nr. 31
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER HAM TER VERVANGING
VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 25
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I wordt na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende:
C1
Na artikel 15a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 15abis
1. Het verbod zonder vergunning een inrichting, waarin ten behoeve
van het opwekken van elektriciteit kernenergie kan worden vrijgemaakt, op
te richten, bedoeld in artikel 15, aanhef en onderdeel b, is van toepassing
indien Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
dat, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, heeft bepaald.
In afwijking van artikel 15 is het bij het ontbreken van zodanig besluit verboden
een dergelijke inrichting op te richten.
2. Het ontwerp van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt
overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal.
3. Onze in het eerste lid genoemde Minister betrekt bij zijn besluit
de opmerkingen die beide kamers der Staten-Generaal over het ontwerp naar
voren hebben gebracht.
II
In artikel I wordt na onderdeel W een onderdeel ingevoegd, luidende:
X
In artikel 80, eerste en tweede lid, wordt «de artikelen 15, 21»
vervangen door: de artikelen 15, 15abis, eerste lid, tweede volzin, 21.
III
Na artikel I worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IA
In de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht wordt aan onderdeel C
een onderdeel toegevoegd, luidende:
8. Artikel 15abis van de Kernenergiewet.
ARTIKEL IB
In artikel 51a, tweede lid, zevende gedachtestreepje, van de Uitleveringswet
wordt na «de artikelen 15,» ingevoegd: 15abis, eerste lid, tweede
volzin,.
ARTIKEL IC
In artikel 20.1, derde lid, van de Wet milieubeheer wordt na «de
Kernenergiewet» ingevoegd: , met uitzondering van artikel 15abis,.
IV
In artikel II wordt «15f, eerste en zesde lid,» vervangen
door: 15abis, eerste lid, tweede volzin, 15f, eerste en zesde lid,.
V
Na artikel IIA wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIB
Artikel 15abis van de Kernenergiewet is niet van toepassing op inrichtingen
ten aanzien waarvan op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een
vergunning voor het oprichten van de inrichting als bedoeld in artikel 15,
aanhef en onderdeel b, van die wet is verleend.
Toelichting
Dit amendement wordt gewijzigd in verband met een wetstechnische aanpassing
als gevolg van de vierde nota van wijziging.
Het amendement introduceert in de Kernenergiewet een algemeen politiek
afweegmoment voorafgaande aan de openstelling van de vergunningprocedure die
de mogelijkheid geeft om vergunningen aan te vragen voor het bouwen van nieuwe
kerncentrales.
De indiener wijst er op dat de Nederlandse energiemix niet alleen tot
stand komt door marktwerking op de energiemarkt, maar tevens door een visie
van de overheid op deze mix. Daartoe moet de overheid belangen afwegen die
onder andere betrekking hebben op duurzaamheid, veiligheid, innovatie, kosten
en energieleveringszekerheid.
Om deze afweging te kunnen maken zonder een vergunningprocedure te doorsnijden
en daarmee de rechtszekerheid van betrokkenen te ondermijnen, is het wenselijk
om voorafgaande aan de openstelling van de procedure, een weegmoment in te
voegen.
Dit amendement bepaalt dat na inwerkingtreding van de gewijzigde Kernenergiewet
pas aanvragen voor vergunningen voor de bouw van nieuwe kerncentrales
in behandeling worden genomen nadat de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer na een besluit van de ministerraad en na overleg
met beide kamers der Staten-Generaal de vergunningprocedure van de Kernenergiewet
heeft opengesteld (zie het voorgestelde artikel 15abis, eerste lid, eerste
volzin).
Zonder dit besluit van de ministerraad en discussie in de Staten Generaal,
is het niet toegestaan nieuwe kerncentrales te bouwen. Dit volgt uit het verbod
zoals opgenomen in het voorgestelde artikel 15abis, eerste lid, tweede volzin.
Indien de vergunningprocedure wel wordt opengesteld, vindt vervolgens
de reguliere, in de Kernenergiewet opgenomen procedure van vergunningverlening
plaats. Dit amendement brengt daarin geen wijziging.
Het amendement heeft alleen betrekking op vergunningen voor het oprichten
(de bouw) van nieuwe kerncentrales. Het amendement brengt geen wijziging in
het vergunningenstelsel voor latere fasen zoals het in werking brengen en
in werking houden van een kerncentrale.
Het nieuw in te voegen politieke afweegmoment is als volgt vormgegeven.
Het tweede lid van het voorgestelde artikel 15abis schrijft voor dat beide
kamers der Staten-Generaal vooraf moeten worden geconsulteerd. Het kabinet
moet bij het nemen van een beslissing omtrent openstelling van de vergunningprocedure
de opmerkingen betrekken die beide kamers der Staten-Generaal over het ontwerpbesluit
naar voren hebben gebracht. Deze verplichting is opgenomen in het derde lid
van het voorgestelde artikel 15abis.
De nieuwe artikelen IA en IC sluiten beroep bij de bestuursrechter tegen
een besluit als bedoeld in artikel 15abis uit. Hiervoor is gekozen omdat die
beslissing uiteindelijk een politiek oordeel vergt dat zich niet goed leent
voor rechterlijke toetsing.
Het voorgestelde artikel IIB maakt duidelijk dat dit amendement geen gevolgen
heeft voor bestaande vergunningsituaties.
De overige onderdelen van dit amendement bevatten technische aanpassingen,
nodig om te verzekeren dat het nieuwe verbod van artikel 15abis, eerste lid,
tweede volzin, op dezelfde wijze kan worden gehandhaafd als het bestaande
verbod van artikel 15 van de Kernenergiewet.
Van der Ham