30 433
Wijziging van de wet tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van enkele inhoudelijke wijzigingen in de Telecommunicatiewet, de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Mijnbouwwet en enkele andere daarmee verbandhoudende wetten, de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001, de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997, de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen en diverse andere wetten (Veegwet EZ 2005)

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 22 februari 2006

De vaste commissie voor Economische Zaken1 belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

I Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij merken op dat het voorliggende wetsvoorstel het karakter heeft van een novelle en het gevolg is van de constatering van een aantal provincies dat in het kader van de Veegwet EZ 2005 onder meer een wijziging van de bevoegdheidsverdeling inzake milieuvergunningen met betrekking tot ondergrondse opslag van stoffen werd doorgevoerd. Deze wijziging van bevoegdheden is klaarblijkelijk niet met de provincies (IPO) en andere betrokken bestuursorganen overlegd. Deze leden zouden graag van de regering vernemen hoe het kan dat over een dergelijke, voor de provincies belangrijke bevoegdheidskwestie geen overleg heeft plaatsgevonden? Welke maatregelen heeft de regering genomen om herhaling van dergelijke kwesties in de toekomst te voorkomen? Heeft de regering voorafgaand aan het indienen van het wetsvoorstel een afschrift van dit wetsvoorstel ter beoordeling toegestuurd aan IPO en VNG? Zo nee, is de regering bereid toe te zeggen dat IPO en VNG in de toekomst tenminste een definitief concept van wetsvoorstellen zullen ontvangen die mogelijk kunnen raken aan belangen van provincies en gemeenten?

Tijdens de eerdere behandeling van de Veegwet EZ 2005 (kamerstukken 30 027) is bij amendement op stuk nr. 10 voorgesteld in de Gaswet vast te leggen dat belanghebbenden bezwaar en beroep bij het CBB kunnen instellen tegen de krachtens artikel 81 Gaswet vastgestelde methodebesluiten. De regering heeft op dit amendement instemmend gereageerd. Tijdens voornoemd wetgevingsoverleg heeft de regering evenwel gewezen op een onjuiste verwijzing in het amendement. De indieners van het amendement waren in de veronderstelling dat deze onvolkomenheid in navolging van de opmerking van de regering nadien in het amendement was hersteld. Inmiddels is gebleken dat deze onvolkomenheid, het opnemen van een verwijzing naar artikel 81 in artikel 14 Gaswet in plaats van het beoogde artikel 61 Gaswet, niet uit het amendement was verwijderd. Van de met deze novelle geboden gelegenheid wordt door de leden van de CDA-fractie gebruik gemaakt bedoelde onvolkomenheid alsnog te herstellen. Hiertoe is een amendement ingediend.

