30 420
Emancipatiebeleid

nr. 142
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 oktober 2009

Ik ben blij uw Kamer met deze tweede rapportage te kunnen informeren over de voortgang van het emancipatiebeleid voor vrouwen (Kamerstuknr. 2007–2008, 30 420, nr. 61). U hebt de eerste voortgangsrapportage vorig jaar november ontvangen (Kamerstuknr. 2008–2009, 30 420, nr. 127).

In deze brief schets ik de stand van het proces van emancipatie van vrouwen en het gevoerde emancipatiebeleid op hoofdlijnen. Daarbij ligt de focus op activiteiten waarbij ik zelf het voortouw heb. Dit is conform de interdepartementale afspraken, zoals eerder uiteengezet in mijn voortgangsrapportage over 2008. Als coördinerend minister zie ik uiteraard ook toe op de uitvoering van emancipatiebeleid door alle departementen, daarbij ondersteund door de Directie Emancipatie. De primaire verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de afspraken in de emancipatienota «Meer kansen voor vrouwen» en dus ook voor het bereiken van bijbehorende doelstellingen ligt evenwel ondubbelzinnig bij de vakdepartementen. Resultaten zullen zij inzichtelijk maken via midterm reviews, die ze in 2010 aan uw Kamer zullen aanbieden.

1. Een positieve trendbreuk

In de kabinetsnota «Meer kansen voor vrouwen» is het vertrekpunt, dat de emancipatie van vrouwen niet af is. Het kabinet constateert een grote kloof tussen gelijke rechten van vrouwen en mannen enerzijds en de maatschappelijke realiteit anderzijds. Daarom is in de afgelopen jaren een breed pakket aan wetgevende en stimulerende maatregelen in werking gesteld, dat zijn vruchten nu begint af te werpen.

Er is in de recente periode een duidelijke, positieve trend in de emancipatie van vrouwen te zien. De arbeidsparticipatie van vrouwen is in de afgelopen jaren snel gegroeid en bedraagt nu bijna 60%. Vergeleken met de situatie in veel andere Europese landen doen vrouwen in Nederland het op dit punt ronduit goed. Ook is de stagnatie in hun economische zelfstandigheid doorbroken. Na jaren van stilstand is nu 45% van de vrouwen economisch zelfstandig. Dit percentage is nog veel te laag, maar het is positief dat er weer groei in zit (2002 42%, 2003 42%, 2004 42%, 2005 42%, 2006 43% en 2007 45%). Ik heb u over deze positieve ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de uitdagingen die er nog zijn, uitgebreid geïnformeerd in de tussenbalans emancipatie «Meer kansen voor vrouwen: resultaten en beleidsvisie» (Kamerstuknr. 2008–2009, 30 420, nr. 137).

2. Voortgang op het emancipatiebeleid

Deze paragraaf bevat een samenvatting van de belangrijkste activiteiten en resultaten. Ik heb deze samengebracht in vijf programmalijnen.

2.1. Arbeidsparticipatie vrouwen: Taskforce DeeltijdPlus en tijdenbeleid

De agendering van het belang en de voordelen van hogere arbeidsparticipatie (meer uren werken) van vrouwen door de Taskforce DeeltijdPlus krijgt steeds meer vorm. Uit het op 29 oktober jl. gepresenteerde rapport van het SCP «Deeltijd [g]een probleem» blijkt dat er nog steeds ruimte is voor verbetering. Het behoefteonderzoek laat zien dat vrouwen in kleine deeltijdbanen (maximaal 24 uur) gemiddeld 2 uur meer willen werken. Het ambitieonderzoek toont aan dat vrouwen niet voor mannen onderdoen in hun ambitie op het werk. De onderzoekers constateren ook dat die ambitie niet altijd herkend en gestimuleerd wordt. Hierdoor blijft veel talent onbenut. Werkgevers worden hierop aangesproken door de ministers van SZW, voor J&G en mijzelf.

Via het tijdenbeleid bevorder ik dat ook provincies en gemeenten een grotere rol gaan spelen. Een betere afstemming van schooltijden, werktijden en openingstijden is belangrijk voor de bevordering van de arbeidsparticipatie. Inmiddels zetten 13 gemeenten en twee provincies zich extra in voor het flexibiliseren van arbeidstijden en ruimere of slimmere openingstijden van publieke en private voorzieningen (zgn. koplopers). Het aantal koplopers zal zich naar verwachting met mijn ondersteuning gaan uitbreiden tot in totaal 25 gemeenten en twaalf provincies. Voor de periode 2010–2012 is hiervoor 1.6 miljoen euro gereserveerd.

Daarnaast heeft het kabinet de Sociaal-Economische Raad (SER) gevraagd te adviseren over de sociaaleconomische effecten van tijden in de samenleving. Behalve aandacht voor de openingstijden van private en publieke voorzieningen wordt ook aandacht gevraagd voor tijden op de brede school en tijden van tussenschoolse en buitenschoolse opvang. De uitkomsten worden eind 2010 verwacht.

Ook heb ik in samenwerking met de staatssecretarissen van OCW en SZW in mei 2009 een symposium georganiseerd over nieuwe tijden in onderwijs en opvang. Het kabinet zal verkennen op welke wijze een betere organisatie van dagarrangementen een bijdrage kan leveren aan het vergroten van de mogelijkheden om arbeid en zorg te combineren en de arbeidsparticipatie te verhogen. Hierover zal de Tweede Kamer eind dit jaar door staatssecretaris Dijksma worden geïnformeerd.

Specifiek punt van aandacht in het kader van de programmalijn arbeidsparticipatie van vrouwen vormt de positie van studerende moeders. In het Algemeen Overleg over emancipatiebeleid van oktober jl. heb ik de toezegging gedaan, dat u nog dit jaar een schriftelijke reactie ontvangt op het manifest van het Steunpunt Studerende moeders. Aan deze toezegging zal ik uiteraard tegemoetkomen.

2.2. Vrouwen naar de top: het Charter Talent naar de Top en Aspasia

De aanpak om bedrijven te laten deelnemen aan het Charter Talent naar de Top werkt goed. Inmiddels hebben bijna 100 grote bedrijven, organisaties en instellingen het charter ondertekend. De verwachting is dat dit aantal volgend jaar zal verdubbelen. Het amendement Kalma beschouw ik als een ondersteuning van deze aanpak waarin het eigenbelang en de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en instellingen vooropstaan.

Ook in de wetenschap wordt er bij topposities voortgang geboekt. Hoewel het absolute niveau nog veel te laag is, zit er een gestage groei in het aantal benoemingen van vrouwen als hoogleraar. In 2008 heeft NWO een evaluatie van het Aspasia-programma uitgevoerd, dat zich richt op de doorstroom van getalenteerde vrouwen. Dit programma blijkt succesvol. Daarom heb ik het budget van het Aspasia-programma met ingang van 2009 structureel verdubbeld naar 4 miljoen euro. Om de effectiviteit verder te verhogen zijn in het programma extra impulsen ingebouwd. Ik noem met name premies voor colleges van bestuur die vrouwelijke Vidi of Vici-laureaten bevorderen tot universitair hoofddocent (UHD) of hoogleraar. Met NWO is ook afgesproken dat minimaal de helft van de premie wordt ingezet voor breder universitair of facultair stimuleringsbeleid.

2.3. Emancipatie van mannen: modernisering verlof en Plan van de Man

In november 2008 heeft het kabinet de Beleidsverkenning modernisering verlof en arbeidstijden (TK 26 447, nr. 42) naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarna heeft het kabinet sociale partners uit private en publieke sector en andere maatschappelijke organisaties geconsulteerd over de in de notitie naar voren gebrachte denkrichtingen voor aanpassing van de huidige arbeid- en zorgregelingen. Uitkomst van deze consultatie is op 9 oktober 2009 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK 26 447, nr. 45).

