30 429
Wijziging van de Kernenergiewet in verband met vereenvoudiging van het bevoegd gezag, invoering van een verplichting tot financiële zekerheidstelling en enkele andere wijzigingen

nr. 25
AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER HAM

Ontvangen 30 september 2009

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I wordt na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende:

C1

Na artikel 15a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15abis

1. Het verbod zonder vergunning een inrichting, waarin ten behoeve van het opwekken van elektriciteit kernenergie kan worden vrijgemaakt, op te richten, bedoeld in artikel 15, aanhef en onderdeel b, is van toepassing indien Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer dat, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, heeft bepaald. In afwijking van artikel 15 is het bij het ontbreken van zodanig besluit verboden een dergelijke inrichting op te richten.

2. Het ontwerp van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal.

3. Onze in het eerste lid genoemde Minister betrekt bij zijn besluit de opmerkingen die beide kamers der Staten-Generaal over het ontwerp naar voren hebben gebracht.

II

In artikel I wordt na onderdeel W een onderdeel ingevoegd, luidende:

X

In artikel 80, eerste en tweede lid, wordt «de artikelen 15, 21» vervangen door: de artikelen 15, 15abis, eerste lid, tweede volzin, 21.

III

Na artikel I worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IA

In de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht wordt aan onderdeel C een onderdeel toegevoegd, luidende:

8. Artikel 15abis van de Kernenergiewet.

ARTIKEL IB

In artikel 51a, tweede lid, zevende gedachtestreepje, van de Uitleveringswet wordt na «de artikelen 15,» ingevoegd: 15abis, eerste lid, tweede volzin,.

ARTIKEL IC

In artikel 20.1, derde lid, van de Wet milieubeheer wordt na «de Kernenergiewet» ingevoegd: , met uitzondering van artikel 15abis,.

IV

In artikel II wordt «15f, eerste en zesde lid,» vervangen door: 15abis, eerste lid, tweede volzin, 15f, eerste en zesde lid,.

V

Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIA

Artikel 15abis van de Kernenergiewet is niet van toepassing op inrichtingen ten aanzien waarvan op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een vergunning voor het oprichten van de inrichting als bedoeld in artikel 15, aanhef en onderdeel b, van die wet is verleend.

Toelichting

Dit amendement introduceert in de Kernenergiewet een algemeen politiek afweegmoment voorafgaande aan de openstelling van de vergunningprocedure die de mogelijkheid geeft om vergunningen aan te vragen voor het bouwen van nieuwe kerncentrales.

De indiener wijst er op dat de Nederlandse energiemix niet alleen tot stand komt door marktwerking op de energiemarkt, maar tevens door een visie van de overheid op deze mix. Daartoe moet de overheid belangen afwegen die onder andere betrekking hebben op duurzaamheid, veiligheid, innovatie, kosten en energieleveringszekerheid.

Om deze afweging te kunnen maken zonder een vergunningprocedure te doorsnijden en daarmee de rechtszekerheid van betrokkenen te ondermijnen, is het wenselijk om voorafgaande aan de openstelling van de procedure, een weegmoment in te voegen.

Dit amendement bepaalt dat na inwerkingtreding van de gewijzigde Kernenergiewet pas aanvragen voor vergunningen voor de bouw van nieuwe kerncentrales in behandeling worden genomen nadat de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer na een besluit van de ministerraad en na overleg met beide kamers der Staten-Generaal de vergunningprocedure van de Kernenergiewet heeft opengesteld (zie het voorgestelde artikel 15abis, eerste lid, eerste volzin).

Zonder dit besluit van de ministerraad en discussie in de Staten Generaal, is het niet toegestaan nieuwe kerncentrales te bouwen. Dit volgt uit het verbod zoals opgenomen in het voorgestelde artikel 15abis, eerste lid, tweede volzin.

Indien de vergunningprocedure wel wordt opengesteld, vindt vervolgens de reguliere, in de Kernenergiewet opgenomen procedure van vergunningverlening plaats. Dit amendement brengt daarin geen wijziging.

Het amendement heeft alleen betrekking op vergunningen voor het oprichten (de bouw) van nieuwe kerncentrales. Het amendement brengt geen wijziging in het vergunningenstelsel voor latere fasen zoals het in werking brengen en in werking houden van een kerncentrale.

Het nieuw in te voegen politieke afweegmoment is als volgt vormgegeven. Het tweede lid van het voorgestelde artikel 15abis schrijft voor dat beide kamers der Staten-Generaal vooraf moeten worden geconsulteerd. Het kabinet moet bij het nemen van een beslissing omtrent openstelling van de vergunningprocedure de opmerkingen betrekken die beide kamers der Staten-Generaal over het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht. Deze verplichting is opgenomen in het derde lid van het voorgestelde artikel 15abis.

De nieuwe artikelen IA en IC sluiten beroep bij de bestuursrechter tegen een besluit als bedoeld in artikel 15abis uit. Hiervoor is gekozen omdat die beslissing uiteindelijk een politiek oordeel vergt dat zich niet goed leent voor rechterlijke toetsing.

Het voorgestelde artikel IIA maakt duidelijk dat dit amendement geen gevolgen heeft voor bestaande vergunningsituaties.

De overige onderdelen van dit amendement bevatten technische aanpassingen, nodig om te verzekeren dat het nieuwe verbod van artikel 15abis, eerste lid, tweede volzin, op dezelfde wijze kan worden gehandhaafd als het bestaande verbod van artikel 15 van de Kernenergiewet.

Van der Ham

Naar boven