30 420
Emancipatiebeleid

nr. 137
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 april 2009

In het algemeen overleg over het emancipatiebeleid van 17 december 2008 (Kamerstuk 30 420, nr. 132) heb ik u toegezegd een overzicht te sturen van de bereikte resultaten in het emancipatiebeleid tot dusverre en tevens een beleidsvisie voor de middellange en lange termijn. Daarbij is toegezegd dat in deze brief ook zal worden ingegaan op het «2 x 4 dagen model», op de eventuele tegenstrijdige effecten van de fiscale maatregelen op de genderaspecten en op de uitwerking van «voltijd min». Met deze brief kom ik die toezegging na. Deze brief bevat tevens een reactie op de Emancipatiemonitor 2008.

Een midterm review op het emancipatiebeleid zal in 2010 door de departementen worden uitgevoerd. Dit heb ik in de Emancipatienota toegezegd.

De ambities van dit kabinet op het terrein van emancipatie zijn kernachtig samengevat in het coalitieakkoord. Het gaat om meer vrouwen aan het werk, om meer vrouwen in de top bij de overheid, in het onderwijs en het bedrijfsleven en om het verkleinen van beloningsverschillen tussen vrouwen en mannen.

Het kabinet heeft een breed pakket wetgevende en stimulerende maatregelen genomen om deze ambities te realiseren. En ik heb vanuit mijn begroting extra budget uitgetrokken voor de agenderende en ondersteunende rol die ik als coördinerend minister voor emancipatie kan vervullen, zowel in het internationale en nationale beleid als bij sectorale en lokale initiatieven.

De maatregelen zijn uitgewerkt in de emancipatienota «Meer kansen voor vrouwen» en aangevuld met de door de Kamer gevraagde reactie op het «Plan van de man». Het is goed de rol van mannen in het emancipatieproces nadrukkelijker te benoemen. Het gaat uiteindelijk om gelijke kansen voor vrouwen en mannen om tot hun recht te komen in alle domeinen van de samenleving. De man speelt een belangrijke rol in de emancipatie van de vrouw. Mannen kunnen meer ruimte maken én krijgen voor de combinatie van arbeid en zorg.

De emancipatie is nog niet af. Stereotype beeldvorming over vrouwen en mannen bepaalt nog teveel de studie- en beroepskeuze en de taakverdeling thuis. Er zijn capaciteitstekorten en budgettaire overschrijdingen in de kinderopvang. De emancipatie gaat niet snel genoeg, maar er zijn ook positieve ontwikkelingen.

Positieve ontwikkeling

Er is al een lange weg afgelegd en de emancipatie ontwikkelt zich positief. Dat blijkt uit de Emancipatiemonitor 2008. Meisjes doen het beter dan jongens in het onderwijs. Ze vallen minder uit, halen hogere cijfers en studeren eerder af. Het percentage Turkse en Marokkaanse meisjes dat in het hbo is ingeschreven is inmiddels 20% en van de Surinaamse en Antilliaanse meisjes is dit 30%.

Dat is bemoedigend. Het onderwijs doet zijn werk als emancipatiemotor. Overigens mag duidelijk zijn dat dit onze zorgen over het hoge uitvalspercentage onder jongens niet wegneemt.

Daarnaast steeg de arbeidsparticipatie van vrouwen van 53% in 2005 naar 59% in 2008. Dat is een mooi resultaat. De groei in de arbeidsparticipatie van vrouwen zit in de afgelopen paar jaren vooral in de voltijdbanen en de grotere deeltijdbanen. We zien dan ook weer een lichte stijging in de arbeidsduur, tot bijna 25 uur per week gemiddeld. Ook bij vrouwen uit etnische minderheden is de participatie gestegen: van 42% in 2005 naar 48% in 2008.

Positief is verder dat de kabinetsdoelstelling van 25% vrouwen in topposities bij de rijksoverheid in 2011 steeds meer in zicht komt. Uit cijfers van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) blijkt dat het aantal vrouwen in topposities bij de overheid toeneemt. Het aandeel vrouwen in de Algemene Bestuursdienst (ABD)1 in 2008 is gestegen tot 19,7%. In de TopManagementGroep2 is dit aandeel zelfs gestegen tot 25%. De instroom in de ABD bestond zowel in 2007 als 2008 voor meer dan 30% uit vrouwen. Bovendien namen de beloningsverschillen bij gelijk werk af. Bij de rijksoverheid is het beloningsverschil geslonken tot een verschil van 1,7%3.

Het gaat dus zeker de goede kant op. Dat wil echter niet zeggen dat we er zijn. Steeds meer gezinnen maken de overstap van het kostwinnersmodel naar een anderhalfverdienersmodel. Maar net zo min als het kostwinnersmodel voor iedereen passend was, is het anderhalfverdienersmodel dat in deze tijd. Steeds meer vrouwen en mannen kiezen ervoor gezin en werk te combineren. Dat is op zich positief, maar we moeten voorkomen dat vrouwen met ambities blijven steken in een kleine deeltijdbaan. Vrouwen hebben recht om een vrije keuze te kunnen maken voor economische zelfstandigheid als basis voor een veilig bestaan, recht op gelijke kansen en «verzilvering» van hun talent.

Bovendien is het een economische noodzaak dat de arbeidsparticipatie van vrouwen toeneemt. Nederland vergrijst en we willen het niveau van de collectieve voorzieningen in Nederland behouden. Daarom heeft het kabinet zich als doel gesteld dat de arbeidsparticipatie in 2016 op 80% ligt. We moeten, ondanks de huidige economische crisis, op de langere termijn rekening houden met structurele krapte op de arbeidsmarkt.

Dubbele winst

Ik heb het «2 x 4 dagen model» eerder aangemerkt als één van de mogelijkheden om arbeid en zorg gelijkwaardiger te verdelen tussen mannen en vrouwen. Ik wil hiermee het debat vooral onder jonge volwassenen over een meer gelijke verdeling van arbeid en zorg stimuleren, waarbij ik mij ervan bewust ben dat het iedereen vrijstaat hierin eigen keuzes te maken. Het «2 x 4 dagen model» kan in dat kader uitkomst bieden als oplossing tijdens het spitsuur van het leven: bijvoorbeeld voor werknemers met jonge kinderen. Het moet niet vanzelfsprekend zijn dat vrouwen na de komst van kinderen kiezen voor het werken in deeltijd of verder afbouwen van hun werkuren. Tegelijkertijd moet het wel meer vanzelfsprekend worden dat mannen meer gaan zorgen. Om tot een meer gelijke verdeling te komen, kunnen mannen en vrouwen ook gebruik maken van instrumenten als ouderschapsverlof of flexibele arbeidspatronen om tijd vrij te maken voor zorg. Dergelijke flexibele arbeidspatronen kunnen voorkomen dat mensen zich genoodzaakt zien om vanwege de zorg voor kinderen hun arbeidsuren te verminderen. De wijze van combineren en verdelen van arbeid en zorg is een vrije keuze, maar het groeiend aantal vooral jonge vrouwen en mannen dat kiest voor een meer gelijke verdeling verdient wel alle ruimte en steun. De gelijke verdeling van het model is dubbele winst. Vrouwen krijgen betere kansen op de arbeidsmarkt en mannen kunnen actiever zijn in de zorg voor hun kinderen.

Gezinsvorming, carrièrekansen en mantelzorgtaken komen samen in het «spitsuur van het leven». Meestal zijn het dan de vrouwen die een offer brengen. Ze doen een grote stap terug in het werk – en komen daarmee op blijvende achterstand – of ze stellen het krijgen van kinderen uit om carrière te maken. Dat kan anders en beter.

Steeds meer vrouwen én mannen doen in de fase van gezinsvorming beiden een stapje terug, en willen later weer voluit «gas geven». Jonge vaders laten hun werkgevers steeds vaker weten dat zij daarvoor ruimte willen, bijvoorbeeld met het «PapaPlus»-manifest van de FNV Jongeren of met behulp van de informatie van de CNV-website over gezin en werk.

Als bedrijven daar ruimte voor bieden, kunnen ouders, gezin en carrière de aandacht geven die past bij hun levensfase. «Voltijd min» voor mannen in het spitsuur van het leven en «deeltijd plus» voor vrouwen kunnen elkaar aanvullen en versterken. Dat bevordert de arbeidsparticipatie, en voorkomt dat vrouwen niet meer aan een baan kunnen komen als de kinderen ouder zijn. Bovendien krijgen meer vrouwen de kans om door te groeien naar een toppositie.

Kabinet faciliteert en investeert

Hoe kunnen we er voor zorgen dat we de dubbele winst incasseren? Met andere woorden: hoe geven we vrouwen betere kansen op de arbeidsmarkt en kunnen mannen actiever worden in de zorg voor hun kinderen?

Daarvoor is in de eerste plaats een cultuurverandering nodig.

We hebben voor verandering andere beelden over ouderschap en werken nodig dan nu gewoon zijn in gesprekken op het schoolplein, tijdens verjaardagsfeestjes en in de wandelgangen van het bedrijfsleven. Werkende moeders zijn net zo min slechte moeders als dat werkende vaders slechte vaders zijn. En een keuze door vrouwen of mannen voor werken in deeltijd is niet hetzelfde als gebrek aan ambitie.

Cultuurveranderingen kunnen niet door de overheid worden afgedwongen. De overheid zit ook niet met sociale partners aan de cao-tafel of bij de mensen thuis aan de keukentafel.

Het kabinet kan wel een agenderende rol spelen. Om die reden is de Taskforce DeeltijdPlus opgericht, waartoe tijdens de Participatietop 2007 is besloten. Deze Taskforce heeft tot doel het aantal gewerkte uren van met name vrouwen in kleinere deeltijdbanen te verhogen. De Taskforce wil met zijn werkzaamheden, ook bij bedrijven, een aanzet geven tot de hiervoor genoemde cultuurverandering. Ook de vrouwenbeweging kan een belangrijke agenderende rol spelen. Ik ondersteun daarom WOMEN Inc., een organisatie die het emancipatievraagstuk op een nieuwe manier zichtbaar maakt en een brede platformfunctie voor vrouwen vervult.

Daarnaast zijn nieuwe rolmodellen nodig, bedrijven en individuele vrouwen en mannen, die laten zien dat het mogelijk is om mannen meer ruimte te geven om arbeid en zorg te combineren. Bij de uitreiking van de «Uit het Keurslijfprijs» worden de rolmodellen bekend gemaakt en worden ambassadeurs aangesteld die een voorbeeldfunctie zullen vervullen.

De overheid geeft zelf het goede voorbeeld in de benoeming van meer vrouwen in topposities en het mogelijk maken van deeltijdwerk ook in de hogere functies. Bedrijven zullen worden gestimuleerd dit voorbeeld te volgen.

Recent heeft het kabinet op initiatief van de minister voor Jeugd en Gezin de conferentie «Werkende Gezinnen» gehouden, waarbij de vraag centraal stond hoe de combinatie van werk en gezin verbeterd kan worden. Werkgevers willen gekwalificeerd en gemotiveerd personeel; werknemers zien thuiswerken en flexibele werktijden als belangrijke instrumenten om arbeid en zorg te kunnen combineren. Door de overheid en sociale partners is een werkagenda opgesteld om het onderwerp op de agenda van het overleg tussen de sociale partners en de overheid te houden.

Verder investeert het kabinet aanzienlijke bedragen om het voor vrouwen gemakkelijker en lonender te maken om werk en zorg te combineren:

• De introductie van de inkomensafhankelijke combinatiekorting: deze heffingskorting is voor het combineren van werk en zorg voor kinderen.

• De overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting voor de niet-werkende partner (die geen kinderen meer heeft in leeftijd van 0 tot en met 5 jaar) wordt afgebouwd.

• Om de combinatie van arbeid en zorg beter mogelijk te maken in de periode dat er jonge kinderen zijn, is het ouderschapsverlof en de periode waarin ouderschapsverlofkorting kan worden verkregen, verlengd van 13 naar 26 weken voor beide partners. Het is voor ouders bovendien eenvoudiger geworden om in aanmerking te komen voor de ouderschapsverlofkorting, omdat hieraan niet langer de voorwaarde van deelname aan de levensloopregeling is verbonden.

• In de kinderopvang werd tot nu toe in totaal bijna €1 miljard extra per jaar meer geïnvesteerd dan door het vorige kabinet werd gedaan.

Het zijn forse maatregelen, met een grote impact, al hebben ze tot nu toe niet kunnen leiden tot het halen van de doelstellingen voor arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid.

Economische zelfstandigheid blijft achter

Het streven naar een verhoging van de arbeidsparticipatie van vrouwen en het stimuleren van de economische zelfstandigheid van vrouwen is onderdeel van het kabinetsbeleid. In 2010 moet de arbeidsparticipatie van vrouwen 65% bedragen en in 2010 dient 60% van de vrouwen economisch zelfstandig te zijn. De belangrijkste oorzaak dat de doelstelling voor arbeidsparticipatie van vrouwen niet wordt gehaald, is de achterblijvende arbeidsdeelname van laagopgeleide vrouwen. Die is al jaren onveranderd laag. In 2007 werkte 38% van de vrouwen met een vmbo-diploma.

Laagopgeleide vrouwen die wel werken, doen dat meestal slechts voor een beperkt aantal uren in de week. Dat is nadelig voor hun economische zelfstandigheid en pensioenopbouw.

Zoals ik u eerder heb gemeld, is de doelstelling voor economische zelfstandigheid van vrouwen in mijn ogen evident onhaalbaar. De huidige stand is 43% en is de afgelopen jaren slechts 1% gestegen. Dit komt doordat de arbeidsduur niet in hetzelfde tempo is meegegroeid met de arbeidsparticipatie.

Zoals ik heb toegezegd in mijn brief van 16 maart 2009 aan de Tweede Kamer (30 420 nummer 133), over de afhandeling van de moties en toezeggingen die gedaan zijn in het notaoverleg van 7 en 12 november 2008, zal ik om goed in beeld te krijgen wat nog meer van belang is ter bevordering van de economische zelfstandigheid en differentiatie naar groepen mogelijk te maken, hier een verdiepend onderzoek naar laten doen. Onderdeel van dit onderzoek zal het effect van de verschillende fiscale maatregelen op de economische zelfstandigheid zijn.

Ik zal u hierover bij de voortgangsrapportage emancipatie van volgend jaar informeren.

Lager opgeleide vrouwen lopen meer kans afhankelijk te worden van een uitkering, mede doordat hun partners vaak relatief jong in een werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsregeling terechtkomen. Een groot deel van de laagopgeleide mannen met minderjarige kinderen werkt niet (meer)1. Hierdoor leven veel gezinnen uit de lagere sociaaleconomische klasse, waaronder veel gezinnen uit etnische minderheden, op de armoedegrens. Daarom vind ik een hogere arbeidsparticipatie voor laagopgeleide vrouwen urgent, zowel voor hun emancipatie als hun integratie.

Empowerment van vrouwen uit etnische minderheden

Om de positie van vrouwen uit etnische minderheden te verbeteren, wordt met gemeenten gewerkt aan het verbeteren van de keten van inburgering, taal, vrijwillige inzet en betaald werk. Dat gebeurt met «1001Kracht». Die aanpak werkt, maar kost meer tijd dan gedacht. Het blijkt niet eenvoudig de verschillende bestaande trajecten te verankeren in een goed werkende en sluitende aanpak. Ook zijn er nog achterstanden in de inburgering. Het zal niet eenvoudig zijn om de ambitie te halen: 50 000 vrouwen naar maatschappelijke participatie, en indien mogelijk betaalde arbeid. Dat streefcijfer ligt nu nog ver buiten bereik.

Het kabinet heeft verschillende maatregelen genomen om de emancipatie, integratie en participatie van deze groep verder te versterken. Met gemeenten is afgesproken dat de ambitie om niet-uitkeringsgerechtigden in deze kabinetsperiode naar werk te begeleiden, wordt verhoogd van 25 000 naar 35 000 in deze kabinetsperiode. Dit betreft zowel vrouwen als mannen. Wat de vrouwen betreft, bereikt deze aanpak vooral vrouwen met een grote afstand tot werk. Om extra kansen te creëren, is er een financiële stimulans geïntroduceerd voor gemeenten en een bonus voor niet-uitkeringsgerechtigden zelf. Hiermee krijgen mensen die moeilijk uit zichzelf aan de slag komen een extra steun. Met de start van het Participatiefonds begin dit jaar hebben gemeenten meer mogelijkheden gekregen om via participatiebudgetten maatwerk in inburgering, volwasseneneducatie en re-integratie te bieden.

In aanvulling hierop worden nog een aantal maatregelen genomen.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) laat op dit moment onderzoeken hoe gemeenten nog beter vrouwen vanuit de inburgering kunnen laten doorstromen, bijvoorbeeld naar vrijwilligerswerk. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zal pilots in een drietal gemeenten laten uitvoeren gericht op het bevorderen van de arbeidsparticipatie van allochtone vrouwen. Hiermee wordt ook voor andere gemeenten in kaart gebracht op welke knelpunten er zijn in de participatieketen, en in het traject naar betaald werk via vrijwilligerswerk, en hoe die kunnen worden aangepakt. De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) investeert extra in lokaal vrijwilligersbeleid, waarbij ook aandacht is voor allochtone vrijwilligers. Daarnaast is een pilot gestart om in samenwerking met sportbonden meer vrouwen uit etnische minderheidsgroepen te bemiddelen naar vrijwilligersfuncties in de sport.

Ik zal zelf gemeenten stimuleren en actief ondersteunen in de komende jaren bij de adoptie van goede voorbeelden uit de emancipatiepraktijk.

Scholingsmaatregelen spelen een belangrijke rol in het vergroten van de kansen voor laagopgeleide vrouwen, waaronder veel vrouwen uit etnische minderheden. Vrouwen die als huwelijksmigrant naar Nederland zijn gekomen, hebben vaak geen startkwalificatie voor de arbeidsmarkt, waardoor hun uitgangspositie bijzonder zwak is. De scholingsplicht voor alleenstaande bijstandsmoeders en de aanpak gericht op niet-uitkeringsgerechtigden bieden kansen, maar veel vrouwen worden nog niet bereikt. Het kabinet zal informatie over scholingsmogelijkheden daarom actiever onder de aandacht brengen en bevorderen dat vrouwen de kansen die er zijn meer gaan benutten.

Brede maatschappelijke participatie en een grotere arbeidsparticipatie van vrouwen uit etnische minderheden kan alleen slagen als ook de emancipatie van hun mannen doorzet. Dit blijkt uit gesprekken met deze vrouwen. Traditionele opvattingen van mannen over de rol van de vrouw in het gezin en de samenleving belemmeren de maatschappelijke deelname van deze vrouwen. Daarnaast is voor deze mannen extra inzet nodig om ze actief deel te laten nemen aan de samenleving en om hun rol als partner, vader en opvoeder op te kunnen pakken. De komende jaren stel ik extra middelen beschikbaar voor het adopteren van goede voorbeelden en praktijken om de positie van allochtone vrouwen te verbeteren. Met de minister voor Wonen, Wijken en Integratie stel ik extra geld beschikbaar voor vadercentra1. Ook via de Centra voor Jeugd en Gezin zal specifiek aandacht zijn voor de rol van vaders in de opvoeding.

Economisch zwaar weer

Door de economische recessie zal de groei van de arbeidsparticipatie zwaar onder druk komen te staan. De verwachting is dat de werkloosheid in de komende periode scherp zal oplopen. Veel vrouwen werken in sectoren die minder gevoelig zijn voor economische recessie zoals de zorg en het onderwijs, maar ook in de, wel conjunctuurgevoelige, marktsector werken veel vrouwen. Het zou niet goed zijn als deze vrouwen massaal en voor langere tijd van de arbeidsmarkt verdwijnen. De crisis toont juist het belang van economische zelfstandigheid van vrouwen aan. In gezinnen waarin de man zijn baan verliest, maar waar ook de vrouw een volwaardige baan heeft, zijn de (financiële) problemen minder groot dan in gezinnen waarin de vrouw geen of slechts een kleine baan heeft. Het is daarom voor zowel vrouwen als mannen van belang dat zij gebruik kunnen maken van de mogelijkheden van omscholing en bemiddeling naar ander werk.

De economisch zware tijden mogen geen excuus zijn om de ambities voor diversiteit en meer vrouwen aan de top van tafel te schuiven. Met het oog op de toekomst en de weerbarstige praktijk van nu is het belangrijk te blijven investeren in het behoud en de doorstroom van vrouwelijk talent. Nederland verkeert op dit punt nog in een achterstandspositie. Het charter «Talent naar de Top» is een goed instrument om daar verandering in te brengen. Meer dan 60 organisaties hebben dit charter ondertekend, waarmee ze aangeven de vrijblijvendheid voorbij te willen.

Ik zet mij actief in om nieuwe ondertekenaars voor het charter te werven. Dit blijkt effectief. Zo hebben onlangs negen instellingen uit het hoger onderwijs bekendgemaakt het charter te willen ondertekenen. Om onze ambitie voor een innovatieve en concurrerende kenniseconomie te realiseren moet het aantal vrouwelijke technici, wetenschappers, hoogleraren en bestuurders nog flink omhoog.

Ook belangrijk voor meer vrouwen aan de top is de «Corporate Governance Code» voor beursgenoteerde bedrijven. De Commissie Frijns heeft daarin op laten nemen dat gerapporteerd moet worden over het aantal vrouwen in de raden van commissarissen. Een van de redenen om dat te doen, was dat uit onderzoek blijkt dat meer diversiteit bijdraagt aan een goed bestuur.

Naar een toekomst met brede scholen en flexibele arbeidstijden

Laten we ook over de crisis heen blijven kijken naar de toekomst. Schooltijden, werktijden en openingstijden zijn vaak nog afgestemd op een gezin waarin de moeder overdag klaar staat voor de kinderen en het huishouden. Steeds meer huishoudens voldoen niet meer aan dat beeld. Door het toenemend aantal alleenstaanden en tweeverdieners (met en zonder kinderen) is er meer behoefte aan scholen die buitenschoolse opvang bieden, aan bedrijven met flexibele arbeidstijden en aan dienstverlening buiten de werktijden. Dat zien we aan de wachtlijsten in de kinderopvang, aan het grote aantal deeltijdcontracten en aan de groeiende behoefte aan digitale dienstverlening en avondopenstelling.

Het aantal kinderen dat gebruik maakt van kinderopvang is gestegen met bijna 140 000 in de afgelopen periode van 12 maanden. De keerzijde van deze sterke toename zijn de wachtlijsten in de buitenschoolse opvang en de budgettaire overschrijdingen op de rijksbegroting. Om de arbeidsparticipatie te bevorderen heeft het kabinet tot nu toe in totaal bijna €1 miljard extra per jaar meer geïnvesteerd in de kinderopvang dan het vorige kabinet heeft gedaan. Sinds de introductie van de kinderopvangtoeslag is de arbeidsparticipatie van met name moeders gestegen. Deze stijging heeft een aantal oorzaken, waarvan de introductie van de kinderopvangtoeslag er een is. Het kabinet heeft met de kinderopvangaanbieders, scholen en gemeenten maatregelen genomen om de wachtlijsten weg te werken. De commissie-Van Rijn onderzoekt nu hoe de kinderopvangtoeslag zo ingericht kan worden dat de arbeidsparticipatie van ouders maximaal wordt ondersteund. De middelen kunnen zo effectiever worden ingezet.

De groei naar een optimale situatie is een kwestie van lange adem. Het «Zweedse model» heeft voordelen, zoals een kwalitatief hoogwaardig en breed aanbod van kinderopvang, maar ook belangrijke nadelen. Het is kostbaar en laat weinig ruimte voor werken in deeltijd voor vrouwen en mannen. Een «Nederlands model» dat keuzevrijheid en het streven naar een meer gelijke verdeling tussen vrouwen en mannen met elkaar in balans brengt, biedt een beter antwoord op de uitdagingen waarvoor we staan. Dat antwoord houdt een omslag in van de klassieke «9 tot 5»-dagindeling, die naadloos past op het kostwinnersmodel, naar een modern «7 tot 7»-dagarrangement. Dat arrangement is flexibeler en sluit beter aan bij de behoeften van het groeiende aantal alleenstaanden, gezinnen en tweeverdieners en waarbinnen arbeid, zorg en privé op een meer flexibele wijze ingevuld kan worden.

