30 413 Regels betreffende pensioenen (Pensioenwet)

Nr. 159 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2011

Hierbij bied ik u de rapportage van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) aan over de uitvoering en de resultaten van de evaluatie «dubbel toezicht»1. De evaluatie is uitgevoerd ter voldoening aan de motie De Vries, Depla en Mosterd (Kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 80). De uitvoering van de evaluatie door de IWI is aangekondigd in de brief van mijn ambtsvoorganger van 17 januari 2007 (Kamerstukken II, 2006/07, 30 413, nr. 94).

De motie De Vries c.s. voorzag in een evaluatie van de mogelijke dubbelingen in het toezicht op grond van de Pensioenwet door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM), twee jaar na inwerkingtreding van de Pensioenwet op 1 januari 2007. Om cumulatie met het door de minister van Financiën bij DNB en de AFM ingestelde onderzoek in het kader van de evaluatie van de Wet op het financieel toezicht (Wft) te voorkomen, is de afronding van de evaluatie «dubbel toezicht» aangehouden tot na de afronding van de evaluatie van de Wft, in de tweede helft van 2010.

De IWI concludeert in haar evaluatie dat zich bij de samenwerking tussen DNB en de AFM bij de uitvoering van het toezicht op grond van de Pensioenwet geen problemen voordoen en dat er van overlapping van toezicht of «dubbel toezicht» geen sprake is. Ik onderschrijf deze conclusie, en ik ben op grond van de evaluatie van mening dat het bestaande samenwerkingsconvenant tussen DNB en de AFM voldoende waarborgen biedt om dubbel toezicht te voorkomen.

Met het toezenden van de rapportage van de IWI meen ik op adequate wijze uitvoering te hebben gegeven aan de motie van uw Kamer.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven