30 413 Regels betreffende pensioenen (Pensioenwet)

Nr. 156 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 april 2011

Bijgaand treft u ter kennisneming aan de beslissing op een bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingediend Wob-verzoek met betrekking tot een brief die de toenmalige Staatssecretaris van SZW, mede namens de toenmalige minister van Economische Zaken, op 7 augustus 2003 aan de Tweede Kamer heeft verzonden.1 In deze brief werd een reactie gegeven op vragen van, toenmalig lid van de Tweede Kamer, de heer B. Bakker over het toeslagfonds CIMK.

Het betreft een brief met een bijlage van vragen en antwoorden. Een aantal van deze vragen kon destijds alleen worden beantwoord met gegevens die afkomstig waren uit de door de Pensioen- en Verzekeringskamer (PVK) verkregen toezichtinformatie. De Tweede Kamer is destijds verzocht om drie van de, in de brief opgenomen, antwoorden vertrouwelijk te behandelen, omdat hierbij gebruik is gemaakt van vertrouwelijke toezichtsinformatie waarop een, in artikel 20a, lid 5 van de Pensioen- en Spaarfondsenwet, thans artikel 164, lid 6 van de Pensioenwet, neergelegde geheimhoudingsplicht van toepassing is. De Tweede Kamer heeft er toen voor gekozen om de gehele brief als vertrouwelijk te behandelen.

Blijkens bijgevoegde beslissing is de desbetreffende brief grotendeels openbaar gemaakt, met uitzondering van de eerste twee volzinnen van antwoord 1, de eerste en de laatste volzin van antwoord 2 en de volledige tekst van antwoord 6. Dit vanwege de voornoemde geheimhoudingsplicht.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven