30 432
Voorstel van wet van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw of aflossing eigenwoningschuld

nr. 17
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 29 juni 2007

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

a. In het in onderdeel Ab opgenomen artikel 3.116a, tweede lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt «de belastingplichtige» vervangen door «de rekeninghouder». Voorts wordt «het hoogste van de in totaal in een jaar overgemaakte bedragen niet meer bedraagt dan het tienvoud van de in totaal in een jaar overgemaakte bedragen» vervangen door: het hoogste totaal van in een jaar overgemaakte bedragen niet meer bedraagt dan het tienvoud van het laagste totaal van in een jaar overgemaakte bedragen.

b. In het in onderdeel Ab opgenomen artikel 3.116a, derde lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt «de belastingplichtige» vervangen door «de eigenaar van het beleggingsrecht». Voorts wordt «het hoogste van de in totaal in een jaar overgemaakte bedragen niet meer bedraagt dan het tienvoud van de in totaal in een jaar overgemaakte bedragen» vervangen door: het hoogste totaal van in een jaar overgemaakte bedragen niet meer bedraagt dan het tienvoud van het laagste totaal van in een jaar overgemaakte bedragen.

c. In het in onderdeel Ab opgenomen artikel 3.116a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt «vervreemd» vervangen door: vervreemd of verdeeld.

d. In het in onderdeel E opgenomen artikel 3.126a, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt «artikel 60» vervangen door: artikel 66.

e. In onderdeel F, tweede lid, wordt «€ 61 224» vervangen door: € 47 700.

f. In onderdeel N vervalt «3.118, ».

g. Het opschrift van het in onderdeel O opgenomen artikel 10a.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt vervangen door:

Artikel 10a.6 Overgangsrecht voor op 16 mei 2007 bestaande kapitaalverzekeringen eigen woning

2

In het in artikel IV opgenomen artikel 25, vijfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt « ter verkrijging van geblokkeerde rechten van deelneming» vervangen door: ter verkrijging van een of meer geblokkeerde rechten van deelneming.

3

Na artikel V wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VA

In artikel 23 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970 wordt «7 percent» vervangen door: 7,5 percent.

Toelichting

I. ALGEMEEN

Met de onderhavige nota van wijziging wordt de aanvankelijk voorgestelde afschaffing van de indexering van de vrijstelling voor het voordeel uit kapitaalverzekering eigen woning teruggedraaid. De afschaffing van deze indexering diende ter dekking van de budgettaire consequenties van het voorstel om sparen voor de aflossing van de eigenwoningschuld via een geblokkeerde spaarrekening of een geblokkeerd beleggingsrecht – zoveel mogelijk naar analogie van het regime voor de kapitaalverzekering eigen woning – fiscaal te ondersteunen. Deze dekking wordt thans gevonden in de budgettaire opbrengst van de eveneens in de onderhavige nota van wijziging voorgestelde verhoging van het tarief van de assurantiebelasting met 0,5%-punt. Aangezien de laatstgenoemde maatregel tot een opbrengst van structureel € 61 mln leidt en structureel € 30 mln nodig is voor de hiervoor genoemde dekking, kan tevens een deel van de opbrengst worden aangewend voor een beperking van de in het voorstel van wet opgenomen verlaging van de voor de aftrek van lijfrentepremies geldende maximumpremiegrondslag. In dat kader wordt thans voorgesteld om deze maximumpremiegrondslag niet te verlagen met € 61 224, maar te volstaan met een verlaging met € 47 700. Het eerder voorgestelde overgangsrecht voor op 16 mei 2007 bestaande kapitaalverzekeringen eigen woning blijft gehandhaafd.

Verder worden in deze nota van wijziging de redactionele kanttekeningen van de Raad van State, zoals opgenomen in de bijlage bij het met betrekking tot de eerste en tweede nota van wijziging uitgebrachte advies van de Raad van State (no. W06.07.0132/III), verwerkt. Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om een onjuiste verwijzing te herstellen.