Van de met deze novelle geboden gelegenheid wordt tevens gebruik gemaakt een eerder tijdens het wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met de implementatie en aanscherping van het toezicht op het netbeheer (kamerstukken 29 372) ingediend amendement (op stuk nr. 60), inhoudende dat GTS verplicht zou worden onder bepaalde in artikel 10a, eerste lid, Gaswet omschreven voorwaarden flexibiliteitsdiensten aan te bieden aan marktpartijen, nader toe te lichten. Met de aanvaarding van dit door de leden Hessels en Crone ingediende amendement is in de Gaswet vastgelegd dat GTS aan een ieder die daarom verzoekt de gevraagde flexibiliteitsdiensten moet aanbieden. Deze op GTS rustende verplichting geldt evenwel alleen voor die flexibiliteitsdiensten waarvoor GUTS beschikt over een economische machtspositie op de markt voor flexibiliteitsdiensten. Inmiddels is door de Raad van Bestuur van de NMa op basis van gedegen onderzoek (rapportages Frontier) vastgesteld dat GUTS beschikt over een economische machtspositie op de markt voor uur-, dag-, week- en seizoensflexibiliteit. Op basis van deze constatering heeft de Raad van Bestuur van de NMa op 5 december 2005 het methodebesluit flexibiliteitsdiensten vastgesteld. Uit de discussie rondom het door de Raad van Bestuur van de NMa vastgestelde methodebesluit flexibiliteitsdiensten is gebleken dat er bij betrokkenen klaarblijkelijk onduidelijkheid bestaat over de betekenis van het in artikel 10a, eerste lid, aanhef en onderdeel d, Gaswet bedoelde begrip flexibiliteitsdiensten. Teneinde deze onduidelijkheid weg te nemen zal de betekenis van het in artikel 10a, eerste lid, aanhef en onderdeel d, Gaswet bedoelde begrip «flexibiliteitsdiensten» nader worden toegelicht. Het in artikel 10a, eerste lid, aanhef en onderdeel d, Gaswet bedoelde begrip flexibiliteitsdiensten, moet, zoals ook blijkt uit de tekst van artikel 10a, eerste lid, aanhef en onderdeel d, Gaswet, ruim worden uitgelegd. Het in artikel 10a, eerste lid, Gaswet gebruikte begrip «flexibiliteitsdiensten bevat geen enkele beperking ten aanzien van in de praktijk te onderscheiden typen flexibiliteitsdiensten. Het in artikel 10a Gaswet gebruikte begrip flexibiliteitsdiensten ziet derhalve op alle diensten die een gasverbruiker in staat stellen fluctuaties in zijn gasafnamepatroon op te vangen alsmede alle diensten die een netgebruiker («shipper») in staat stellen invoeding en ontrekking van gas aan het gasnet binnen een bepaalde periode op elkaar af te stemmen. Zoals uit het voorgaande blijkt heeft elk soort dienst dus zijn eigen specifieke groep afnemers. Zo zullen flexibiliteitsdiensten die tot doel hebben fluctuaties in het gasafnamepatroon op te vangen, zoals uur-, dag-, week- en seizoensflexibiliteit, vooral worden gecontracteerd door tuinders, zakelijke gasverbruikers en leveranciers van gas die geen transportdiensten voor hun klanten verzorgen. De flexibiliteitsdiensten die een netgebruiker («shipper») in staat stellen de op een gasnet ingevoede hoeveelheid gas en de hoeveelheid aan het gasnet onttrokken gas binnen een bepaalde periode op elkaar af te stemmen, de zogeheten tolerantiediensten, zullen in de praktijk alleen worden gecontracteerd door leveranciers en handelaren die transportdiensten afnemen van GTS. In de toelichting op het door de leden Hessels en Crone ingediende amendement op stuk nr. 60 is overigens uitdrukkelijk aangegeven dat de in artikel 10a, eerste lid, aanhef en onderdeel d, Gaswet ziet op beide groepen flexibiliteitsdiensten. Zo is in de toelichting op het amendement aangegeven dat de in artikel 10a, eerste lid, Gaswet bedoelde flexibiliteitsdiensten zien op diensten zoals uur-, dag- en weekflexibiliteit. Deze diensten zijn flexibiliteitsdiensten die een gasverbruiker in staat stellen variaties in zijn gasafnamepatroon op te vangen. Daarnaast is in de toelichting op het amendement tevens aangegeven, dat de in artikel 10a, eerste lid, Gaswet bedoelde flexibiliteitsdiensten ook betrekking hebben op tolerantiediensten. Dit zijn diensten die een netgebruiker («shipper») in staat stellen invoeding en ontrekking van gas aan het gasnet op elkaar af te stemmen. Dat de in artikel 10a, eerste lid, aanhef en onderdeel d, Gaswet bedoelde term «flexibiliteitsdiensten» betrekking heeft op beide soorten diensten volgt overigens ook uit de tekst van artikel 10a, eerste lid, aanhef en onderdeel d, Gaswet. Zo verplicht dit artikel GTS uitdrukkelijk flexibiliteitsdiensten aan te bieden aan «een ieder» die daarom verzoekt. Met de zinsnede «een ieder» is in de wetstekst tot