Het kabinet wil de ontwikkeling van brede scholen bevorderen. Er komen steeds meer brede scholen in het hele land. In veel gevallen bieden zij een sluitend dagarrangement van voor-, tussen- en naschoolse opvang, waarbij er een voor kinderen kwalitatief goed aanbod is van ontspanning, sport en cultuur. Dat is goed voor de leerlingen en helpt ouders om werk en zorg te combineren. Het kabinet heeft maatregelen genomen om de ontwikkeling van brede scholen te stimuleren, onder meer via een stimuleringsarrangement voor het meer multifunctioneel maken van onderwijshuisvesting. Daarnaast is er een structurele financiële impuls voor combinatiefuncties.

Het kabinet bekijkt nog voor de zomer samen met sociale partners, scholen, kinderopvang en instellingen voor sport en cultuur hoe tot -een voor kinderen en hun ouderssluitend dag- en jaararrangement kan worden gekomen.

Uit onderzoek1 blijkt dat vrouwen en mannen ook behoefte hebben aan flexibele arbeidstijden voor het beter kunnen combineren van arbeid en zorg. Vrouwen geven aan dat zij meer uren willen en kunnen werken als zij hun werktijden flexibeler kunnen indelen en beter kunnen laten aansluiten op de schooltijden. Dergelijke flexibele arbeidspatronen kunnen voorkomen dat mensen zich genoodzaakt zien hun arbeidsuren te verminderen door overgang naar deeltijdarbeid of door opname van verlof. De Taskforce DeeltijdPlus initieert pilots in de sectoren zorg, onderwijs, overheid, zakelijke dienstverlening en detailhandel waarin de mogelijkheden van meer uren werken en flexibel werken centraal staan. Uiteindelijk is het aan werkgevers en werknemers om hier afspraken over te maken.

Zeggenschap over de indeling van de werktijden en de mogelijkheid om een deel van de werkweek thuis te werken is op dit moment ook belangrijker dan uitbreiding van de verlofregelingen. Het huidige aantal verlof- en vakantiedagen biedt voor de meeste werknemers voldoende soelaas, zo geven zij zelf aan. Wel kan het van belang zijn dat werknemers de huidige verlofrechten flexibeler kunnen inzetten. Het kabinet heeft in de Beleidsverkenning modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden mogelijkheden hiervoor geïnventariseerd. Naast concrete voorstellen om de regeling van het ouderschapsverlof zodanig aan te passen dat het gebruik daarvan meer aansluit bij de behoeften van werknemers, wordt ook bezien hoe met een samenvoeging van de bestaande regelingen voor kort verlof een meer algemene verlofregeling kan worden gecreëerd die in de praktijk eenvoudiger toe te passen is en ook bredere gebruiksmogelijkheden biedt, waaronder kraamverlof voor partners. De Stichting van de Arbeid zal nog met een advies komen.

Ook investeringen in plaatsonafhankelijke en digitale dienstverlening kunnen de combinatie van arbeid en zorg vereenvoudigen, evenals ruimere openingstijden van huisartsenpraktijken en andere publieke en private dienstverleners. Ik heb al koploperovereenkomsten tijdbeleid afgesloten met enkele provincies en gemeenten. De gewenste olievlekwerking blijft echter nog uit. Met mijn collega-bewindspersonen en de betrokkenen uit de praktijk ga ik bekijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat hier meer snelheid in kan komen

Investeren in de emancipatie van een nieuwe generatie

De toekomst is van onze kinderen. Die zou niet meer door stereotiepe beelden over de vermeende «natuurlijke» eigenschappen van vrouwen en mannen moeten worden bepaald. De individuele verschillen tussen vrouwen onderling en mannen onderling zijn groot.

