Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 november 2019
Hierbij stuur ik u het rapport «representatie van mannen en vrouwen in Nederlandse
non-fictie televisieprogramma’s»1.
In de Emancipatienota 2018–2021 (Kamerstuk 30 420, nr. 270) is reeds uiteengezet waarom representatie belangrijk is en waarom ik graag dit onderzoek
wilde laten uitvoeren. Ik vind het belangrijk de maatschappelijke discussie op basis
van feiten te voeren. Media hebben een invloedrijke positie in onze samenleving. Zij
hebben daarbij de mogelijkheid om stereotypen ter discussie te stellen of te doorbreken.
Onevenwichtige representatie en stereotiepe beeldvorming houden specifieke ideeën
over rollen die we toedichten aan mannen en vrouwen, in stand. Deze opvattingen beïnvloeden
ons gedrag (keuzes) en onze kansen in de maatschappij. Evenwichtige representatie
helpt dit te doorbreken. Ik constateer op basis van dit onderzoek dat er op bepaalde
punten nog een wereld te winnen is. Het onderzoek laat zien dat vrouwen minder vaak
(36,6%) in beeld zijn dan mannen en nog minder in beeld wanneer er om specifieke deskundigheid
wordt gevraagd (23,2%), bijvoorbeeld bij politici of experts.
Voor media geldt onverminderd de grondwettelijk gegarandeerde vrijheid van meningsuiting,
waar persvrijheid deel van uitmaakt. Hierbij past terughoudendheid van de overheid.
Tegelijkertijd is het belangrijk dat media zich bewust zijn van hun invloed op dit
punt. Ik hoop dat dit onderzoek een bijdrage kan leveren aan het vergroten van het
bewustzijn over de onevenwichtigheid in representatie (zichtbaarheid) en de wijze
waarop mannen en vrouwen in beeld worden gebracht.
Ik zal dit onderzoek in 2021 nogmaals laten uitvoeren en de resultaten aan het eind
van dat jaar met uw Kamer delen. Ik hoop dat mediapartijen zich in de tussentijd zullen
inspannen om te komen tot een evenwichtigere afspiegeling van mannen en vrouwen in
hun programma’s. Het is geheel aan mediapartijen om deze veranderingen te realiseren
en initiatieven hiertoe te starten.
Indien vanuit media of andere partijen behoefte is aan ondersteuning, dan ben ik van
harte bereid te verkennen of, en zo ja, op welke wijze ik deze initiatieven kan ondersteunen.
Uiteraard binnen de kaders die de Mediawet 2008 en andere relevante wet- en regelgeving
bieden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven