30 420
Emancipatiebeleid

nr. 98
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 november 2007

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2, de vaste commissie voor Economische Zaken3, de vaste commissie voor Justitie4, de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid5, de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken6 en de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie7 hebben op 10 oktober 2007 overleg gevoerd met minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:

– de brief van de minister van OCW d.d. 27 april 2007 met een reactie op de brief van het Netwerk VN Vrouwenverdrag d.d. 8 maart 2007 (OCW0700283);

– de brief van de minister van OCW d.d. 28 maart 2007 ter aanbieding van het verslag over de vierde voortgangsrapportage over de implementatie van het VN Vrouwenverdrag (30 420, nr. 41);

– de brief van de minister van OCW d.d. 13 juli 2007 over het verslag van het CEDAW-comité (30 420, nr. 46);

– de brief van de minister van OCW d.d. 17 juli 2007 ter aanbieding van de derde nationale rapportage VN Vrouwenverdrag: «Ongezien onderscheid in het onderwijs» (30 420, nr. 47).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Karabulut (SP) stelt voorop dat het VN Vrouwenverdrag het kader vormt voor het Nederlandse emancipatiebeleid. Nederland is het aan zijn stand verplicht om een voorbeeld te zijn bij het uitdragen van dit verdrag, maar vooral bij de implementatie ervan. Het is echter de vraag of Nederland wel zo’n fraai voorbeeld is. Het Committee on the Elimination of Discrimination against Women (CEDAW) laat zich daar zeer kritisch over uit. Nederland heeft begin dit jaar een onvoldoende gekregen. De volksvertegenwoordiging, maar ook de minister en het kabinet moeten zich dit aantrekken. Zij had verwacht dat de minister die zich eerder als kersverse minister voor Emancipatiezaken zo ambitieus toonde, deze kritiek voortvarend zou oppakken, maar helaas lijken hij en het kabinet het VN Vrouwenverdrag niet serieus te nemen.

Het kabinet krijgt weliswaar een pluim omdat het andere landen aanspoort om het verdrag te ratificeren, maar het lijkt het nationaal slechts als een symbool te zien. Waarom heeft de minister zich nog niet uitgesproken voor een directe werking van het verdrag? Waarom blijven de resultaten die dit verdrag beoogt, ondergeschikt aan de inspanningen en mooie doelstellingen? Welke juridische status kent de minister aan dit verdrag toe? Het kabinet heeft vorig jaar in een gesprek met het CEDAW laten weten dat het verdrag geen directe werking heeft. Dit is strijdig met de goedkeuringswet die in 1991 door het parlement is ondertekend. Het zou de minister sieren als hij volmondig de directe werking van het verdrag erkent en het gebruikt als basis voor zijn Emancipatienota en het beleid voor de komende jaren. Mevrouw Karabulut dringt erop aan dat de minister niet wacht op de vijfde rapportage in 2008, maar op korte termijn in een notitie ingaat op de juridische betekenis van het VN Vrouwenverdrag voor het Nederlandse beleid.

In zijn brief van 13 juli gaat de minister in op de aanbevelingen van het CEDAW, maar hij gaat daarbij voorbij aan een aantal belangrijke punten van kritiek. Waarom? Het CEDAW maakt zich zorgen over het ontbreken van emancipatie-effectrapportages. In een eerder overleg met de minister van Sociale Zaken bleek dat deze hier niet veel voor voelt. De overheid stelt geld beschikbaar voor maatregelen, maar er kan alleen worden vastgesteld of het beleid op de goede weg is of dat er aanvullende maatregelen nodig zijn als wordt nagegaan welk effect het beleid sorteert. Hoe denkt de minister hierover?

Terecht wordt gesteld dat beroepssegregatie kan worden tegengegaan door vrouwen te stimuleren om voor technische vakken of opleidingen te kiezen. Hier zou tegenover moeten staan dat mannen worden gestimuleerd om in de zachte sectoren te gaan werken.

Waarom worden niet alle aanbevelingen over gelijke beloning overgenomen, zoals de aanbeveling om hierover een bepaling in de Arbeidsomstandighedenwet op te nemen en op die wijze gelijke beloning te handhaven?

Het CEDAW spreekt zijn zorg uit over het aanhoudend geweld tegen vrouwen en het ontbreken van gegevens daarover. De minister kondigt een landelijk onderzoek aan. Neemt hij de aanbeveling over om in de rapportage een duidelijke uitsplitsing te maken naar sekse, soort geweld, relatie tot de pleger, enz.? Is hij bereid om voor de slachtoffers van huiselijk geweld zowel in het strafrecht als het familierecht te voorzien in de mogelijkheid van gratis rechtsbijstand?

In de volgende rapportage moeten duidelijke doelen worden gesteld en de inspanningen worden beschreven die daartoe moeten leiden, maar moet vooral ook worden gemeten tot welke resultaten het beleid tot nu toe heeft geleid.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) zegt dat het onvermijdelijk is dat in een overleg over het internationale emancipatiebeleid ook wordt gesproken over de Emancipatienota. Het emancipatiebeleid moet niet zo zeer zijn gericht op vrouwen en de problemen die zij ontmoeten, maar op een geëmancipeerde samenleving waarin mannen, vrouwen en kinderen alle kansen en mogelijkheden krijgen. In het voorgenomen beleid ontbreekt de man echter volledig. Het CEDAW uit dan ook terecht scherpe kritiek op het Nederlandse emancipatiebeleid. De minister lijkt zich daar weinig van aan te trekken en laat zich weinig gelegen liggen aan de aanbevelingen van het CEDAW. Is zijn opstelling nog een erfenis van zijn ambtsvoorganger?

Een van de aanbevelingen van het CEDAW is dat het kabinet zich ervoor moet inspannen om meer vrouwen aan de top te krijgen. Verder zou het mannen moeten aanmoedigen om zorgverantwoordelijkheid te nemen. Die mogelijkheid is echter als expliciete doelstelling uit het concept voor het emancipatiebeleid geschrapt. De minister is van mening dat dit vooral een privé verantwoordelijkheid is. Kan hij zijn visie toelichten?

De overheid probeert tevergeefs het goede voorbeeld te geven in het streven naar meer vrouwen aan de top. De doelstelling van 2000 wordt verzwakt nu die weer met een jaar is uitgesteld. Hoe zal de minister die doelstelling verwezenlijken?

Het VN Vrouwenverdrag geeft richting aan het Nederlandse emancipatiebeleid. De landsadvocaat stelt regelmatig in rechtszaken over het zwangerschapsverlof zelfstandigen dat het verdrag Nederland niet verplicht. Wil de minister een toelichting geven op de juridische status van het verdrag?

Hij wil veel werk maken van meisjes in de techniek, maar over jongens in de zorg laat hij zich niet horen. Wil hij daarop ingaan?

Het VN Vrouwenverdrag is een belangrijk verdrag, aldus mevrouw Van der Burg (VVD), want het is gericht op de uitbanning van alle vormen van discriminatie jegens vrouwen. Zij is benieuwd hoe de minister over dit verdrag denkt. In de begroting noemt hij het belangrijk, maar in de emancipatiemonitor spreekt hij over tal van verplichtingen als gevolg van internationale verdragen.

In de brieven aan de Kamer gaat hij in op de op- en aanmerkingen van het CEDAW. Daarin weerlegt hij alle punten van kritiek. Wat betekent dit? Heeft het CEDAW het aan het verkeerde eind? Stelt het te strenge eisen? Of bezondigt het kabinet zich aan symboolpolitiek door eens in de zo veel tijd te rapporteren en verder niets meer te doen dan zich aan de regels houden en dat als emancipatiebeleid te bestempelen? Kan de minister een overzicht verschaffen van alle organisaties in Nederland die zich bezighouden met de internationale verdragen op het terrein van de emancipatie en van de kosten en opbrengsten van hun werkzaamheden?

De minister schrijft dat hij in 2008 terug zal komen op de juridische status van het verdrag. Bestaat daar nu nog geen duidelijkheid over?

Het is verheugend dat hij de nadruk legt op arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid. Mevrouw Van der Burg onderschrijft het voornemen om de brede scholen uit te breiden. Zij maakt echter bezwaar tegen het feit dat bij de aangekondigde fiscale maatregelen niet wordt ingegaan op het uitsluiten van vrouwen met kinderen jonger dan zes jaar en een bijstandsuitkering. Deze groep is oververtegenwoordigd in de armoedestatistieken. Waarom worden deze vrouwen uitgesloten? Het is toch juist een teken van emancipatie als zij kunnen meedoen en weer kunnen participeren zodra hun kinderen wat groter zijn?

Het CEDAW wijst erop dat mannen moeten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheden. Hoe denkt de minister hierover? Wat zal hij hieraan doen?

Het CEDAW wijdt een passage aan het doorbreken van de stereotiepe beeldvorming in het onderwijs. Die sekse gerelateerde beeldvorming is op de middelbare scholen in Nederland opvallend groot. Daar ligt de kiem van de keuzepatronen. Wat doet de minister daaraan?

Hoe denkt hij over de aanbeveling om emancipatie terug te brengen in het onderwijs? Hoe zal hij hieraan invulling geven?

Mevrouw Hamer (PvdA) herinnert eraan dat de ambtsvoorganger van de minister zich op het standpunt stelde dat de emancipatie in Nederland klaar was. Die indruk wekt deze minister gelukkig niet.

Het VN Vrouwenverdrag zou voor de aangesloten landen een stimulans moeten zijn om hun emancipatiebeleid vorm te geven. De vraag is dan wat die landen ermee doen. Wat kan Nederland leren van die internationale component en de andere landen? Wat doet het kabinet met de internationale aanbevelingen?

Nederland is bepaald geen koploper op het gebied van emancipatie. Hoe kan Nederland die achterstand inlopen? Is de minister voornemens om hierover afspraken te maken met zijn buitenlandse collega’s. Emancipatie lijkt nog steeds alleen maar te gaan over vrouwen. Hoe zal hij hier verandering inbrengen?

De reactie op de aanbevelingen van het CEDAW is vooral vervat in standaard antwoorden en bevat weinig concrete voornemens. Mevrouw Hamer gaat ervan uit dat de minister de aanbeveling onderschrijft om te komen tot een verantwoordelijke minister. Vooral op het terrein van sociale zaken ligt een aantal cruciale dossiers voor, maar tot nu toe is het overleg met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid weinig opwekkend. Hoe zal deze minister zijn verantwoordelijkheid gebruiken om zijn collega’s te stimuleren? Hopelijk heeft hij een optimistischer kijk op de mogelijkheden van de arbeidsmarkt. Hoe zal hij dit visiteren en volgen? Is hij bereid de Kamer op de hoogte te houden van de vorderingen die op de verschillende beleidsterreinen worden geboekt?

Nu het emancipatiebeleid is ondergebracht bij een minister van OCW en veel aanbevelingen van het CEDAW betrekking hebben op de rol die het onderwijs kan spelen in de emancipatie en het doorbreken van de sekse gerelateerde rolpatronen, is het de vraag of en hoe de minister zijn dubbelfunctie zal gebruiken. Wil hij hierop ingaan?

Het is mevrouw Koşer Kaya (D66) opgevallen dat Nederland heel goed aan andere landen kan vertellen welk emancipatiebeleid ze zouden moeten volgen. Nederland speelt ook een belangrijke rol bij het verder op weg helpen van ontwikkelingslanden. Voor het emancipatiebeleid in eigen land krijgt het echter een tik op de neus van het CEDAW. Waarom doet Nederland het zo veel slechter?

Het is waar dat er in Nederland nog een stereotiepe beeldvorming bestaat. De minister zoekt de oplossing in het stimuleren van technische vakken voor meisjes en zorgtaken voor mannen. Daarmee gaat hij voorbij aan de kern van het probleem, namelijk de klassieke visie op de positie van de vrouw in de samenleving. Nog steeds wordt de moedertaak als de primaire taak van de vrouw gezien. Hoe kan die beeldvorming worden doorbroken?

De bepaling van de economische zelfstandigheid van vrouwen moet op een substantieel bedrag worden gebaseerd en niet op 70% van het minimumloon. De minister wil dat meer vrouwen gaan deelnemen aan de arbeidsmarkt, maar hij geeft niet aan hoe dit kan worden bereikt. Hoe kan invulling worden gegeven aan de koppeling tussen zorg en arbeid? Hoe zal uitwerking worden gegeven aan de motie over de dienstverlenende instanties? Vrouwen moeten actiever worden benaderd met een persoonsgebonden budget opdat het geld voor de re-integratie directer en beter kan worden gebruikt.

Mevrouw Koşer Kaya deelt de mening van het CEDAW over de positie van zwarte migranten- en vluchtelingenvrouwen. Zij herinnert eraan dat een motie van haar hand heeft geleid tot de oprichting van de Regiegroep allochtone vrouwen (RAFA). Het is waar dat 70% van de allochtone vrouwen onvoldoende diploma’s heeft of een taalachterstand. De minister denkt dat dit probleem kan worden opgelost door de vrouwen te stimuleren om vrijwilligerswerk te doen. Het echte antwoord op dit probleem is werk. De gedachte dat er sprake zou zijn van gebrek aan talent onder vrouwen uit etnische minderheidsgroepen is shockerend.

Zo lang het ambtenarenrecht niet gelijk wordt getrokken aan de gewone arbeidsregels zullen vrouwen niet doorstromen binnen het ambtenarenapparaat. De babyboomers maken nu de dienst uit. Zij werken gemiddeld zo’n 20 jaar bij de overheid. Vrouwen hebben geen voorkeursbeleid nodig; zij hebben gelijke kansen nodig.

