30 413
Regels betreffende pensioenen (Pensioenwet)

nr. 85
TWEEDE NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID VERBEET C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 55

Ontvangen 25 september 2006

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel 55 wordt vervangen door:

Artikel 55. Keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen

1. Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een ouderdomspensioen, heeft de deelnemer of gewezen deelnemer het recht, in plaats van ouderdomspensioen of een deel van het ouderdomspensioen te kiezen voor partnerpensioen in elk geval:

a. bij beëindiging van het deelnemerschap; en

b. met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan; waarbij de hoogte van het partnerpensioen maximaal 70 percent bedraagt van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert.

2. Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een ouderdomspensioen, biedt de pensioenuitvoerder de deelnemer bij beëindiging van de deelneming en in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen standaard de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aan.

3. De pensioenuitvoerder waarborgt dat bij gebruikmaking van het keuzerecht geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen door vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet.

4. De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet dat voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid hetgeen inhoudt dat de collectieve actuariële waarde van het partnerpensioen, bedoeld in het eerste lid, dat wordt gekozen in plaats van het ouderdomspensioen, bedoeld in het eerste lid, ongeacht de datum waarop de keuze wordt gemaakt, ten minste gelijkwaardig is aan de op dezelfde grondslagen berekende collectieve actuariële waarde van dat ouderdomspensioen.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de inhoud van de keuzemogelijkheid, de wijze waarop de keuzemogelijkheid wordt geboden en de collectieve actuariële gelijkwaardigheid, bedoeld in het vierde lid.

6. De in het eerste lid omschreven mogelijkheid heeft geen betrekking op het deel van een ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.

7. Indien de deelnemer of gewezen deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge het tweede lid in het laatste jaar voor de ingang van het ouderdomspensioen is aangeboden, gaat de pensioenuitvoerder over tot het uitruilen van het ouderdomspensioen in partnerpensioen indien:

a. de pensioenovereenkomst niet voorziet in een aanspraak op partnerpensioen vanaf de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat; en

b. de deelnemer of gewezen deelnemer gehuwd is of een geregistreerde partnerrelatie heeft.

8. In de pensioenregeling wordt bepaald wat de verhouding is tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen na uitruil als bedoeld in het zevende lid.

9. Indien de uitruil, bedoeld in het zevende lid, ertoe zou leiden dat het ouderdomspensioen op jaarbasis lager wordt dan het op grond van artikel 60 bepaalde bedrag wordt de in het achtste lid bedoelde verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen zodanig aangepast dat het ouderdomspensioen op jaarbasis meer bedraagt dan het op grond van artikel 60 bepaalde bedrag.

Toelichting

Het amendement heeft tot doel het verbeteren van de positie van nabestaanden binnen de Pensioenwet. De laatste jaren heeft zich een verschuiving voorgedaan van partnerpensioenen op kapitaalbasis naar partnerpensioenen op risicobasis. Veel mensen met een partnerpensioen op risicobasis weten niet dat bij beëindiging van de deelneming de nabestaande geen recht meer heeft op nabestaandenpensioen bij overlijden. De indieners van het amendement streven naar een groter bewustzijn van deelnemers over de aard van de partnerregelingen en willen meer mogelijkheden realiseren voor het uitruilen van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen zodat ook bij beëindiging van de deelneming aan pensioenregeling er meer mogelijkheden zijn om nabestaandenpensioen te behouden. Het amendement voorziet in een wettelijke recht tot het omruilen zodanig dat de hoogte van het partnerpensioen maximaal 70 procent bedraagt van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert. In de voorgestelde Pensioenwet bestaat een recht op uitruil slechts bij beëindiging van deelneming wegens pensionering. Om calculerend gedrag van werknemers te voorkomen wordt een maximum percentage vastgelegd van het ouderdomspensioen ingeruild mag worden voor een partnerpensioen.

De deelnemers zijn vrij te kiezen of zij een deel van hun ouderdomspensioen omzetten in een partnerpensioen. Maar bij beëindiging van deelneming aan de regeling bij de pensioendatum moet de pensioenuitvoerder de deelnemer standaard aanbieden een deel van het ouderdomspensioen om te ruilen in een partnerpensioen.

Verbeet

Omtzigt

Bibi de Vries

Naar boven