nr. 16
AMENDEMENT VAN HET LID BLOK
Ontvangen 13 oktober 2006
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel II wordt voor onderdeel A twee onderdelen ingevoegd, luidende:
0A
In artikel 118 wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
3a. In afwijking van het bepaalde bij het tweede en derde lid wordt het
stemrecht op financieringspreferente aandelen gebaseerd op de reële waarde
van de kapitaalinbreng op dergelijke aandelen.
00A
In artikel 228 wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
3a. In afwijking van het bepaalde bij het tweede en derde lid wordt het
stemrecht op financieringspreferente aandelen gebaseerd op de reële waarde
van de kapitaalinbreng op dergelijke aandelen.
II
Artikel II, onderdeel A, artikel 359b, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid, onderdeel e, wordt onder vervanging van de
punt aan het slot door een puntkomma, een zin toegevoegd, luidende: een en
ander met uitzondering van financieringspreferente aandelen, waarop stem wordt
uitgebracht overeenkomstig het bepaalde in lid 3a van artikel 118 of 228.
2. Aan het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het
slot door een puntkomma, een zin toegevoegd, luidende: een en ander met uitzondering
van financieringspreferente aandelen, waarop stem wordt uitgebracht overeenkomstig
het bepaalde in lid 3a van artikel 118 of 228.
Toelichting
Op dit moment is het stemrecht op aandelen (van welke soort dan ook) verplicht
gekoppeld aan hun nominale waarde (artikel 2:118 en 228 BW).
In de praktijk werken veel ondernemingen met financieringspreferente aandelen.
De waarde waarvoor dergelijke aandelen worden uitgegeven – de reële
waarde van hun kapitaalinbreng – behoeft op het moment van uitgifte
niet gelijk te zijn aan de waarde – de beurskoers – van de gewone
aandelen. Bovendien zal de waarde van de beide soorten aandelen na het tijdstip
van emissie van de financieringspreferente aandelen uit elkaar gaan lopen,
door de fluctuaties in de beurskoers van de gewone aandelen. Bij latere emissies
van gewone aandelen zal de waarde van de beide soorten aandelen dan ook bijna
zeker verschillen. Toch mag het verschil in kapitaalinbreng niet tot uitdrukking
worden gebracht in het aan de aandelen verbonden stemrecht; dat moet immers
bij wet aan de nominale waarde van de aandelen zijn gekoppeld.
De Commissie Tabaksblat heeft deze evenredigheid tussen kapitaalinbreng
en zeggenschap – ten gunste van de gewone aandeelhouders – eveneens
willen nastreven en is gekomen tot best practice
bepaling IV.1.2: «Het stemrecht op financieringspreferente aandelen
wordt gebaseerd op de reële waarde van de kapitaalinbreng. Dit geldt
in ieder geval bij de uitgifte van financieringspreferente aandelen».
De toevoeging van een nieuw lid 3a aan de artikelen 118 en 228 van boek
2 Burgerlijk Wetboek beoogt de aanbeveling van de Commissie Tabaksblat te
implementeren.
De wijzigingen in het voorgestelde artikel 359b beogen het door de wetgever
onbedoelde gevolg te voorkomen dat financieringspreferente aandeelhouders
in deze specifieke situaties meer stemrechten verkrijgen dan zij gewoonlijk
hebben, waardoor zij een beschermingsfunctie krijgen.
Blok