richtingen binnen een bandbreedte te werken, ook in de niet-concentratiegebieden. In een gebied met veel veehouderij kunnen gemeenten voor een ander beschermingsniveau kiezen dan in een gebied met alleen maar wat landhuizen in het buitengebied.
Er zijn vragen gesteld over de beperking van de bandbreedte, in relatie tot de verdeling. Juist bij het bekijken van de mogelijkheden voor reconstructiegebieden is de bandbreedte nodig om dit werkbaar te maken. Ik wil die bandbreedte daarom in twee richtingen ruim houden, om het mogelijk te maken dat het reconstructieproces op gang wordt gebracht. Daar moeten wij nog eens een goede schriftelijke gedachtewisseling over aangaan.
De ministeriële regeling is technisch van aard. Op zich is de positie van een ministeriële regeling bekend. Ik herken wat aarzelingen om een ministeriële regeling met heel veel technische normstelling te publiceren voordat deze van toepassing wordt verklaard, wat te maken heeft met eventueel anticiperen daarop. Ik voel de behoefte bij de leden om bij de discussie daarover te weten wat de inhoud wordt. Als de Kamer instemt met een beleidsbrief, waarin de kern daarvan is verwoord, zijn de bestuurlijke positie en verantwoordelijkheden van de regering gewaarborgd, en is er volop ruimte voor discussie.
De heerKoopmans(CDA)
Mij is niet duidelijk waarom u die regeling niet gewoon naar ons toestuurt. De samenleving, maar ook wij hebben daar gewoon recht op, zodat wij daar nog eens over kunnen spreken. Dat u dat vooraf laat gaan door een beleidsbrief is uw keuze, dat is prima.
StaatssecretarisVan Geel
In discussies met deze Kamer zeg ik soms: ik heb deze bevoegdheid, maar ik gebruik haar niet voordat ik met u heb gecommuniceerd. Ik verwijs naar de discussie over het statiegeld en het Besluit luchtkwaliteit. Soms is het een verantwoording achteraf. Ik wil eerst bekijken, welke juridische en andere consequenties het openbaar maken van een niet-vastgestelde ministeriële regeling heeft. Als die consequenties er niet zijn, stuur ik de regeling liever direct naar de Kamer dan deze eerst weer in een beleidsbrief te vertalen. Ik denk dat ik daarmee de Kamer maximaal tegemoet kom, zonder de belangen van de Staat der Nederlanden te schaden.
De heerKoopmans(CDA)
Dat is prima, want de praktijk is dat dat soort regelingen met iedereen, behalve met ons wordt besproken. Ik begrijp de staatsrechtelijke kant wel voor een stuk, maar omdat deze wet zo cruciaal is voor het platteland – het is wat ons betreft één van onze kroonjuwelen – willen wij er wel wat inkijk in hebben.
StaatssecretarisVan Geel
Als u dit wetsvoorstel als één van uw kroonjuwelen beschouwt, kan ik natuurlijk geen "nee" zeggen tegen uw verzoek.
Ik kom toe aan het onderscheid tussen melkkoeien en varkens. Afgezien dat de heer Van den Brink zelf al aangaf hoe subjectief hinderbeleving is, is er geen principieel onderscheid te maken. Het heel simpele feit is dat wij geen geuremissiefactoren voor koeien hebben. Als de Kamer dat wel wil, moeten wij een meettraject voor de komende tijd in elkaar gaan zetten.
Er is een opmerking gemaakt over cumulatie via de achterdeur. Dat is niet zo, nog afgezien van het feit dat in de streek waar ik vandaan kom het openhouden van de achterdeur het summum van vertrouwen is, en niet het omgekeerde. Artikel 3 is duidelijk: de norm is voor één veehouderij, er is geen invloed van de omgeving, er is geen cumulatie.
Wie regeert: het kabinet, de Tweede Kamer of de rechters? Het nieuwe beoordelingskader zal veel duidelijkheid bieden, ook in rechterlijke procedures. De laatste tien jaar zijn op dat gebied immers redelijk rampzalig geweest. De heer Koopmans heeft gevraagd of het beoordelingskader alleen voor deze wet kan gelden, zonder andere zaken "erbij te slepen". Het beoordelingskader is onderdeel van de Wet milieubeheer, wat betekent dat alles wat voor die wet relevant is, ook hier relevant is, maar niet voor de plek en ook niet voor de normstelling. Deze vraag zal in de schriftelijke beantwoording precies worden beantwoord. Dit is geen trucje om te proberen, via aanpalende regelgeving de kern van de voorstellen ter discussie te stellen.