Prostitutie en vrouwenhandel kunnen niet worden losgekoppeld. Mevrouw Koşer Kaya roept de minister op om het geld te volgen. Straf schrikt niet af. Italië kent een systeem dat ervoor zorgt dat vrouwen die verhandeld worden en in de seksindustrie werken een verblijf gekoppeld aan werk wordt geboden. Dit leidt ertoe dat meer vrouwen zich melden en bereid zijn met de politie mee te werken juist doordat hen een perspectief wordt geboden. Kan een dergelijk systeem ook in Nederland worden geïntroduceerd.

Zij onderschrijft het belang van emancipatie-effectrapportages en een deugdelijke rapportage over de uitvoering van het VN Vrouwenverdrag.

Mevrouw Jonker (CDA) zegt dat zij haar reactie op de derde nationale rapportage over het VN Vrouwenverdrag bewaart tot de behandeling van de Emancipatienota. Dit geldt ook voor de inhoudelijke opmerkingen van het CEDAW. Zij is blij dat er op hoofdlijnen overeenstemming bestaat over de prioriteiten.

De minister schrijft dat de conclusies en de aanbevelingen van het CEDAW aan de ministeries zijn doorgezonden met een verzoek om een reactie. Heeft hij inmiddels al reacties ontvangen? Zo ja, wil hij dan ingaan op de inhoud ervan? Welke vervolgacties worden er ondernomen op de ministeries?

Het ratificatieproces na de ondertekening van het verdrag is in Nederland zeer zorgvuldig verlopen opdat duidelijk zou zijn dat kan worden voldaan aan de verplichtingen die eruit voortvloeien. Het kan dan toch niet zo zijn dat het kabinet zich 15 jaar na dato nog steeds of nogmaals bezint op de juridische status van het verdrag. Hierover moet op korte termijn duidelijkheid bestaan; dit kan dus niet wachten op de volgende rapportage in 2008.

Het CEDAW is een gezaghebbend comité waarvan Nederland bij ratificatie de status heeft erkend. Ook hier lijkt er sprake van een zekere terughoudendheid. De minister trekt toch niet de status of de competentie van het comité in twijfel?

Een van de aanbevelingen van het CEDAW is dat Nederland in de toekomst de rapportages inzichtelijker en beter meetbaar moet maken. Mevrouw Jonker benadrukt dat zij dit ook belangrijk vindt. Naast gelijkheid in de wet, moet er natuurlijk ook gelijkheid in de praktijk bestaan. Daarom moet duidelijk zijn hoe effectief de initiatieven en acties zijn. Wil de minister dit toezeggen?

Hoe zijn de verantwoordelijkheden voor het verdrag in het Koninkrijk verdeeld? Nederland is ondertekenaar van het verdrag. Hebben de Nederlandse Antillen en Aruba dit ook gedaan? Wie is verantwoordelijk voor welke rapportage? Wat kan en wat heeft Nederland gedaan om de Nederlandse Antillen en Aruba ervan te overtuigen dat zij moeten rapporteren? Is hierom gevraagd in een briefje of heeft het Nederlandse kabinet meer ondernomen om dit te bevorderen?

Uit de monitor van de Raad van Europa in het Periodic Report on Honouring of Statuary Obligations by The Netherlands van het Sociaal Handvest van 2006 blijkt dat de wettelijke raamwerken van non-discriminatie en voor gelijke rechten van vrouwen op de arbeidsmarkt van de Nederlandse Antillen en Aruba ontoereikend zijn en dat er onvoldoende stappen zijn ondernomen om de toegang van vrouwen tot de arbeidsmarkt te stimuleren. Wat is er met de uitkomsten van deze monitor gebeurd? Is er inmiddels actie ondernomen? De minister zal het ermee eens zijn dat het emancipatieproces op de Antillen nog niet is afgerond. Is het mogelijk om deze ontwikkelingen op de agenda te plaatsen van het overleg over de staatkundige hervorming? Wat kan de Koninkrijksraad in dezen betekenen?

Is hij bereid de Concluding Commons beter te verspreiden onder de ngo’s en andere organisaties? Hetzelfde geldt voor de verspreiding van kennis en informatie binnen de ministeries en de rechterlijke macht opdat die kan worden gedeeld. Dit past in het streven naar wettelijke en praktische gelijkheid.

Antwoord van de minister

De minister stelt vast dat Nederland de uitgangspunten van het VN Vrouwenverdrag onderschrijft. Het verdrag verplicht tot wetgeving en beleid om de discriminatie van vrouwen uit te bannen en het vraagt om passende maatregelen om de ontplooiing en ontwikkeling van vrouwen te bevorderen. Nederland voldoet aan deze verplichting en spant zich maximaal in om die resultaten te leveren. Dit verloopt via een stapsgewijze opbouw van instrumenten.

Het eerste instrument is vanzelfsprekend artikel 1 van de Grondwet dat discriminatie verbiedt op grond van een aantal factoren, waaronder geslacht. Het tweede is de Algemene wet gelijke behandeling waarin hetzelfde verbod is neergelegd. Vanaf het moment dat die wet in 1994 in werking trad, is het mogelijk om bij de Commissie Gelijke Behandeling een klacht in te dienen als iemand zich ongelijk behandeld voelt. Ook kent Nederland een landelijk netwerk van anti-discriminatiebureaus en -meldpunten waar burgers klachten over ongelijke behandeling kunnen melden en om advies kunnen vragen. Tot slot neemt Nederland de verplichting om alle vormen van discriminatie tegen vrouwen te gaan zeer serieus. Het heeft daarom ook het facultatief protocol bij het VN Vrouwenverdrag geratificeerd. Dit geeft een burger die de nationale rechtsmiddelen heeft uitgeput het recht om individuele klachten in te dienen bij het comité dat toezicht houdt op het VN Vrouwenverdrag. Het CEDAW laat zich hier ook positief over uit.

Deze instrumenten regelen de jure de gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Het kabinet realiseert zich dat die gelijkheid er niet de facto is. De emancipatie is nog niet af.

Bij de verdediging van de vierde rapportage over het VN Vrouwenverdrag in New York heeft Nederland complimenten gekregen van het CEDAW en ook van buitenlandse ngo’s en andere lidstaten. Die complimenten hadden onder meer betrekking op de uitgebreide beantwoording van de vragen, de voortrekkersrol van Nederland op het terrein van de emancipatie en de ratificatie van het facultatieve protocol. De minister is het dan ook niet eens met de opmerking dat Nederland een onvoldoende of een tik op de neus heeft gekregen. Anders dan veel andere landen heeft Nederland bijvoorbeeld geen regels overtreden waarvoor het heeft getekend.

Na die verdediging heeft het CEDAW 46 conclusies en aanbevelingen geformuleerd. Het comité zit er niet voor niets en daarom moeten die adviezen serieus worden genomen. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat alle adviezen en commentaren een op een worden overgenomen. Nederland zal in de vijfde rapportage over de periode 2004–2007 aan het CEDAW uitgebreid reageren op de aanbevelingen; die rapportage moet voor augustus 2008 worden aangeleverd. In de brief van 17 juli jongstleden is alleen ingegaan op de lopende zaken.

Het comité wijst in de aanbevelingen op door Nederland nader te nemen stappen om de gelijkheid tussen mannen en vrouwen verder te bevorderen. De minister deelt de zorg van het comité. Hij wijst erop dat dit onder meer blijkt uit de Emancipatienota.

Een van de punten van kritiek van het CEDAW is de uitsluiting van vrouwen door de SGP. Er zijn twee grondrechten in het geding, de discriminatie van vrouwen en de vrijheid van politieke organisatie of vereniging. De regering heeft gekozen voor een afweging van die twee grondrechten in hoogste instantie door de rechter. Het CEDAW is vanuit zijn oogpunt voor de bevordering van emancipatie van mening dat het hoger beroep moet worden ingetrokken en dat de SGP moet worden verboden. Dat wil echter niet zeggen dat het CEDAW van mening is dat het Nederlandse emancipatiebeleid onvoldoende is.

De minister somt vervolgens een aantal maatregelen op die de regering naar aanleiding van de kritiek heeft genomen of zal nemen.

– Het verlengen van het ouderschapsverlof van 13 naar 26 weken in deze kabinetsperiode.

– Het invoeren van een publieke zwangerschaps- en bevallingsvoorziening van 16 weken voor vrouwelijke zelfstandigen.

– De introductie van een faciliteit voor microkredieten die de stap naar het ondernemerschap voor met name vrouwen eenvoudiger zal maken.

– Het verhogen van de arbeidsparticipatie van vrouwen door fiscale maatregelen. Het geleidelijk afschaffen van de overdraagbaarheid van de heffingskorting en het invoeren van een inkomensafhankelijke combinatiekorting raakt aan de rol van de mannen, want daarmee stopt de fiscale stimulans voor het thuisblijven van de vrouw. Dit is inderdaad iets anders dan dat de overheid bepaalt wie er moet gaan werken. De finale beslissing wordt door betrokkenen zelf gemaakt.

– Voor het verbeteren van de kinderopvang en de voor- en naschoolse opvang is een bedrag van 700 mln. uitgetrokken.

– De oprichting van de taskforce deeltijd plus die aandacht zal schenken aan grotere deeltijdbanen, arbeidsparticipatie van niet werkende vrouwen, aan scholing en verdeling van zorgtaken en zal werken aan een betere beeldvorming.

– Het streven om het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen uiteindelijk te doen verdwijnen en in ieder geval tijdens deze kabinetsperiode te halveren.

– De inzet om een kwart van de functies bij de algemene bestuursdienst te laten vervullen door vrouwen. Op dit punt heeft het kabinet natuurlijk heel direct een eigen verantwoordelijkheid.

– Vanaf 2008 wordt de vergoeding van de anticonceptiepil weer in het basispakket opgenomen.

– In 2008 wordt een landelijk onderzoek gestart naar de aard en omvang van huiselijk geweld.

De minister wijst erop dat de aanbevelingen niet op alle punten worden overgenomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het namenrecht. Er is getoetst of het Nederlandse namenrecht discriminerend is. Dit is niet het geval en er is in de Nederlandse samenleving draagvlak voor deze regeling. Dan nog kan het comité van mening zijn dat het anders moet worden geregeld, maar die politieke afweging wordt in Nederland gemaakt.

De Nederlandse regering heeft eerder laten weten dat de opheffing van het bordeelverbod is bedoeld om de positie van vrouwen te verbeteren. Het CEDAW is hier kritisch over. Uit de evaluatie blijkt dat dit geen simpele zaak is. De minister van Justitie zal die binnenkort aan de Kamer sturen en dan kan ook over de aanbeveling van het CEDAW worden gesproken.

Hij ziet voor zichzelf een rol weggelegd als aanjager en ondersteuner van het emancipatiebeleid bij de ministeries en van het emancipatieproces in de samenleving. Hij zal met de ministeries afspraken maken over de samenwerking en ondersteuning bij de versterking van het emancipatieproces op de ministeries. Dit is dus geen proces van permanente coördinatie in die zin dat de minister een aanwijzende bevoegdheid heeft. Hij kan wel afspraken maken met de ministeries en het beleid toetsen via een mid term review. Het arbeidsmarktbeleid is een eerste verantwoordelijkheid van de minister van SZW. Desgevraagd zegt de minister toe dat hij de Kamer voor het overleg op 7 november aanstaande zal informeren over de inhoud van de afspraken met de ministeries. Daarbij zal ook worden ingegaan op de vraag wie op welk beleidsonderdeel kan worden afgerekend. Overigens is de doelstelling van 74% arbeidsparticipatie een gemeenschappelijke doelstelling van het kabinet.

In het vraagstuk over de rechtstreekse werking moeten twee aspecten worden onderscheiden, namelijk de gebondenheid van de Staat aan het verdrag en de aard van de verplichtingen die daaruit voortvloeien. Over het eerste kan geen twijfel bestaan, Nederland is juridisch gebonden aan het verdrag. Nederland is als Staat door de ratificatie partij geworden bij het VN Vrouwenverdrag en heeft zich daarmee verbonden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de bepalingen van het verdrag. Een andere vraag is of die bepalingen daardoor rechtstreekse werking hebben. Met rechtstreekse werking wordt bedoeld dat een bepaling rechtens afdwingbaar is door een individu of wel dat die kan worden ingeroepen bij een rechterlijke instantie. De artikelen 93 en 94 van de Grondwet bevatten bepalingen over deze verbindende kracht van verdragen. Artikel 93 bepaalt dat bepalingen van verdragen verbindende kracht hebben indien zij naar hun inhoud een ieder kunnen verbinden. Als het echter louter een opdracht aan de Staat behelst, kan die bepaling niet worden gezien als een voor ieder verbindende bepaling. Een bepaling uit het VN Vrouwenverdrag bevat opdrachten aan de Staat. De Staat als de partij bij het verdrag dient op allerlei terreinen maatregelen te treffen om de rechten van vrouwen te waarborgen en te beschermen. Vanwege de bewoordingen van de bepalingen uit het verdrag en de aard van de verplichting zijn deze bepalingen niet te kwalificeren als een ieder verbindend in de zin van artikel 93 van de Grondwet. De minister wijst erop dat de rechter uiteindelijk het laatste oordeel heeft, aangezien het aan de rechter is om in een concreet geval te beoordelen of een verdragsbepaling voor een ieder verbindend is. Hij herhaalt dat Nederland het facultatief protocol bij het verdrag heeft geratificeerd waardoor de rechtsgang naar het toezichthoudend comité open staat. Hij zegt toe een en ander nog eens in een brief aan de Kamer toe te lichten voor de behandeling van de Emancipatienota.

Het CEDAW heeft kritiek geuit op de situatie op de Nederlandse Antillen. Het CEDAW-comité is van mening dat Nederland zelf een Antilliaanse rapportage moet uitbrengen. Die interpretatie klopt niet, want dit is echt een verantwoordelijkheid van de Nederlands-Antilliaanse regering. Als de Nederlandse Antillen de verdragsverplichtingen niet nakomt, kan de Koninkrijksregering hierop worden aangesproken door het comité, zoals ook is gebeurd. Op het verzoek van Nederland aan de Nederlandse Antillen om alsnog te rapporteren is nog weinig respons gekomen. De minister deelt de zorgen hierover. Hij zegt toe dat hij dit onderwerp zal aanmelden bij de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opdat het kan worden betrokken bij de besprekingen over het overgangsakkoord.

Hij zegt toe schriftelijk te zullen ingaan op de monitor van de Raad van Europa over de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt van de Nederlandse Antillen en Aruba.

In april 2006 is een wettelijke bepaling in werking getreden op grond waarvan slachtoffers van een zeden- of geweldsmisbruik ongeacht draagkracht gratis rechtsbijstand wordt toegekend. Als voorwaarde geldt ernstig lichamelijk of geestelijk letsel. Bij zedenmisdrijven wordt er doorgaans vanuit gegaan dat daarvan sprake is. Het ministerie van Justitie heeft inmiddels een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer voorgelegd dat voorziet in verbetering van de positie van slachtoffers in het strafproces.

De schaduwrapportage van het netwerk is door Nederland betaald. Voor zo ver dat kan, zal er een overzicht worden gemaakt van de organisaties op dit gebied. Het zal echter niet eenvoudig zijn om de kosten en baten van die organisaties in kaart te brengen want zij worden niet door de rijksoverheid gefinancierd. Bij de behandeling van de Emancipatienota zal aandacht worden besteed aan het subsidiebeleid voor de komende periode.

De traditionele taakverdeling is gebaseerd op de gebruiken in Nederland. Die gebruiken bepalen enigszins het beeld van de gewenste opvoeding van kinderen en dat is lastig te doorbereken. De enige manier om die vicieuze cirkel te doorbreken, is door de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen. Als meer vrouwen deelnemen aan betaalde arbeid, zal dit ook steeds gebruikelijker worden.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Karabulut (SP) heeft de indruk dat de Nederlandse regering zelf wil bepalen welke delen van het VN Vrouwenverdrag zij naleeft en welke niet. Het CEDAW heeft gevraagd of de volgende rapportage uitvoeriger kan zijn, dat wil zeggen dat doelen, inzet en resultaten worden opgenomen. Zal de minister dit doen?

Is hij bereid om in de toegezegde brief ook in te gaan op de vraag over de emancipatie-effectrapportage?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) wijst erop dat het zwangerschapsverlof zelfstandigen pas op 1 juli 2008 van kracht wordt. Zij vraagt of de minister met haar van mening is dat dit zo snel mogelijk, dat wil zeggen per 1 januari 2008, moet worden ingevoerd.

Mevrouw Van der Burg (VVD) herinnert aan haar vraag over de arbeidsparticipatie van bijstandsmoeders met kinderen jonger dan zes jaar.

Mevrouw Hamer (PvdA) vraagt hoe de minister zijn dubbelfunctie als minister van onderwijs en minister van emancipatiezaken zal gebruiken.

Mevrouw Koşer Kaya (D66) vraagt de minister nog op een aantal van haar vragen in te gaan opdat zijn antwoorden kunnen dienen als opmaat voor het overleg op 7 november.

Mevrouw Jonker (CDA) vraagt of de minister de conclusies van het CEDAW breder zal verspreiden dan alleen op de ministeries en het parlement. Hoe kan de kennis over het vrouwenverdrag en het facultatief protocol op de ministeries en bij de rechterlijke macht worden vergroot?

De minister zegt toe dat hij de volgende rapportage zo inzichtelijk mogelijk zal maken; hij zal zeker inzichtelijker zijn dan de vorige.

Hij zegt toe dat de regeling voor het zwangerschapsverlof zelfstandigen zo snel mogelijk zal worden ingevoerd, maar het is niet duidelijk of het praktisch mogelijk is om het tijdstip van invoering te vervroegen.