De Stichting van de Arbeid steunt de voorstellen van het kabinet voor flexibilisering van het ouderschapsverlof, bijvoorbeeld dat een werknemer een aanvraag voor gebruik van het ouderschapsverlof kan indienen voor elke periode en elk patroon van opname. Daarmee ontstaat voor partners de mogelijkheid om een deel van het verlof voltijds op te nemen rond de geboorte en het resterende deel op een later moment, bijvoorbeeld als deeltijddag. Ook de voorstellen voor een meer flexibel gebruik van het recht op aanpassing van de arbeidsduur worden door sociale partners onderschreven. Het kabinet onderschrijft de visie van de Stichting van de Arbeid dat andere aspecten van meer flexibele arbeidspatronen – arbeidstijden en thuiswerken- primair een verantwoordelijkheid van de sociale partners zijn. Voor de in de Beleidsverkenning genoemde mogelijkheid voor uitbreiding van de bestaande verlofregelingen en daarmee de mogelijkheid om het kortdurend zorgverlof ook voor een ruimer vaderverlof te gebruiken, is geen steun bij sociale partners. Het kabinet volgt de opvattingen van sociale partners hierin. Gelet op de financieel-economische omstandigheden thans ziet het kabinet geen ruimte voor inzet van het kortdurend zorgverlof ten behoeve van een ruimer vaderverlof.

In het kader van emancipatie van mannen, en de uitvoering van het Plan van de Man, hebben de ministers voor J&G en SZW en ik de in de vorige voortgangsrapportage aangekondigde conferentie «werkende gezinnen» georganiseerd (9 maart 2009). Hierbij is een werkagenda gepresenteerd, een netwerkgids gepubliceerd, een website met informatie voor werkgevers en werknemers in gebruik genomen en zijn bijeenkomsten in het land georganiseerd. Ook is voor de eerste keer de Moderne Man Prijs uitgereikt aan baanbrekende rolmodellen en bedrijven. De agenda voor 2010 wordt op korte termijn ingevuld.

2.4. Allochtone vrouwen en mannen: 1001Kracht, Vadercentra en Troeven

Op 1 december 2008 heb ik u in de brief over de «Emancipatie van vrouwen en mannen uit etnische minderheidsgroepen» (Kamerstuk 2008–2009, 30 420, nr. 128) geïnformeerd over de aanpak Duizend en één Kracht. Hiermee worden allochtone vrouwen via vrijwilligerswerk gestimuleerd om te participeren en te integreren in de samenleving. Vrijwilligerswerk kan daarbij ook dienen als opstap naar betaald werk. De zes gemeenten (de G4, Breda en Nijmegen) die in 2007 met de aanpak Duizend en één Kracht zijn gestart, laten positieve resultaten zien. Tot nu toe hebben zij 8000 vrouwen bereikt. In deze zes gemeenten woont bijna 40% van de landelijke doelgroep. Daarnaast hebben nog 19 grote gemeenten zich bij deze aanpak aangesloten en gezamenlijk creëren deze 25 gemeenten dus een sluitend participatieaanbod, waarmee zij veel allochtone vrouwen weten te bereiken. Samen met de ministers voor WWI en van SZW heb ik hiervoor 1.2 miljoen euro gereserveerd.

Ook richt ik mijn beleid op allochtone vaders. Om hun emancipatieproces te versnellen, kies ik ervoor om vadercentra op te richten, die zich richten op de ontmoeting tussen allochtone en autochtone mannen. Goed voorbeeld daarbij is het vadercentrum «Adam» in Den Haag, waarbij ruim 2500 mannen zich hebben aangemeld. De vadercentra blijken aan te slaan: 18 grote gemeenten hebben zich gemeld. Mijn ambitie is dat er minimaal 10 nieuwe centra worden opgezet. Samen met de minister voor WWI heb ik hiervoor 2.4 miljoen euro beschikbaar gesteld.

Ik zet daarnaast ook in op de lokale verspreiding van goede voorbeelden (zgn. Troeven). Deze aanpak heeft een duidelijke en positieve respons van gemeenten gekregen: meer dan twintig grotere gemeenten doen hieraan inmiddels mee. Ik verwacht dit aantal in 2011 verder te kunnen uitbreiden. De gemeenten adopteren bewezen goede emancipatieprojecten en -praktijken. Voor 2010 en 2011 is in totaal 1.8 miljoen euro gereserveerd.

De maatschappelijke en arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid van laagopgeleide vrouwen en allochtone vrouwen loopt ondanks deze inspanningen vanuit het rijk en gemeenten nog steeds fors achter. Via onderzoek worden de oorzaken en gevolgen hiervan in beeld gebracht en op basis hiervan zal ik, zoals eerder toegezegd, dit najaar met een separate beleidsreactie komen.

2.5. Emancipatie van jongens en meisjes: seksualisering en bèta- en techniek

Een volkswijsheid is: wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. De traditionele beelden van jongens en meisjes over arbeidsparticipatie, de combinatie van arbeid en zorg geven daarom aanleiding tot zorgen over de toekomst.

In de brief «Meer Kansen Voor Vrouwen: beleidsvisie en resultaten» (Kamerstuknr. 2008–2009, 30 420, nr. 137) heb ik het belang van de doelgroep jongeren in het emancipatieproces daarom onderstreept en aangekondigd dat het goed zou zijn om het thema emancipatie, in een vorm die past bij deze tijd, onder hun aandacht te brengen. Hierover ben ik nu in gesprek met de Nationale Jeugd Raad om te komen tot een actieplan voor en door jongeren.

Ik ben ook in overleg met Women Inc. over de agendering van het thema jongeren tijdens het Women Inc Festival op de Internationale Vrouwendag van 8 maart 2010.

Op het gebied van seksualisering wordt geïnvesteerd in weerbaarheid en mediawijsheid van jongens en meisjes en in deskundigheidsbevordering van professionals. Voor activiteiten gericht op seksualisering heb ik vanuit OCW voor de periode 2010–2012 in totaal 1.7 miljoen euro gereserveerd. Met de staatssecretaris voor VWS en de beide staatssecretarissen van OCW maak ik nu afspraken over een gericht ondersteuningsaanbod voor scholen met hulp van de GGD-en en de VO-Raad. Via separate brieven zult u hierover verder worden geïnformeerd.

De aanpak om samen met het Platform Bèta Techniek meer meisjes te motiveren voor de meer technische studierichtingen in het voorgezet onderwijs werkt goed. Er doen op dit moment 125 scholen mee en het percentage meisjes met een bètaprofiel groeit nog steeds. Deze aanpak zal de komende jaren worden uitgebreid naar het basis- en hoger onderwijs en hiervoor is in totaal 1.2 miljoen gereserveerd voor 2010 en 2011. De aanpak in het hoger onderwijs richt zich op de studiekeuze. In het basisonderwijs wil ik leerkrachten meer handvatten geven voor talentontwikkeling van meisjes en jongens door het ontwikkelen van beroepsbeelden en hun interesse voor wetenschap en techniek.

3. Samen de schouders eronder

Ondanks de economisch moeilijke tijd, vind ik het positief te zien dat mijn agenderende en aanjagende rol goed werkt. Het extra budget dat ik als coördinerend minister voor emancipatie heb vrijgemaakt wordt goed benut in zowel sectorale en lokale initiatieven, als in de versterking van het nationale en internationale emancipatiebeleid. Het lokale emancipatiebeleid trekt weer aan en scholen nemen deel in verschillende programmalijnen.

Naast de inspanningen van het kabinet zijn er vele initiatieven die vanuit de maatschappij komen, vanuit de andere bestuurslagen, sociale partners, NGO’s en zelforganisaties van minderheden. Die ondersteun ik waar mogelijk en nuttig.