De heerKoopmans(CDA)
Dat is prima. Ik heb overigens niet gesuggereerd dat het een trucje was. Ik lees het zo dat er een groot risico in zit dat aanpalende wetgeving op het gebied van stank een rol gaan spelen. Dat moeten wij inperken.
StaatssecretarisVan Geel
Uw boodschap is helder.
De heer Oplaat roep ik op om de discussie over stank in breder perspectief te zien. Enigszins plagend kan ik zeggen dat zijn fractievoorzitter een visionair verhaal heeft gehouden over de inrichting van het buitengebied, wat volgens mij leidt tot veel meer woningen in het buitengebied. De oproep bedoel ik overigens niet plagend: het is een oproep om te bezien dat het multifunctionele karakter van het buitengebied snel toeneemt.
De heerOplaat(VVD)
Daar zit inderdaad een samenhang in. Reden te meer om deze wet verder aan te passen: mensen die de lusten van het wonen in het buitengebied willen ondervinden, moeten zich ook realiseren dat er af en toe geurhinder ontstaat. Daarom zou het goed zijn om alle woningen in het buitengebied te blijven aanmerken als agrarisch bedrijf. Daar waar lintbebouwing aan de rand van bebouwde kommen ontstaat, moeten gemeenten de mogelijkheid krijgen om het op te schalen.
De heerVan den Brink(LPF)
Als je het buitengebied multifunctioneel wilt hebben – ik ben ervan overtuigd dat dat moet – moet je juist dit goed regelen. Anders gaat of het één, of het ander kapot.
StaatssecretarisVan Geel
Dat zal de komende tijd de kern van de discussie worden. Mijn stelling is en blijft dat ik, als je in Nederland ontwikkelingen mogelijk wilt maken voor bedrijven en je geeft daar een stevige wettelijke basis aan, niet inzie waarom je over heel Nederland tot hetzelfde type normstellingen zou moeten komen. Qua systematiek kan het helder zijn, maar waarom zou je ruimte die niet nodig is benutten en daarmee onzekerheden creëren, waardoor gemeenten dat op andere wijze inperken? Het verhaal van de heer Van Aartsen doortrekkend: hij zou voor de woonboerderij van de heer Wiegel in Diever moeten aangeven dat daar minder bescherming komt voor diens woonfunctie. Waarom zouden wij dat doen als dat niet nodig is?
De heerKoopmans(CDA)
Ik geef één reden waarom wij dat graag willen. In het buitengebied wordt geweldig veel geld verdiend voor Nederland. In de afgelopen tien jaar hebben wij gezien dat de bedrijfsontwikkeling geweldig werd afgeremd. Wij willen dat daar een einde aan komt. Dát is voor ons de reden om te zoeken naar het meest eenvoudige systeem dat enerzijds bescherming geeft, maar anderzijds de economische groeimogelijkheden voor mensen die vooruit willen te waarborgen.
StaatssecretarisVan Geel
Dat vind ik ook, maar ik vind ook dat wij moeten proberen het aantal geurgehinderden in dit land niet te vergroten.
De heerKoopmans(CDA)
Dat gaat vanzelf door de grote opschaling van bedrijven. Wat in het NMP-4 staat over vermindering van het aantal geurgehinderden gaat zonder wet en zonder beleid vanzelf.
StaatssecretarisVan Geel
Dan zal ik ervoor zorgen dat die informatie vóór de behandeling van het wetsvoorstel beschikbaar is.
De heerVan der Staaij(SGP)
Vindt er al niet een zekere differentiatie plaats, ook via het spoor van de ruimtelijke ordening?
StaatssecretarisVan Geel
Dat heeft de heer Koopmans al gezegd: de ontwikkelingsmogelijkheden worden veel meer door andere dingen beperkt dan hierdoor.
De heerVan den Brink(LPF)
Als ik de staatssecretaris hoor, denk ik soms dat hij bang is zich aan koud water te branden. Als wij geen mestwetgeving, geen ruimtelijke ordening en geen pluimveerechten hadden, zouden wij in Nederland drie keer zoveel dieren kunnen houden als vandaag. Maar er kunnen in Nederland niet meer dieren worden gehouden dan wat wij nu hebben. Het dier dat niet hier wordt gehouden, wordt daar gehouden, en het dier wat daar wordt gehouden, wordt niet hier gehouden. Als dat dier geur veroorzaakt, gebeurt dat op één plek, en niet op twee plekken.
StaatssecretarisVan Geel
Er zijn een paar punten waarmee ik het niet eens ben, naast veel punten waarmee ik het wel eens ben. Wij zien wel hoe zich dat ontwikkelt. Het uitgangspunt dat alle woningen in het buitengebied een bescherming moeten hebben zoals bedrijfswoningen die nu hebben, gaat mij te ver. Gemeenten en provincies vinden dit een prima systematiek. Het beeld oproepen dat alle woningen in het buitengebied het laagste beschermingsniveau als basis moeten hebben, gaat mij te ver.
De heerWaalkens(PvdA)
Die lijn heb ik in mijn eerste termijn ontvouwd. Ik steun de staatssecretaris daarin. Het is verbazingwekkend om te zien hoe de coalitie opponeert tegen de eigen staatssecretaris!
De heerKoopmans(CDA)
Vroeger was dat verboden, maar nu mag dat!
De heerWaalkens(PvdA)
Wij zullen zien hoever wij komen. Wij hebben bij de mestwetgeving gezien hoe de interventies vanuit de Kamer zo werden georganiseerd dat het daarmee als een boemerang terugsloeg op de eigen CDA-fractie.
De heerKoopmans(CDA)
Nu hebben wij geen last van Brussel.
De heerWaalkens(PvdA)
Je kunt wel last krijgen van de VNG en je eigen CDA-wethouders, en van de mensen die zich in de reconstructieprovincies sterk maken voor deze wetgeving.
De heerOplaat(VVD)
Van Aartsen is, had ik begrepen, op bezoek geweest in Diever, wat hij overigens wel vaker doet. Ik ben van mening dat alle woningen in het buitengebied moeten worden aangemerkt als ware zij een agrarisch bedrijf. Wij hebben namelijk gezegd dat 60% van de boeren 55 jaar en ouder is, zodat er tussen nu en tien jaar een aantal daarvan stopt, waardoor er veel meer van dat soort woningen komen. Wij richten onze politiek op bedrijven die door willen gaan. De boer moet de rechten van de boerman kunnen overnemen, waardoor er grotere bedrijven komen. Van alleen maar mooi wonen in landelijk gebied kun je je boterham niet smeren. Er zal geld moeten worden verdiend. Dus ben ik van mening dat alle woningen in het buitengebied moeten worden aangemerkt als ware zij agrarisch bedrijf en dat gemeenten de soepelste norm moeten hanteren. Waar de gemeenten problemen voorzien, hebben zij de mogelijkheid van opschaling tot het huidige basisniveau.
De heerWaalkens(PvdA)
Maar hoe wil je dat uitleggen aan de burgers in het buitengebied die in één keer de declassificatie voor hun kiezen krijgen, door het beschermingsniveau omlaag te brengen?
De heerOplaat(VVD)
Absolute onzin! Aan de ene kant stopt een buurman, die door de buurman wordt overgenomen. Er komt geen koe, kip of varken meer in het buitengebied, het wordt allemaal meer geconcentreerd. Dan bent u volgens de wet ook nog verplicht om de emissies terug te dringen. U kiest alleen maar voor wonen, en niet voor bedrijfsontwikkeling. Dat is het verschil tussen de PvdA en de VVD.
De heerWaalkens(PvdA)
Het declassificeren van alle burgerwoningen naar agrarische bedrijfswoningen is niet uit te leggen, dat moet je helemaal niet willen.
De heerKoopmans(CDA)
Het bestemmingsplan wordt niet bij wet gewijzigd. U kunt wel heel stoer zeggen dat u dat niet uit kunt leggen, maar in de afgelopen tien jaar zijn de mogelijkheden voor bedrijven om uit te breiden erg vaak gewijzigd bij circulaire, wat ook niet was uit te leggen aan de boeren. Toen wees niemand daarop.
