30 413 Regels betreffende pensioenen (Pensioenwet)

Nr. 158 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2011

Op 10 juni jl. heeft het kabinet met sociale partners, verenigd in de Stichting van de Arbeid, een akkoord gesloten over de oudedagsvoorziening en de ouderenparticipatie. Dit akkoord bevat afspraken over het verbeteren van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, het stelsel van aanvullende pensioenen en de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

Naar aanleiding van de regeling van werkzaamheden van dinsdag 14 juni licht ik hieronder het verdere proces rond de onderdelen van het akkoord toe.

In de kern gaat het akkoord over drie onderdelen:

  • 1) aanpassing van de AOW en het Witteveenkader aan de stijgende levensverwachting,

  • 2) aanpassing van het financieel toetsingskader voor de aanvullende pensioenen,

  • 3) het bevorderen van duurzame inzetbaarheid.

Meest urgent, om financiële en uitvoeringstechnische redenen, is de behandeling in de Tweede Kamer van het eerste onderdeel. Voor het tweede onderdeel zal eerst nader onderzoek worden verricht, waaronder een doorrekening van de intergenerationele effecten.

1. Aanpassing AOW en Witteveenkader

Ten aanzien van de AOW bevat het akkoord van 10 juni afspraken over de koppeling van de AOW- en pensioenrichtleeftijd aan de levensverwachting, de flexibilisering van de AOW-leeftijd en een verhoging van het AOW-pensioen. In het verlengde hiervan hebben sociale partners en kabinet afspraken gemaakt over aanpassingen in het Witteveenkader. De aanpassing van het Witteveenkader leidt tot een besparing van 700 mln vanaf 2013. Uiterlijk 21 juni stuur ik u een voorontwerp van wet, waarin deze afspraken over AOW en Witteveenkader zijn uitgewerkt.

Met het oog op de noodzakelijke voortgang is op 10 mei het wetsvoorstel Verhoging pensioenleeftijd naar 66 jaar aan de Tweede Kamer aangeboden. Op 10 juni heeft u het Verslag bij dit wetsvoorstel vastgesteld. Op 16 juni ontvangt u de beantwoording hiervan in de vorm van een Nota naar aanleiding van het verslag.

Om de ingeboekte besparing van 700 miljoen te kunnen realiseren en de uitvoering voldoende voorbereidingstijd te geven, is het noodzakelijk dat de wijziging van AOW en Witteveenkader voor de zomer in de Tweede Kamer wordt behandeld. Na de politieke behandeling kunnen cao-partijen de voorgestelde aanpassingen meenemen in de onderhandelingen op decentraal niveau over een nieuwe pensioenregeling. Vervolgens zullen pensioenuitvoerders alle pensioenregelingen aan moeten passen aan de nieuwe regels rondom fiscale faciliëring van pensioensparen.

Ik verzoek u dan ook om nog voor het zomerreces met mij te spreken over het genoemde voorontwerp van wet en de Nota naar aanleiding van het verslag van het wetsvoorstel Verhoging pensioenleeftijd naar 66 jaar. Dit stelt mij in de gelegenheid uw standpunt mee te nemen bij het vervolg van het formele wetgevingstraject. Ik beoog het wetsvoorstel met de afspraken uit het akkoord van 10 juni nog voor de zomer voor spoedadvies aan de Raad van State te zenden. Het wetsvoorstel inclusief het nader rapport kunt u dan vlak na de zomer ontvangen. Op dat moment zal ik een voorstel doen voor de verdere behandeling van beide wetsvoorstellen.

2. Aanpassing Pensioenwet

Het akkoord van 10 juni bevat afspraken over een nieuwe vormgeving van pensioencontracten. Om dit mogelijk te maken is een aanpassing vereist van de Pensioenwet, in het bijzonder van het financieel toetsingskader (ftk). Het kabinet wil met de grootst mogelijke zorgvuldigheid omgaan met reeds bestaande pensioenrechten. Daarom zal ik samen met sociale partners enkele onderzoeken laten verrichten, voordat definitieve invulling kan worden gegeven aan de nieuwe pensioencontracten. Deze onderzoeken zijn ook aangekondigd in mijn brief van 10 juni waarin ik verslag heb gedaan van het overleg tussen het kabinet en de sociale partners (kamerstuk 30 413, nr. 157).

In de eerste plaats zal een onderzoek worden uitgevoerd naar de mogelijkheden om op het niveau van het pensioenfonds (collectief) een nieuw pensioencontract in te voeren voor reeds opgebouwde en nieuwe pensioenaanspraken, en naar de voorwaarden (normenkader) die daarbij zouden moeten worden gesteld om de risico’s voor de staat en de pensioenfondsen op een aanvaardbaar niveau te brengen.

In de tweede plaats zal een onderzoek worden uitgevoerd naar de mogelijkheden om deelnemers bij de overgang naar een nieuw contract een individuele keuze te geven voor het onderbrengen van hun reeds opgebouwde rechten in een nieuw pensioencontract, en de voorwaarden die daarbij zouden moeten gelden.

Bij deze onderzoeken komt ook de vraag aan de orde hoe de risico’s, de lusten en de lasten worden verdeeld over de verschillende generaties. De onderzoeken zullen dan ook niet uitsluitend betrekking hebben op de strikt juridische aspecten van de bedoelde overgang naar het nieuwe pensioencontract, ook uitvoeringstechnische aspecten zullen daarbij worden betrokken. Voor deze onderzoeken zal ik ook het Centraal Planbureau benaderen, om inzicht te verkrijgen in de effecten voor de diverse generaties. De exacte vragen zullen nauwkeurig moeten worden bepaald, ook in samenhang met de overige elementen van het onderzoek. De onderzoeksresultaten zullen dan ook niet op korte termijn beschikbaar kunnen zijn.

Naast de twee genoemde onderzoeken zal getoetst worden hoe de in het Uitvoeringsmemorandum van de Stichting van de Arbeid beschreven koers zich verhoudt tot de toezichts- en buffereisen die in EU-verband worden gesteld.

Het streven is om de onderzoeken uiterlijk in februari 2012 af te ronden. Dat betekent dat het wetsvoorstel met de aanpassing van de Pensioenwet in de loop van 2012 gereed zal zijn en dan aan de Tweede Kamer zal worden gezonden. Gelet op de vragen die er bij de Kamer over dit onderwerp leven, zijn mijn medewerkers beschikbaar voor een technische briefing op korte termijn.

3. Duurzame inzetbaarheid

Het derde element in het akkoord zijn de maatregelen om de arbeidsparticipatie van ouderen te verbeteren en de duurzame inzetbaarheid te bevorderen. Sociale partners hebben een plan gepresenteerd om de duurzame inzetbaarheid van werknemers structureel te verbeteren. Dit is van groot belang om ervoor te zorgen dat langer werken (tot de pensioenleeftijd) ook daadwerkelijk beter mogelijk wordt. Het kabinet heeft in de brief van 10 juni aangegeven hoe zij deze aanpak van duurzame inzetbaarheid zal ondersteunen. Daarmee is voldaan aan uw verzoek om nog voor de plenaire behandeling van de Wet verhoging pensioenleeftijd naar 66 jaar te vernemen welke maatregelen de regering gaat nemen om de arbeidsparticipatie van mensen van 65 jaar en jonger te bevorderen (brief 8 juni 2011, kenmerk 2011Z12254/2011D30327). Nog voor de zomer zal het kabinet u de nadere detaillering hiervan zenden.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

Naar boven