II. ONDERDEELSGEWIJS

Onderdeel 1, onder a, b en c

Artikel I, onderdeel Ab (artikel 3.116a Wet inkomstenbelasting 2001)

Met deze wijzigingen wordt de voorgestelde tekst van artikel 3.116a Wet inkomstenbelasting conform de redactionele kanttekeningen van de Raad van State, zoals opgenomen in de bijlage bij het met betrekking tot de eerste en tweede nota van wijziging uitgebrachte advies van de Raad van State (no.W06.07.0132/III), aangepast. Met deze wijzigingen is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Onderdeel 1, onder d

Artikel I, onderdeel E (artikel 3 126a Wet inkomstenbelasting 2001)

Met deze wijzigingen wordt een onjuiste verwijzing hersteld. Met deze wijziging, die voortvloeit uit een eerdere hernummering van een aantal artikelen in de Pensioenwet, is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Onderdeel 1, onder e

Artikel I, onderdeel F (artikel 3 127 Wet inkomstenbelasting 2001)

Voorgesteld wordt om de in het voorstel van wet opgenomen verlaging van de voor de aftrek van lijfrentepremies geldende maximumpremiegrondslag met € 61 224 te vervangen door een verlaging met € 47 700. De verlaging van de maximumpremiegrondslag dient ter dekking van de budgettaire consequenties van het voorstel om sparen voor de oude dag via een geblokkeerde spaarrekening of een geblokkeerd beleggingsrecht – zoveel mogelijk naar analogie van het regime voor lijfrenteverzekeringen – fiscaal te ondersteunen. Deze dekking wordt thans echter deels gevonden in de budgettaire opbrengst van de eveneens in de onderhavige nota van wijziging voorgestelde verhoging van het tarief van de assurantiebelasting met 0,5%-punt.

Onderdeel 1, onder f

Artikel I, onderdeel N (artikel 10.1 Wet inkomstenbelasting 2001)

Voorgesteld wordt om de indexering van het bedrag van de in artikel 3.118 Wet IB 2001 opgenomen vrijstelling voor het voordeel uit kapitaalverzekering eigen woning alsnog te handhaven. De aanvankelijk voorgestelde afschaffing van deze indexering diende ter dekking van de budgettaire consequenties van het voorstel om sparen voor de aflossing van de eigenwoningschuld via een geblokkeerde spaarrekening of een geblokkeerd beleggingsrecht – zoveel mogelijk naar analogie van het regime voor de kapitaalverzekering eigen woning – fiscaal te ondersteunen. Deze dekking wordt thans echter gevonden in de budgettaire opbrengst van de eveneens in de onderhavige nota van wijziging voorgestelde verhoging van het tarief van de assurantiebelasting met 0,5%-punt.

Onderdeel 1, onder g

Artikel I, onderdeel O (artikel 10a.6 Wet inkomstenbelasting 2001)

Het voorgestelde artikel 10a.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 was in beginsel gekoppeld aan het aanvankelijke voorstel tot afschaffing van de indexering van het bedrag van het voordeel uit kapitaalverzekering eigen woning. Ook nu deze indexering wordt gehandhaafd, blijft het naar het oordeel van initiatiefnemers echter wenselijk om de in artikel 10a.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 opgenomen regeling te handhaven. Deze is namelijk ook van belang voor op 16 mei 2007 bestaande situaties waarin is gespeculeerd op een hogere toekomstige inflatie (en dus een hogere toekomstige indexatie) dan de daadwerkelijke toekomstige inflatie (en dus ook dan de daadwerkelijke toekomstige indexatie). Daarom wordt voorgesteld om deze regeling wel in te voeren, maar het opschrift van het artikel aan te passen.

Onderdeel 2

Artikel IV (artikel 25 Wet op de vennootschapsbelasting 1969)

Met deze wijziging wordt de voorgestelde tekst van artikel 25, vijfde lid, Wet inkomstenbelasting conform de redactionele kanttekeningen van de Raad van State, zoals opgenomen in de bijlage bij het met betrekking tot de eerste en tweede nota van wijziging uitgebrachte advies van de Raad van State (no. W06.07.0132/III), aangepast. Met deze wijziging is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Onderdeel 3

Artikel Va (artikel 23 Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970)

Voorgesteld wordt om het tarief van de assurantiebelasting met 0,5%-punt te verhogen naar 7,5%. Hiermee kan de indexering van het bedrag van de in artikel 3 118 Wet IB 2001 opgenomen vrijstelling voor het voordeel uit kapitaalverzekering eigen woning gehandhaafd blijven en hoeft de maximumpremiegrondslag uit artikel 3.127 Wet inkomstenbelasting 2001 niet met € 61 224 verlaagd te worden, maar kan worden volstaan met een verlaging met € 47 700.

Depla

Blok

Naar boven