StaatssecretarisVan Geel
Ik heb geen olie op het vuur, maar olie op de golven willen gooien toen het ging over principes. Wij zeggen: er is één basisnorm in het buitengebied, waarvan een gemeente gemotiveerd kan afwijken, tot het niveau waarop bedrijven zich kunnen ontwikkelen. U zegt: draai het om, lever het laagste basisniveau en laat de gemeenten de mogelijkheid om een hoger beschermingsniveau aan te brengen. Beide opties hebben er betrekking op dat ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden voor die plekken waar dat ook echt kan. Wij moeten deze tegenstelling niet scherper maken dan het is. Ik gebruik vooral argumenten als bestuurslast en ruimtelijke ordening, en vertrouw erop dat gemeenten die afweging zullen maken. Ik merk uit mijn rondgang door het land dat heel veel gemeenten dat dat het geval is. Interpreteer ik het zo goed?
De heerOplaat(VVD)
Met dien verstande dat de bovenste bandbreedte er in onze benadering vanaf is. Wij gaan uit van de meest soepele norm, de agrarische woning, ten opzichte van de basis die nu is gelegd.
StaatssecretarisVan Geel
Ik vind die bovenste bandbreedte ook nodig in relatie tot dorpen.
Ik kom toe aan de diercategorieën. Toen daarover werd gesproken, werd aan mijn rechterkant fronsend gekeken. Ik begrijp dat het gaat om artikel 4, lid 3 van het wetsvoorstel. In de huidige reconstructieregelgeving is de redenering geweest dat 50% van de geurwinst ten gunste komt aan verbetering van de geurkwaliteit, en 50% aan uitbreiding van de bedrijven. In dit voorstel wordt winst aangewenst ten gunste van vermindering van de hinder, omdat aan de verordeningskant ruimte is voor uitbreiding.
De heerKoopmans(CDA)
Dit heb je toch niet nodig? Het zou ertoe kunnen leiden dat mensen worden afgeremd om te investeren.
StaatssecretarisVan Geel
Dat lijkt mij typisch een punt om in het verdere debat mee te nemen.
De heerOplaat(VVD)
Voorzitter. Aangezien de wetsbehandeling er nog aan komt, zullen wij er dan nog nader op ingaan. Wij hebben nog een verschil van benadering over de benadering van ja, mits of nee, tenzij, met een bandbreedte. Verder is geur een subjectief begrip, maar kale kak op een golfbaan kan ook stinken.
StaatssecretarisVan Geel
Die vraag was ik nog vergeten. Het wetsvoorstel richt zich niet op gebouwen, niet op velden en niet op holes, maar op plaatsen waar mensen permanent of vaak verblijven.
De heerVan den Brink(LPF)
Voorzitter. De staatssecretaris heeft niet gereageerd op mijn verhaal over de windrichting. Ik blijf het levensgevaarlijk vinden om de windrichting als medebepalende factor te nemen. Je kunt wel zeggen dat wij een groot verschil van mening hebben. Maar wat zou de uitwerking zijn als je het laagste niveau handhaaft en de gemeenten vinden dat zij wat meer moeten beschermen? Alleen de gemeenten die wat meer willen beschermen, moeten wat doen, waarmee niets mis is. Ik zie niet in waarom je alle gemeenten wat zou moeten laten doen, zowel in negatieve als in positieve zin, wanneer je van het middenniveau uitgaat. Als je van het laagste niveau uitgaat en je geeft gemeenten de mogelijkheden om wat te doen, zou dat heel positief kunnen worden ervaren. Het is het mooist als gemeenten de mogelijkheden krijgen om op een hoger niveau te beschermen, waarbij alleen het minimumniveau vaststaat. Verder is nog geen antwoord gegeven op mijn vraag over de locatie. De staatssecretaris spreekt over de plaats waar mensen verblijven. Het totale voetbalterrein is dus een locatie, of is dat het clubgebouw? Als je niet uitkijkt, komt hierover zoveel verwarring, dat binnen de kortste keren allerlei gerechtelijke procedures worden aangespannen. Ik ben blij dat de staatssecretaris het met mij eens is: hoe slechter de wet, hoe meer advocaten verdienen.