uitdrukking gebracht dat genoemde verplichting van GTs zich niet alleen richt tot netgebruikers («shippers»), maar ook tot personen die geen transportdiensten van GTS afnemen, zoals tuinders, industriële gasverbruikers en leveranciers die slechts gas leveren aan gasverbruikers en het transport laten verzorgen door derden. Zouden de indieners van het amendement op stuk nr. 60 slechts het oog hebben gehad op een tot GTS gerichte verplichting tot het aanbieden van tolerantiediensten, dan zouden de indieners bij het formuleren van de tekst van artikel 10a, eerste lid, aanhef en onderdeel d, Gaswet niet hebben gekozen voor de zinsnede «een ieder», maar de term«netgebruikers» in de wetstekst hebben gehanteerd. Met het opnemen van de zinsnede «een ieder» is dus tot uitdrukking gebracht dat de door GTS aan te bieden flexibiliteitsdiensten zowel zien op diensten die gasverbruikers in staat stellen variaties in hun gasafnamepatroon op te vangen als diensten die netgebruikers («shippers») in staat stellen de binnen een bepaalde periode op het gasnet ingevoede hoeveelheid gas en de aan het gasnet ontrokken hoeveelheid gas op elkaar af te stemmen. Het in artikel 10a, eerste lid, aanhef en onderdeel d, Gaswet bedoelde begrip flexibiliteitsdiensten moet ruim worden uitgelegd. Hieruit mag evenwel niet worden afgeleid dat op GTS krachtens artikel 10a, eerste lid, aanhef en onderdeel d, Gaswet een onbeperkte verplichting tot het aanbieden van alle mogelijke flexibiliteitsdiensten zou rusten. Een eerste uit artikel 10a, eerste lid, Gaswet voortvloeiende beperking is dat GTS slechts die flexibiliteitsdiensten moet aanbieden waarvoor GUTS op de markt voor flexibiliteitsdiensten beschikt over een economische machtspositie. Indien geen sprake is van een economische machtspositie van GUTS voor een bepaald type flexibiliteitsdienst geldt dat GTS deze flexibiliteitsdienst op grond van de Gaswet niet behoeft aan te bieden. Dit verband tussen de door GTS aan te bieden flexibiliteitsdiensten en flexibiliteitsdiensten waarvoor GUTS een economische machtspositie heeft is in de tekst van artikel 10a, eerste lid, aanhef en onderdeel d, Gaswet tot uitdrukking gebracht door het gebruik van de term «voor zover». Daarnaast geldt als aanvullend vereiste dat GTS slechts verplicht is die flexibiliteitsdiensten aan te bieden waar door marktpartijen, zoals «shippers», gasleveranciers en afnemers, om wordt gevraagd. Dit element vindt zijn wettelijke basis in de in artikel 10a, eerste lid, onderdeel d, Gaswet opgenomen zinsnede «een ieder die daarom verzoekt». Flexibiliteitsdiensten die niet door marktpartijen worden gevraagd aan GTS behoeven logischerwijs niet door GTS te worden aangeboden. De tot GTS gerichte verplichting tot het aanbieden van flexibiliteitsdiensten geldt uiteraard wel voor alle flexibiliteitsdiensten waarvoor GUTS beschikt over een economische machtspositie en waar vraag naar bestaat bij marktpartijen. Teneinde elke onduidelijkheid over de betekenis van het in artikel 10a, eerste lid, aanhef en onderdeel d, Gaswet bedoelde begrip flexibiliteitsdiensten weg te nemen wordt door deze leden een amendement ingediend waarmee het begrip flexibiliteitsdiensten nader, overeenkomstig de daaraan door de indieners van het amendement op stuk nr. 60 gegeven toelichting, wordt omschreven. Zoals uit het voorgaande duidelijk zal zijn geworden is in de toelichting op artikel 15 van de Ministeriële regeling tariefstructuren en voorwaarden gas een te beperkte en daarmee onjuiste uitleg van het begrip flexibiliteitsdiensten opgenomen. De Minister wordt verzocht de toelichting op artikel 15 van bedoelde ministeriële regeling zodanig aan te passen dat deze in overeenstemming wordt gebracht met het begrip flexibiliteitsdiensten als opgenomen in artikel 10a, eerste lid, aanhef en onderdeel d, Gaswet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Hofstra

De adjunct-griffier van de commissie,

De Veth


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), Voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Weekers (VVD), Slob (CU), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Jungbluth (GL) en Irrgang (SP).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Dittrich (D66), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Duyvendak (GL), Joldersma (CDA), Van Egerschot (VVD), Van der Vlies (SGP), Varela (LPF), Hermans (LPF), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Vacature (algemeen), De Haan (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD), Van Dijk (CDA), Van Gent (GL) en Gerkens (SP).

Naar boven