Zo heb ik, om de kennisinfrastructuur verder te versterken, de structurele subsidie voor WomenInc verhoogd en de Nederlandse Vrouwen Raad een structurele subsidie toegekend. E-Quality (het kenniscentrum voor emancipatie, gezin en diversiteit en gezin) en Aletta (het instituut voor vrouwengeschiedenis) voeren strategische meerjarenplannen uit om het bereik en de zichtbaarheid van hun activiteiten te vergroten. Hiermee wordt de verbindende en agenderende functie vanuit zowel de «oude» als de «nieuwe» vrouwenbeweging kracht bijgezet. Hiertoe is op 1 oktober 2009 een vernieuwde subsidieregeling emancipatie gepubliceerd1.

4. Nederland op het internationale podium

Op internationaal niveau zal ik mijn ambities ook uitdragen. Emancipatie van vrouwen is internationaal een belangrijk thema. Door het huidige Zweedse EU Voorzitterschap wordt ingezet op versterking van de genderdimensie in de Lissabonstrategie na 2010. Het kabinet steunt die inzet omdat aandacht voor de onderwijs- en arbeidsmarktpositie van vrouwen bijdraagt aan groei en werkgelegenheid. In de Sociale Raad van 30 november a.s. worden hierover naar verwachting besluiten genomen.

Ik heb u onlangs geïnformeerd over de antwoorden van de Nederlandse regering op vragen van het CEDAW-comité afgelopen voorjaar. Deze dienen ter voorbereiding op de vijfde Nederlandse regeringsrapportage op 27 januari 2010 in Genève. Het netwerk VN-vrouwenverdrag is van plan om eind november zijn schaduwrapportage te publiceren. In december vindt overleg met dit netwerk plaats. Ik ben blij met deze goede en constructieve samenwerking.

Verder heb ik samen met VWS, SZW en WWI opdracht gegeven voor een onderzoek door het SCP naar de relatie tussen gezondheid, (arbeids)participatie en emancipatie van vrouwen in het kader van het VN-vrouwenverdrag. Het onderzoeksrapport staat gepland voor het najaar 2010. Uit de Emancipatiemonitor 2008 komt immers duidelijk naar voren dat vrouwen in Nederland meer gezondheidsproblemen ervaren dan mannen. Het nieuwe SCP-onderzoek zal dieper ingaan op de oorzaken en gevolgen.

Tot slot wil ik vermelden, dat MamaCash ter gelegenheid van haar 25-jarig bestaan een eenmalige bijdrage ontvangt ter ondersteuning haar internationale activiteiten gericht op de positieverbetering van meisjes en vrouwen.

5. Vooruitblik 2010 en verder

Dit kabinet is – samen met vele andere partijen in de samenleving – op de goede weg als het gaat om de emancipatie van vrouwen in onze samenleving, maar ons gezamenlijke doel is nog niet bereikt. De huidige streefwaarden voor de emancipatie van vrouwen in Nederland zijn in 2000 opgesteld en hebben een horizon tot 2010. Het is van belang nieuwe streefbeelden en -waarden voor de toekomst te ontwikkelen. Deze dienen gegrond te zijn in de nieuwe maatschappelijke en economische ontwikkelingen en de wijzigingen in het brede rijksbeleid, bijvoorbeeld als gevolg van de heroverwegingen.

Ik verwacht ook dat via de midterm reviews van de diverse vakdepartementen een belangrijke bijdrage aan de koers voor de toekomst gegeven kan worden.

De departementen zullen hierin immers conform afspraak niet alleen ingaan op de resultaten die behaald zijn in deze kabinetsperiode, maar ook een verkenning van nieuwe kansen bevatten. Daarvoor kunnen de departementen gebruik maken van financiële ondersteuning door mijn departement.

Ik zal de nieuwe streefbeelden en -waarden voor de emancipatie van vrouwen met mijn midterm review in 2010 aan uw Kamer voorleggen en ga daarover te zijner tijd graag het gesprek aan. Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk


XNoot
1

Stc. 2009, nr. 14 673 van 1 oktober 2009. Zie voor de gewijzigde regeling: http://wetten.overheid.nl/BWBR0024171/geldigheidsdatum_15-10-2009

Naar boven