nr. 96
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 maart 2007
Tijdens de behandeling van de Pensioenwet heeft uw Kamer een motie aangenomen
met betrekking tot de bestuursstructuur van pensioenfondsen (Kamerstukken
II 2006/2007, 30 413, nr. 68). De Kamer verzoekt met deze motie
de regering om de bestuursstructuur tegen het licht te houden om te bezien
of deze voldoende toekomstbestendig is en de Kamer uiterlijk op 1 april
2007 op de hoogte te stellen van haar bevindingen en daarbij – indien
nodig – concrete voorstellen te doen voor mogelijke verbeteringen.
Bij brief d.d. 19 december (Kamerstukken II 2006/2007, 30 413,
nr. 93) is uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop het kabinet
invulling heeft willen geven aan deze motie. De nadere adviezen die in deze
brief zijn aangekondigd, zijn inmiddels afgerond en exemplaren hiervan treft
u als bijlage bij deze brief aan1.
Hoewel de precieze invulling van de wijzigingen in het uitvoeringsmodel
nog enige tijd zal vergen, wil ik u conform de bovengenoemde motie informeren
over de aanpassingen van het uitvoeringsmodel die – mede in het licht
van de beschikbare adviezen – zijn te overwegen. Daarbij is tevens relevant
dat uw Kamer bij de behandeling van de Pensioenwet een motie heeft ingediend
inzake de verruiming van de mogelijkheden voor zelfstandigen zonder personeel
om pensioen in de tweede pijler op te bouwen (Kamerstukken II 2006/2007, 30 413,
nr. 78). Gezien de inhoudelijke samenhang met het onderhavige dossier
is het mijn voornemen om te bezien op welke wijze bij de uiteindelijke vormgeving
van het uitvoeringsmodel hieraan tegemoet kan worden gekomen.
Op grond van beide adviezen ligt het niet voor de hand dat in het nieuwe
uitvoeringsmodel sprake zal zijn van een verplichte uitbesteding van vermogensbeheer
en administratie. Een dergelijke verplichting is in een eerder stadium overwogen
teneinde het mogelijk te maken de domeinafbakening af te schaffen. Uit de
adviezen komt evenwel duidelijk naar voren dat de verplichte uitbesteding
een instrument is dat naar zijn aard niet in de plaats kan komen van de domeinafbakening.
Bovendien zal van verplichte uitbesteding naar verwachting geen noemenswaardig
effect uitgaan op de marktwerking op de onderhavige terreinen, hetgeen wel
werd beoogd.
Verder zij opgemerkt dat er vanuit de adviezen geen noodzaak ontstaat
om de huidige praktijk van de verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds
te wijzigen.
In het licht van de ontwikkelingen in het buitenland acht ik het zinvol
om de uitgangspositie van Nederland op de Europese markt voor pensioenen te
verstevigen. De adviezen ondersteunen de gedachte dat dit kan worden gerealiseerd
door de introductie van een algemene pensioeninstelling (API) zoals omschreven
in de achtergrondnotitie behorende bij de brief van 19 december 2006.
Een ander element dat nadrukkelijk aandacht zal moeten krijgen in de nadere
uitwerking betreft de artikelen 5 tot en met 7 in de Wet verplichte deelneming
in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Beide adviezen wijzen op de marktordenende
rol die de bedoelde artikelen spelen. Die rol verdient bij de nadere uitwerking
van een nieuw uitvoeringsmodel naar mijn mening bijzondere aandacht. Daarbij
zij opgemerkt dat er vanuit de adviezen geen noodzaak bestaat om de bedoelde
artikelen te wijzigen.
Het is mijn voornemen om u uiterlijk 1 juni te informeren over het
kabinetsstandpunt inzake de nadere uitwerking van de contouren van het uitvoeringsmodel.
Tegelijkertijd zal ik u dan informeren over de resultaten van het onderzoek
naar de mogelijkheden om knelpunten ten aanzien van de pensioenopbouw voor
zelfstandigen zonder personeel weg te nemen, in lijn met de eerdergenoemde
motie ter zake. Zoals eerder opgemerkt kan dat aanleiding geven voor verdere
aanpassingen in het uitvoeringsmodel.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner