30 426
Wijziging van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen en enige andere wetten in verband met de wijziging van de hoogte van de bezoldiging van de ministers, de minister president, de staatssecretarissen, de leden van de Raad van State, de leden van de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman

30 693
Invoering van een beloningsstructuur voor politieke ambtsdragers

nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 september 2007

Hierbij bied ik u aan de tweede nota van wijziging (Kamerstuk 30 426, nr. 8) inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen en enige andere wetten in verband met de wijziging van de hoogte van de bezoldiging van de ministers, de minister president, de staatssecretarissen, de leden van de Raad van State, de leden van de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman (30 426) en de nota van wijziging (Kamerstuk 30 693, nr. 7) inzake het voorstel van wet tot invoering van een beloningsstructuur voor politieke ambtsdragers (30 693).

Met deze brief wil ik u voorts informeren over de stand van zaken en voornemens met betrekking tot de adviezen van de Adviescommissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur (Commissie Dijkstal). Tevens wil ik u met deze brief op de hoogte brengen van de stand van zaken met betrekking tot de andere trajecten ten aan zien van de (semi)publieke topinkomens. Dit mede naar aanleiding van uw debat op 13 juni 2007 met de minister van Financiën over het salaris van de bestuursvoorzitter Autoriteit Financiële Markten (AFM) (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2006–2007, nr. 80, blz. 4287–4301).

In januari 2006 zijn met betrekking tot de rechtspositie van politieke ambtsdragers vier wetsvoorstellen aan de Tweede kamer gezonden:

1. TK 30 424 (Wijziging Appa etc. in verband met versobering wachtgeldregime en opname burgemeesters en cdK’s in de Appa);

2. TK 30 425 (Wet schadeloosstelling, Gemeente- en Provinciewet i.v.m. openbaarmaking nevenfuncties en inkomsten uit nevenfuncties);

3. TK 30 426 (Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen i.v.m. wijziging hoogte ministerssalaris);

4. TK 30 427 (Instelling permanent adviescollege).

In de wetsvoorstellen wordt enerzijds een versobering van de rechtspositie voorgesteld. Anderzijds worden de salarisniveaus aangepast en wordt één nieuwe salaristabel voor politieke ambtsdragers geïntroduceerd. De voorstellen vormen aldus een samenhangend en consistent geheel met rechtspositionele plussen en minnen.

Het wachtgeldregime wordt meer in lijn gebracht met de werkloosheidsregelingen die voor werknemers gebruikelijk zijn. Daartoe wordt de duur van de wachtgelduitkering voor politieke ambtsdragers jonger dan 50 jaar verkort tot een periode van maximaal vier jaar in plaats van zes jaar; wordt de leeftijd waarop bij aftreden recht bestaat op een verlengde uitkering tot 65 jaar verhoogd van 50 naar 55 jaar en wordt een sollicitatieplicht ingevoerd voor gewezen politieke ambtsdragers jonger dan 57,5 jaar.

Ook wordt een regeling getroffen voor de openbaarmaking en verrekening van inkomsten uit nevenfuncties.

In augustus 2006 is aan deze wetsvoorstellen het Voorstel van wet beloningsstructuur politieke ambtsdragers toegevoegd (TK 30 693). Dit wetsvoorstel betreft de verhouding van de salarisposities van de overige politieke ambtsdragers ten aanzien van het ministerssalaris evenals een aantal overige onderwerpen met betrekking tot de rechtspositie van politieke ambtsdragers.

Deze wetsvoorstellen zijn opgesteld op basis van de adviezen van de Commissie Dijkstal. Uw Kamer heeft inmiddels verslag over deze wetsvoorstellen uitgebracht en de nota’s naar aanleiding van het verslag zijn aan de Kamer gezonden.

