B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 21 april
2005 en het nader rapport d.d. 21 november 2005, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 12 april 2005, no. 05.001338, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de
Republiek Bulgarije inzake de export van socialezekerheidsuitkeringen; Sofia,
9 februari 2005, met toelichtende nota.
Het Verdrag bevat handhavingsafspraken waardoor verificatie en controle
mogelijk zijn van gegevens die nodig zijn bij de uitvoering van socialeverzekeringswetten.
Deze afspraken zijn op grond van de Wet beperking export uitkeringen (Wet
BEU) noodzakelijk, omdat alleen export van uitkeringen kan plaatsvinden als
de rechtmatigheid ervan kan worden gecontroleerd. De Raad van State kan zich
vinden in goedkeuring van het Verdrag. Hij mist echter enkele aspecten in
de toelichtende nota en adviseert daar nog op in te gaan.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 12 april
2005, nr. 05.001338, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit
advies, gedateerd 21 april 2005, nr. W12.05.0121/IV, bied ik U hierbij
aan.
1. In het Verdrag zijn bepalingen opgenomen om de rechtmatigheid
van betalingen te kunnen controleren ten aanzien van rechthebbenden van een
Nederlandse uitkering die in Bulgarije wonen.1
Aanleiding hiervoor is de totstandkoming van de Wet BEU.
Ingevolge artikel 39 van de Associatieovereenkomst EG-Bulgarije2 (hierna: Associatieovereenkomst) dienen pensioenen of
renten uit hoofde van ouderdom, overlijden, arbeidsongeval of beroepsziekte
vrij te worden overgemaakt vanuit de lidstaat, behalve uitkeringen waarvoor
geen premie is betaald. Ingevolge artikel 40 van de Associatieovereenkomst
stelt de Associatieraad passende bepalingen en gedetailleerde regels op ter
uitvoering van de in artikel 39 van de Associatieovereenkomst vermelde doelstelling
en voor de administratieve samenwerking tussen Bulgarije en Nederland.
Een en ander brengt mee dat dezelfde aspecten van sociale zekerheid zowel
in de Associatieovereenkomst als in het Verdrag worden geregeld. De Raad adviseert
in de toelichtende nota een uiteenzetting over de verhouding tussen de
desbetreffende bepalingen uit de Associatieovereenkomst en het Verdrag op
te nemen.
1. Op advies van de Raad is in de toelichtende nota, in paragraaf 1.3.1.,
ingegaan op de verhouding tussen de Associatieovereenkomst EG-Bulgarije en
het verdrag.
2. Artikel 14, tweede lid, van het Verdrag voorziet in de inwerkingtreding
van artikel 4 van het Verdrag met terugwerkende kracht vanaf 1 januari
2003 voor het Koninkrijk der Nederlanden. De Raad meent dat de terugwerkende
kracht in de toelichtende nota nader moet worden toegelicht.
2. Inzake het met terugwerkende kracht inwerkingtreden van artikel
4 is, conform het advies van de Raad, in de toelichtende nota een passage
met nadere uitleg opgenomen bij de toelichting op artikel 14.
3. Per 1 januari 2007 zal naar verwachting Bulgarije tot de
Europese Unie toetreden. Deze toetreding heeft onder meer tot gevolg dat de
Europese socialezekerheidsverordeningen, waaronder Verordening (EEG) nr. 1408/71
van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende
de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen,
alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PbEG
L 149), de onderhavige materie zullen gaan beheersen. In de toelichtende
nota op het Verdrag wordt aan de gevolgen van de toetreding geen aandacht
besteed. De Raad adviseert dit alsnog te doen.
3. Aan het advies van de Raad om nader in te gaan op de gevolgen
van de toetreding van Bulgarije tot de Europese Unie, is gevolg gegeven middels
uitbreiding van de toelichtende nota met paragraaf 1.3.2.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag
wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag
vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
B. R. Bot