De heerVan der Staaij(SGP)
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Belangrijke discussies over de bandbreedte en het onderscheid tussen concentratie- en niet-concentratiegebieden waren helder. Onze voorkeur blijft uitgaan naar de benadering van CDA en VVD, vanuit de gedachte dat dit de gemeenten extra gelegenheid biedt om in verordeningen maatwerk te leveren, zodat wordt gekozen voor een generieke en lage normstelling. Dat kan weliswaar bestuurslast voor gemeenten betekenen, maar ook maatwerk, waarbij wij eerder kiezen voor gemeentelijk maatwerk dan voor rijksmaatwerk. Zegt de staatssecretaris, gehoord deze discussie, zelf nog te komen met een nota van wijziging, of niet?
StaatssecretarisVan Geel
Voorzitter. Een meerderheid van de Kamer draait de zaak om en zegt: pak het basisniveau en lever vandaaruit maatwerk. Ik denk niet dat het wijs is om met wijzigingsvoorstellen te komen. Ik hoop dat het debat ertoe leidt dat de Kamer en wij nadenken over onze argumenten, inclusief het effect op het aantal geurgehinderden. In de schriftelijke gedachtewisseling blijkt dan wel of dat gat te dichten valt. Ik hoop niet dat u denkt dat wij, na de indiening van een wetsvoorstel waarover heel goed is nagedacht, zeggen: dat doen wij anders. Ik heb aangegeven wat de overwegingen zijn geweest en constateer tevreden dat veel punten op overeenstemming kunnen rekenen. Het gaat om de wijze waarop je dit aanpakt. Een uitzondering, het beschermingsniveau van de bedrijfswoning, moet niet als generieke maat worden gebruikt; ik wil een hogere generieke maat, met een uitzonderingsmogelijkheid. Ik vraag aandacht voor de meer praktisch-operationele kant, en de Kamer vraagt aandacht voor de vraag of mijn angst voor administratieve lasten wel gerechtvaardigd is. Wij zullen daarover nadenken.
De heerKoopmans(CDA)
Ik denk dat wij het tempo erin houden als wij de eerste week na het reces een verslag inleveren. Dan kan de staatssecretaris daar snel op reageren, zodat het allemaal snel in werking kan treden.
StaatssecretarisVan Geel
Ook wij willen snel zaken doen, ja.
Tegen de heer Van den Brink zeg ik het volgende: wij hebben nu stankcirkels, die geen getrouwe weergave van de werkelijkheid geven. De windrichting in Nederland is overheersend zuidwest. Er is daarom gekozen voor een spreidingsmodel waarin rekening is gehouden met de realiteit, en dus met de overheersende windrichting in dit land. Dat is een elegante manier om de werkelijkheid zo dicht mogelijk te benaderen.
De heerVan den Brink(LPF)
De laatste twee maanden zit de wind voor 55% tussen zuidoost en noordwest.
StaatssecretarisVan Geel
Er is een verschil tussen weer en klimaat.
De voorzitter:
Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd:
- het onderzoeksrapport van Alterra over de normstelling bij diverse gemeenten komt op korte termijn naar de Kamer;
- in het voorjaar komt het wetsvoorstel inzake ammoniak en veehouderij naar de Kamer;
- de ontwerpvisie voor een ministeriële regeling komt naar de Kamer als er geen grote juridische bezwaren zijn; zijn die er wel, dan komt er een beleidsbrief;
- diverse onderwerpen komen nog terug bij de behandeling van het wetsvoorstel door de Kamer.
Sluiting 11.18 uur.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Eerdmans (LPF), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Lenards (VVD).
Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Herben (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van As (LPF), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA), Örgü (VVD) en Veenendaal (VVD).
Samenstelling:
Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Fierens (PvdA), ondervoorzitter, Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA), Hermans (LPF), Veenendaal (VVD) en Lenards (VVD).
Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Van den Brink (LPF), Knops (CDA), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Vergeer (SP), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koşer Kaya (D66), Boelhouwer (PvdA), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Roefs (PvdA), Varela (LPF), Oplaat (VVD) en Van der Sande (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30453-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.