Over het beleid rond de topinkomens bevat het Coalitieakkoord de volgende passage:

De inkomens in de publieke en semi-publieke sfeer worden genormeerd respectievelijk gemaximeerd. De beloningsstructuur wordt vereenvoudigd; voor een aantal categorieën vloeit daar versobering uit voort. Met betrekking tot de inkomens in de publieke en semi-publieke sfeer geldt het inkomen van de Minister-president als maximumnorm. Daarbij wordt uitgegaan van het inkomen zoals dit zou moeten zijn overeenkomstig het kabinetsstandpunt op de voorstellen van de commissie Dijkstal. De aanpassing van het inkomen van bewindspersonen aan deze norm geschiedt in stappen. Aanpassingen zullen niet door het kabinet worden voorgesteld maar door een in te stellen commissie van wijzen worden vastgesteld.

Om aan deze passage concrete invulling te geven, zijn bijgevoegde nota’s van wijziging opgesteld tot aanpassing van boven onder 2 en 3 genoemde wetsvoorstellen. Daarmee wordt een eerste verhoging van 10% van het ministerssalaris in het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen opgenomen. Overweging daarbij is dat de Commissie Dijkstal heeft vastgesteld dat genoemde salarisachterstand voor een deel is gelegen in de onmogelijkheid voor arbeidsduurverlenging tot een 40-urige werkweek die wel voor het rijkspersoneel geldt. Voorstel is om deze achterstand te herstellen in de vorm van de eerste stap van 10%. Lopende het traject wordt het ministerssalaris en de salarissen van de overige politieke ambtsdragers aangepast aan de reguliere salarisontwikkeling van het rijkspersoneel.

Voorts wordt in lijn met het Coalitieakkoord een Commissie van Wijzen ingesteld die over de gefaseerde invoering beslist. De Commissie besluit op welk tijdstip de verdere verhogingen geschieden. Een begrenzing wordt aangebracht door voor de toekomstige verhogingen een plafond vast te leggen op 130%.

Het kabinet is voornemens deze lijn op overeenkomstige wijze toe te passen ten aanzien van de overige groepen (politieke) ambtdragers. De Commissie Dijkstal heeft voorstellen gedaan voor een samenhangend loongebouw. In de beloningsstructuur werden de nieuwe onderlinge verhoudingen, uitgedrukt in percentages van het ministerssalaris. Het voornemen is om deze systematiek te handhaven. Dat betekent dat de eerder gedane voorstellen1 voor de nieuwe beloningsstructuur ten uitvoer worden gebracht, zij het in aangepaste vorm. Overeenkomstig de eerste fase van de wijziging van het ministerssalaris zal ook voor overige ambtsdragers in deze fase de verhoging niet meer bedragen dan 10%. Ik wil verder verwijzen naar bijgevoegde nota’s van wijziging alsmede de tabel waarin de nieuwe salarissen en onkostenvergoedingen zijn opgenomen (zie bijlage). Het voornemen is om de door de Commissie Dijkstal genoemde functies bij de Hoge Colleges van Staat ook volgens die systematiek, maar in aangepaste vorm, te koppelen aan het ministerssalaris. Daartoe worden de hoogste topfuncties gekoppeld aan het feitelijk ministerssalaris (vice-president Raad van State, president Algemene Rekenkamer, Nationale ombudsman). Vervolgens worden de voorzitter van de afdeling rechtspraak van de Raad van State, de staatsraden, de leden van de Algemene Rekenkamer en de substituut Nationale Ombudsmannen, conform het voorstel van de commissie Dijkstal, procentueel gekoppeld aan de hoogste topfuncties (respectievelijk 90% en 85%). Op die wijze ontstaat een evenwichtige beloningsstructuur. De topfuncties bij de Rechterlijke Macht zullen bij de doorwerking worden betrokken op het moment dat wordt besloten tot verdere verhoging van het ministerssalaris.

In het Coalitieakkoord is verder bepaald dat bij topverdieners in de publieke en semipublieke sector de hoogte van een ontslagvergoeding wordt gemaximeerd op één jaarsalaris. Daarnaast speelt de vraag over de werking van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT). In de WOPT is bepaald dat deze wet binnen drie jaar geëvalueerd zal worden. Daar het inmiddels al eenmaal noodzakelijk is geweest om de WOPT te wijzigen, lijkt het mij juist om nu reeds de evaluatie te laten uitvoeren. Bij brief van 29 juni 2007 heb ik de Commissie Dijkstal verzocht de werking van de WOPT te evalueren. Ik heb de Commissie daarbij tevens verzocht mij advies uit te brengen over de hoogte van ontslagvergoedingen voor topverdieners in de publieke en semipublieke sector.