Ik wil toe naar een samenleving waarin meisjes en jongens een studie en beroep kiezen op basis van hun talent, waardoor zij als persoon tot hun recht kunnen komen en hun gevoel van eigenwaarde wordt vergroot. Uit het gedrag van jongeren blijkt dat emancipatie niet vanzelf gaat. Bij jonge kinderen hebben zich vaak al duidelijke beroepsbeelden gevormd over zogenaamde mannen- en vrouwenberoepen, terwijl dit misschien helemaal niet bij hen past. Een andere benadering van de persoonlijke ontwikkeling moet dan ook al vroeg beginnen. Momenteel verken ik hoe in het basisonderwijs seksestereotypering kan worden verminderd. Ook op latere leeftijd is bijstelling nog nodig. Ik heb eerder al middelen beschikbaar gesteld aan het Platform Bèta Techniek voor het stimuleren van de interesse onder meisjes voor bèta en techniek. De groei van het aantal meisjes dat voor een N-profiel kiest in het voortgezet onderwijs is veelbelovend, maar dit vertaalt zich nog weinig in de keuze voor een bètatechnische studie of beroep. Daarnaast wil ik het aantal mannen dat kiest voor een baan in het onderwijs en in de zorg vergroten. De loopbaanoriëntatie en -begeleiding die scholen geven, moet genderbewust zijn en uitgaan van talenten en minder van vaak seksestereotiepe interesses van de jongeren. Deze kabinetsperiode is extra geld uitgetrokken voor een betere loopbaanoriëntatie en -begeleiding op scholen. Ik vind dat het overstijgen van seksestereotypen opgenomen moet worden in de instrumenten en kwaliteitsrichtlijnen die het veld ontwikkelt.

De ontwikkeling van talenten draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en aan economische zelfstandigheid en is daarom een ander belangrijk thema voor jongeren, vooral jonge vrouwen en meiden, om over na te denken. De keuzes die al vroeg worden gemaakt in studie, beroep en arbeidsduur bepalen in belangrijke mate het latere inkomen, de pensioenopbouw en de loopbaankansen. Een eigen inkomen en loopbaan kan de gelijkwaardigheid, in de verdeling van arbeid en zorgtaken, bevorderen en daarmee bijdragen aan stabiele gezinnen en relaties. U herinnert zich vast nog de campagne «een slimme meid is op haar toekomst voorbereid». Ik denk dat het goed is dit thema opnieuw in een vorm die past bij deze tijd onder de aandacht te brengen van jongeren, meisjes en jongens. Vooral veel laagopgeleide meisjes maken keuzes die hen later in een kwetsbare positie brengt.

Ik hoop hiermee een helder beeld te hebben geschetst van waar we staan en wat ons nog te doen staat. Het is belangrijk daarbij realistische verwachtingen te hebben. We zitten in zwaar weer en de economische recessie raakt ook de arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid van vrouwen. Bovendien: cultuurverandering gaat niet van vandaag op morgen.

Maar dat zegt niets over de inzet. We moeten sterker uit de financiële en economische crisis komen. Dat geldt ook voor de emancipatie. Emancipatiemaatregelen kunnen bijdragen aan de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en verworvenheden van onze sociale welvaartstaat op lange termijn. Ook dat is een reden waarom ik mij in de komende tijd in zal blijven zetten voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen.

Vijftig jaar geleden was het nog gebruik, en voor gemeenteambtenaren zelfs regel, dat vrouwen bij hun huwelijk stopten met werken. In de economische crisis in de jaren tachtig van de vorige eeuw werd nog regelmatig gehoord dat vrouwen niet de banen van kostwinnende mannen zouden moeten bezetten. Dergelijke opvattingen worden niet meer gehoord. Daarmee is in mijn ogen de onderliggende trend, ondanks de mitsen en maren die ik hierboven heb genoemd, een gestage beweging richting verdergaande emancipatie. Het is aan ons om die beweging te accommoderen en te versnellen.

Mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Mede namens de Minister voor Jeugd en Gezin.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk


XNoot
1

De Algemene Bestuursdienst (ABD) bestaat uit alle managers bij het Rijk (schalen 15–19) met integrale eindverantwoordelijkheid over mensen en middelen.

XNoot
2

De TopManagementGroep bestaat uit ongeveer zeventig managers (secretarissen-generaal, directeuren-generaal, inspecteurs-generaal en enkele hiermee gelijkgestelde bijzondere functies).

XNoot
3

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2009) Sociaal Jaarverslag 2009 (publicatie in mei 2009).

XNoot
1

Sociaal en Cultureel Planbureau & Centraal Bureau voor de Statistiek (2009) Emancipatie-monitor 2008, p. 87.

XNoot
1

Een vadercentrum is een wijkvoorziening waar sociaal geïsoleerde vaders nieuwe vaardigheden en sociale contacten op kunnen doen met laagdrempelige cursussen en onderlinge gesprekken.

XNoot
1

Sociaal en Cultureel Planbureau (2008) Verdeelde Tijd; waarom vrouwen in deeltijd werken p. 110.

Naar boven