30 432
Voorstel van wet van de leden Depla en B.M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw

nr. 7
VERSLAG

Vastgesteld 7 september 2006

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig initiatiefwetsvoorstel van de leden Depla en B.M. de Vries. Zij constateren dat met dit wetsvoorstel beoogd wordt de inhoud van de in 2000 door de Tweede Kamer aangenomen motie-Giskes/De Vries (26 727, nr. 106) te realiseren. De uitvoering van bedoelde motie is de regering bij monde van de destijds staatssecretaris van Financiën wel toegezegd maar niet uitgevoerd.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van bovengenoemd wetsvoorstel. Zij zijn verheugd over het feit dat dit wetsvoorstel kan bijdragen aan een vergroting van de markt van financiële aanbieders, wat tot meer concurrentie kan leiden en een grotere transparantie in de kostenstructuren van financiële producten kan bewerkstelligen. Vooral voor ondernemers die onder de inkomstenbelasting vallen en alleen in derde pijler met een lijfrentepolis een voorziening kunnen treffen voor hun oude dag en/of nabestaanden zal dit wetsvoorstel de keuzemogelijkheid vergroten.

Inhoud van het wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie zeggen elk initiatief dat leidt tot transparantie en lagere kosten op de markt voor aanvullende pensioenproducten toe te juichen. Maar zij zien in de memorie van toelichting niet aangetoond hoe dit wetsvoorstel tot meer transparantie zal leiden. Immers, een koopsompolis bij een verzekeraar kent een verzekeringsdeel bij vroegtijdig overlijden dat het hier voorgestelde bancaire product niet kent. Kunnen initiatiefnemers toelichten hoe een goede vergelijking gemaakt kan worden tussen deze twee vormen? En op welke wijze zal een koper inzicht hebben in de kostenstructuur van dit bancaire product?

De leden van de CDA-fractie hechten er echt aan dat twee mensen voor elkaar kunnen zorgen als één van de twee partners eerder komt te overlijden. Daarom hebben zij ook het intiatief genomen om een nabestaandenpensioen voor iedereen bereikbaar te maken en hebben daarbij de steun gehad van de initiatiefnemers. Tegelijk merken zij wel op dat bij banksparen er meestal geen dekking is voor een achterblijvende partner: bij het overlijden met weinig opbouw blijft er een zeer bescheiden kapitaal over voor de achterblijvende partner. En bij opname over een periode van 20 jaar is er, zeker wanneer er een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen de partners aanwezig is, een forse kans dat de overblijvende partner door het geld heen raakt. Hebben de initiatiefnemers overwogen om met voorstellen te komen, waardoor het ten minste altijd mogelijk is om de achterblijvende partner verzorgd achter te laten?

De leden van de CDA-fractie constateren dat middels dit wetsvoorstel het maximum bedrag waarover lijfrente kan worden opgebouwd met bijna 40% wordt verlaagd. Zijn initiatiefnemers voorstander van het beperken van de mogelijkheid tot het opbouwen van pensioenen in de derde pijler of kiezen zij ervoor om de omkeerregel langzaam uit te hollen?

Erkennen initiatiefnemers dat dit met name gevolgen zal hebben voor zelfstandige ondernemers, omdat die voor hun pensioenopbouw afhankelijk zijn van de derde pijler? Kan een inschatting worden gegeven van het aantal belastingplichtigen dat door deze dekkingsmaatregel getroffen wordt alsook de koopkrachtgevolgen die daarmee gepaard gaan?

In de memorie van toelichting missen de leden van de CDA-fractie een toelichting op de verhouding tussen banksparen en de levensloopregeling. Zij verzoeken de initiatiefnemers toe te lichten welke samenhang zij zien tussen de levensloop, waar werknemers aan kunnen deelnemen en het voorgestelde banksparen, dat slechts gebruikt kan worden voor pensionering na de leeftijd van 65 jaar. Welke filosofie op de levensloop van mensen zit er achter dit wetsvoorstel? Voorziet het wetsvoorstel in mogelijkheden om tegoeden tussen de twee regelingen uitwisselbaar te maken of zijn deze wenselijk?

De leden van de CDA-fractie zien graag een vergelijking tussen banksparen en koopsompolissen van verzekeraars op de volgende punten:

• informatieverplichtingen van de aanbieder aan de klant, zoals een financiële bijsluiter en een polis;

• renseigneringsverplichtingen;

• afkoopmogelijkheden bij een klein tegoed;

• het invullen van de zorgplicht door de aanbieder;

• overhevelen van opgebouwde saldi van verzekeraar naar bank en omgekeerd.

Wanneer bij bovenstaande punten voor een verschil gekozen is, wat is dat de achterliggende reden, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat nieuwe aanbieders op de financiële markt te maken krijgen met dezelfde fiscale verplichtingen en verplichtingen vanuit de toezichthouder. Leidt dit niet tot toename van de administratieve lasten? Zal dit ook niet op de consument worden afgewenteld? Is ook rekening gehouden met de kosten ten aanzien van de stringente eisen vanuit de zorgplicht inzake de voorlichting aan de consument op het gebied van oudedagsvoorzieningen, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie vragen wat een verlaging van het maximum van de premiegrens betekent voor vooral de zelfstandigen die geen aanvullende pensioenopbouw hebben en voor hun oudedagsvoorziening afhankelijk zijn van de lijfrente: een beperking van de opbouw van de oudedagsvoorziening?