Voorts heeft in oktober 2006 de commissie Dijkstal het advies inzake beloning topfunctionarissen privaatrechtelijke zelfstandige bestuursorganen uitgebracht. Op dit advies is een kabinetsstandpunt in voorbereiding en in de afrondende fase. Ook wordt voorbereid een kabinetsreactie op het advies over modernisering en fondsvorming politieke pensioenen (Appa). In afwachting van dit kabinetsstandpunt zal bij tweede nota van wijziging van het wetsvoorstel 30 424 (Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en enige andere wetten in verband met de harmonisatie van de uitkeringsrechten en het onder de werking van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers brengen van de commissarissen van de Koning, de burgemeesters en de bestuurders van waterschappen) bij de opname van commissarissen van de Koning en burgemeesters in de Appa het pensioen van deze ambtsdragers vooralsnog buiten de Appa worden gelaten. Deze nota van wijziging zal u op korte termijn worden toegezonden.

Een advies over het normeren van de topbeloningen in de semipublieke sector is 5 september jl. door de Commissie Dijkstal uitgebracht.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Overzicht procentuele verhoudingen van: Huidige inkomen, verhoging tot 130% en verhoging tot 110%

 HuidigVerhoging tot 130% (Dijkstal)Verhoging tot 110%
 Huidig brutoIn procentKosten vergoedBruto Verhogen tot 130%In procentKosten vergoedBruto Verhogen tot 110% In procentKosten vergoed
Benoemde bestuurders         
MP€ 9 925100%€ 1 252€ 14 193110%€ 1 703€ 12 009110%€ 1 441
Minister€ 9 925100%€ 626€ 12 902100%€ 774€ 10 917100%€ 655
Stas€ 9 31694%€ 521€ 11 61290%€ 697€ 10 24794%€ 615
CdK€ 9 925100%€ 1 647€ 10 96785%€ 658€ 10 917100%€ 655
Burgemeester G3€ 9 925100%€ 679€ 10 96785%€ 658€ 10 917100%€ 655
Vrz. Waterschappen€ 8 21083%€ 513€ 9 03270%€ 542€ 9 03083%€ 542
Wethouder G3€ 8 74588%€ 586€ 9 03270%€ 542€ 9 03283%€ 542
Gedeputeerden€ 7 59377%€ 626€ 7 74160%€ 464€ 7 74171%€ 464
          
Hoge colleges van Staated>         
VP RvS€ 9 925100%€ 627€ 12 902100%€ 774€ 10 917100%€ 655
President AR€ 9 925100%€ 627€ 12 902100%€ 774€ 10 917100%€ 655
Nat. Ombudsman€ 9 925100%€ 627€ 12 902100%€ 774€ 10 917100%€ 655
Vrz Afd. rechtspraak RvS€ 9 31694%€ 522€ 11 61290%€ 697€ 9 82690%€ 590
Staatsraden€ 8 74588%€ 522€ 10 96785%€ 658€ 9 28085%€ 557
Leden AR€ 8 74588%€ 522€ 10 96785%€ 658€ 9 28085%€ 557
Subs Nat. Ombudsman€ 8 74588%€ 522€ 10 96785%€ 658€ 9 28085%€ 557
          
Volksvertegenwoordigers         
Tweede Kamerleden€ 7 02871%€ 398€ 7 09655%€ 426€ 7 09665%€ 426
Eerste Kamerleden€ 1 92119%€ 379€ 1 93915%€ 426€ 1 93918%€ 426
Provinciale statenleden€ 96710%€ 169€ 1 29010%€ 129€ 1 06310%€ 106
Gemeenteraadsleden€ 1 95420%€ 470€ 2 58020%€ 258€ 2 14920%€ 274

XNoot
1

Kamerstukken II, 2005–06, 30 693, nr. 3, blz. 5 e.v.

Naar boven