De overlap tussen de beleidsterreinen onderwijs en emancipatie biedt goede nieuwe kansen. Dit zal bij de behandeling van de Emancipatienota zeker aan de orde komen. Hij deelt de waarneming dat de sekse gerelateerde beeldvorming op de middelbare scholen in Nederland opvallend groot is. De vraag is of daar iets aan vooraf is gegaan dat nog niet eerder zichtbaar was, maar dat in de middelbareschoolfase evident wordt in de profielkeuze. Het is verder de vraag of het onderwijs hierin kan sturen.

De bijstandsmoeders met kinderen jonger dan zes jaar krijgen een scholingsplicht. Dit is een goede investering in de mogelijkheden van arbeidsparticipatie.

De reacties van de ministeries op de CEDAW-rapportage zullen worden weergegeven in de bijlage bij de Emancipatienota. Verder zullen ze voor een deel worden betrokken bij de vijfde rapportage. De aanbevelingen en conclusies zijn op de website geplaatst en rondgestuurd. Hij staat open voor suggesties voor een bredere verspreiding.

De bevordering van de kennis op de ministeries over de doorwerking van het verdrag is een onderdeel van de coördinerende taak. Dit onderwerp zal in de directie worden besproken om te bezien hoe dit vorm kan krijgen.

Toezeggingen

– De minister stuurt de Kamer voor 7 november een brief over de afspraken en de taakverdeling over de verschillende ministeries. Hij zal daarin ook ingaan op de vraag hoe de ministeries worden aangesproken op het nakomen van de afspraken.

– De Kamer ontvangt voor 7 november aanstaande een brief over de rechtstreekse dan wel niet-rechtstreekse werking van het verdrag.

– Bij de opstelling van de volgende rapportage zal te werk worden gegaan volgens de aanbevelingen van het CEDAW.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Van de Camp

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Leerdam

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Kraneveldt-van der Veen

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Wit

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De voorzitter van de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie,

Van Gent

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Jaspers


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (ChristenUnie), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Abel (SP), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Jasper van Dijk (SP), Besselink (PvdA), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GroenLinks).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill’ard (PvdA), Anker (ChristenUnie), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Bommel (SP), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Van Gent (GroenLinks).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Wolfsen (PvdA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Vermeij (PvdA), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Van Gerven (SP), Van der Veen (PvdA), Çörüz (CDA), Ten Broeke (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Bouchibti (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (ChristenUnie).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Kalma (PvdA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jules Kortenhorst (CDA), Rouwe (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Weekers (VVD), Van Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (ChristenUnie), Atsma (CDA), De Krom (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).

XNoot
4

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Velzen (SP), Azough (GroenLinks), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), Kalma (PvdA), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Van Dijken (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Gill’ard (PvdA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Jan de Vries (CDA), Abel (SP), Halsema (GroenLinks), Dezentjé Hamming (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (ChristenUnie).

XNoot
5

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Hamer (PvdA), Blok (VVD), Nicolaï (VVD), Jan Jacob van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Vendrik (GroenLinks), Wolfsen (PvdA), De Krom (VVD), Weekers (VVD), De Rouwe (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Sterk (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (ChristenUnie), Biskop (CDA), Kamp (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Crone (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP) en Heijnen (PvdA).

XNoot
6

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA),Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé-Hamming (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Van Gennip (CDA), Ten Broeke (VVD), Peters (GroenLinks), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA) en Thieme (PvdD).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Jules Kortenhorst (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Jasper van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Besselink (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Van der Ham (D66), Jonker (CDA), Van Beek (VVD), Halsema (GroenLinks), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA) en Ouwehand (PvdD).

XNoot
7

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Van Gent (GroenLinks), voorzitter, Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), Poppe (SP), Weekers (VVD), ondervoorzitter, Dijsselbloem (PvdA), Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Vietsch (CDA), Verdonk (Verdonk), Abel (SP), Jansen (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Wolbert (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Bouchibti (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Fritsma (PVV) en Van Toorenburg (CDA).

Plv. leden: Bilder (CDA), Dibi (GroenLinks), Nicolaï (VVD), Wolfsen (PvdA), Kant (SP), Blok (VVD), Bouwmeester (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Pechtold (D66), Blanksma-van der Heuvel (CDA), Neppérus (VVD), Karabulut (SP), De Wit (SP), Voordewind (ChristenUnie), Heijnen (PvdA), Zijlstra (VVD), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), Ulenbelt (SP) en Madlener (PVV).

Naar boven