Hoe verhoudt dit initiatiefwetsvoorstel zich tot de Fiscale Oudedagsreserve? Banken ontvangen provisie voor het bemiddelen voor lijfrenten die bij een verzekeraar worden ondergebracht. Deze inkomsten zullen grotendeels wegvallen als gekozen wordt voor geblokkeerd banksparen. Zal de bank dit verlies aan inkomsten niet gaan compenseren, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de PvdA-fractie vragen of het mogelijk is dat het opgebouwde lijfrentesaldo kan overgaan van verzekeraar naar bank. Andersom, van bank naar verzekeraar overhevelen van saldi, lijkt geen probleem, zo merken deze leden op. In het verlengde van het vorige punt is tevens de vraag hoe expirerend lijfrentekapitaal bij de verzekeraar, waarop het pre-Brede Herwaardering-regime van toepassing is, kan overgaan naar de bank. Moet hiervoor speciaal overgangsrecht worden geschreven?

De splitsing op één polis in een box 1-lijfrente (voor het aftrekbare deel van de premie) en een box 3-deel (voor het niet-aftrekbare deel van de premie) leidt bij verzekeraars tot veel administratieve lasten en problemen. De banken krijgen met het voorstel mogelijk soortgelijke problemen. Veel verzekeraars gaan in hun offerte ervan uit dat de lijfrente geheel in box 1 zit. Geldt dit ook voor banken, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

In het wetsvoorstel bestaat voor de bank geen verzekerde, het gaat om een spaarder/belegger. De begunstigde wordt wel genoemd in de voorwaarden. Gevolg hiervan is bijvoorbeeld dat een gedeclausuleerde uitkering bij overlijden bij bancair sparen niet mogelijk is. Bij een verzekeraar kan de uitkering bij overlijden worden «gedeclausuleerd» (er wordt dan een bedrag ineens uitgekeerd) en belastingvrij ontvangen. Een deel van de premie is dan niet aftrekbaar. Bij de bank kan dit niet doordat er geen verzekerde is opgenomen. Graag zien de leden van de PvdA-fractie een reactie van initiatiefnemers tegemoet.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat vast staat dat bij het voorstel voor banksparen een derde (zijnde iemand anders dan erfgenaam of partner) niet als begunstigde voor een nabestaandenlijfrente kan fungeren. Bij de verzekeraar kan dit wel. Ook ondernemers zijn voor wat betreft de nabestaandendekking slechter uit in het voorstel voor banksparen. Kunnen initiatiefnemers het verschil tussen traditioneel lijfrente sparen en pensioensparen verduidelijken voor wat betreft nabestaanden?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de situatie bij kleine polissen onhelder is. De memorie van toelichting noemt een bedrag op jaarbasis, maar betekent dat per belastingplichtige, uitvoerder of per polis?

Internationale aspecten

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de internationale aspecten in de memorie van toelichting kort worden beschreven. Kan Nederland eenzijdig bepalen dat een bancair lijfrentesparen onder «lijfrente» valt of is hiervoor overleg/overeenstemming verdragspartijen nodig? Is de spaarrenterichtlijn van toepassing? Wellicht kan op deze en andere internationale vragen wat dieper ingegaan worden.

Budgettaire consequenties en administratieve lasten

De leden van de CDA fractie missen een onderbouwing van de financiële kosten van het wetsvoorstel en gaarne zien ze die tegemoet. Tevens merken zij op dat ACTAL een toename van de administratieve lasten berekend heeft en uitkomt op 2,5 miljoen euro per jaar. Zijn de initiatiefnemers voornemens om voor deze lasten met compensatievoorstellen te komen?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de verwachting is dat door de lagere kosten het aantal belastingplichtigen dat van de lijfrentepremieaftrek gebruik gaat maken zal stijgen. In de toelichting is te lezen dat deze budgettaire lasten met 100 miljoen zullen toenemen. Kan dit nader worden onderbouwd? Kan cijfermatig worden geïllustreerd hoe deze raming tot stand is gekomen?

De voorzitter van de commissie,

Tichelaar

De waarnemend griffier van de commissie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Halsema (GL), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Smits (PvdA), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Koopmans (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Heemskerk (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Van Egerschot (VVD), Irrgang (SP), Willemse-van der Ploeg (CDA) en Vacature (LPF).

Plv. leden: Rouvoet (CU), Koenders (PvdA), Dittrich (D66), Balemans (VVD), Kortenhorst (CDA), Vacature (PVDA), Duyvendak (GL), Van Gent (GL), Vacature (algemeen), De Krom (VVD), Atsma (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Mosterd (CDA), De Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Stuurman (PvdA), Schippers (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), De Vries (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van Beek (VVD), Gerkens (SP), Rambocus (CDA) en Eerdmans (LPF).

Naar boven